ECLI:NL:RBGEL:2022:5271

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
21 september 2022
Publicatiedatum
9 september 2022
Zaaknummer
C/05/384473 / HA ZA 21-120
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
  • H.F.R. van Heemstra
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Erfdienstbaarheid van weg; verlegging en onredelijke beperking van gebruik; uitleg authentieke akte

In deze zaak, die voor de Rechtbank Gelderland is behandeld, betreft het een geschil over de erfdienstbaarheid van een weg tussen twee percelen. Eiseres, eigenaar van meerdere percelen, vordert dat gedaagden, die ook eigenaar zijn van aangrenzende percelen, bepaalde obstakels verwijderen die de toegang tot de weg belemmeren. De procedure is gestart na een eerdere bodemprocedure waarin een erfdienstbaarheid van weg is vastgesteld. Eiseres stelt dat gedaagden door het plaatsen van hekken en andere obstakels de erfdienstbaarheid onterecht hebben ingeperkt, waardoor het gebruik van de weg voor landbouwvoertuigen en andere zware voertuigen niet meer mogelijk is. Gedaagden betwisten dit en stellen dat de weg altijd een breedte van 3,2 meter heeft gehad en dat hun aanpassingen rechtmatig zijn.

De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat de erfdienstbaarheid zoals vastgelegd in de akte van 1996 geen specifieke breedte voor de weg vermeldt, maar dat de uitoefening van de erfdienstbaarheid niet onredelijk mag worden beperkt. De rechtbank heeft eiseres opgedragen bewijs te leveren dat de erfdienstbaarheid ook het gebruik door zware voertuigen omvatte. Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat gedaagden de erfdienstbaarheid niet op een manier mogen verleggen die het genot van eiseres vermindert. De zaak is aangehouden voor getuigenverhoren om de feitelijke situatie en de gebruikswijze van de erfdienstbaarheid verder te onderzoeken.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/384473 / HA ZA 21-120
Vonnis van 21 september 2022
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats] ,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. M.L. Dingemans te Amsterdam,
tegen

1.[gedaagde 1] ,

2.
[gedaagde 2],
beide wonende te [woonplaats] ,
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
advocaat mr. J. van der Vinne te Zwolle.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagden] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • Het tussenvonnis mondelinge behandeling van 30 juni 2021
  • De conclusie van antwoord in reconventie van 2 december 2021
  • het proces-verbaal van descente en mondelinge behandeling van 14 december 2021.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] is eigenaar van de percelen kadastraal bekend gemeente [woonplaats] , [perceelnummer] , [perceelnummer] , [perceelnummer] en [perceelnummer] . [eiseres] bewoont de woning gelegen op perceel [perceelnummer] , plaatselijk bekend als [adres] . [eiseres] is pachter van een deel van het daarbij gelegen perceel met nummer [perceelnummer] , dat in eigendom toebehoort aan [naam eigenaresse perceel] (hierna: [naam eigenaresse perceel] ) en plaatselijk bekend is als [adres] .
2.2.
[gedaagden] is eigenaar van het perceel kadastraal bekend gemeente [woonplaats] , [perceelnummer] . [gedaagden] bewoont de woning gelegen op het perceel, plaatselijk bekend als [adres] .
2.3.
De kadastrale kaart hieronder geeft de ligging van de percelen ten opzichte van elkaar weer. Een aantal percelen, of delen daarvan, heeft/hebben in het verleden een of meer andere kadastrale nummers gehad. Die andere nummers zijn, voor zover relevant, in de kaart tussen haakjes geplaatst.
2.4.
Het geschil van partijen heeft betrekking op hun vermeende rechten ten aanzien van de (op de kaart ingetekende) weg die is gelegen op perceel [perceelnummer] (eigendom van [gedaagden] ), langs de gehele noordwestelijke erfgrens daarvan; ‘tussen’ de percelen [perceelnummer] (eigendom van [eiseres] ) en [perceelnummer] . Deze weg (hierna: de weg) is de enige weg tussen perceel [perceelnummer] (eigendom van [eiseres] ) en de [straatnaam] / [straatnaam] , de openbare weg die is gelegen iets ten westen/noordwesten van de percelen [perceelnummer] en [perceelnummer] . Het westelijk deel van perceel [perceelnummer] bestaat uit grasland en was in het verleden middels een circa vier meter breed weidehek (langs de zuidwestzijde) bereikbaar vanaf de weg. Het oostelijk deel van perceel [perceelnummer] bestaat uit een verhard erf en was in het verleden niet voorzien van een hekwerk langs de zuidwestzijde. Perceel [perceelnummer] (dat door [eiseres] wordt gepacht) is met een (niet op de kaart zichtbare) weg verbonden met de [straatnaam] , de openbare weg die iets ten zuiden/zuidoosten van de percelen [perceelnummer] en [perceelnummer] is gelegen.
2.5.
In een in de openbare registers - onder [plaatsnaam] , deel [perceelnummer] - opgenomen akte van openbare veiling uit 1929, betrekking hebbende op de percelen die thans de nummers [perceelnummer] en [perceelnummer] dragen is onder meer vermeld:
‘(…) Perceel [perceelnummer]
De bouwmanswoning met bakhuis, schuur, twee tweeroeden hooibergen, erf, bouw- en grasland, weg en verder aanbehooren onder [woonplaats] nabij den [straatnaam] bij het kadaster der gemeente [woonplaats] bekend in [perceelnummer] , [perceelnummer] en [perceelnummer] samen groot een hectare zes en vijftig aren zesendertig centiaren. (…)’
2.6.
In 1934 hebben de percelen met de nummers [perceelnummer] , [perceelnummer] en [perceelnummer] gezamenlijk nummer [perceelnummer] gekregen. Op enig moment daarna heeft dat perceel het nummer [perceelnummer] gekregen.
Erfdienstbaarheid 1956
2.7.
Bij notariële akte van 14 november 1956 is perceel [perceelnummer] en een deel van perceel [perceelnummer] geleverd aan [naam eigenaar perceel] (hierna: [naam eigenaar perceel] ). In de akte is onder meer vermeld:
‘(…) bij deze in volle eigendom overdraagt aan (…) [naam eigenaar perceel] (…): De ondergrond van een bouwmanswoning en schuur, erf, tuin, bouw- en grasland en verder aanbehoren aan en nabij de [straatnaam] onder [woonplaats] , groot ongeveer een en veertig Are vijftig Centiare, kadastraal bekend Gemeente [woonplaats] [perceelnummer] , uitmakende het gehele nummer [perceelnummer] en een gedeelte van nummer [perceelnummer] , zoals op het terrein kennelijk is aangeduid.
(…)
De comparanten verklaarden, dat deze koopovereenkomst is geschied (…) onder de volgende: BEDINGEN:
1. (…)
2. Het bij deze verkochte onroerend goed zal zijn belast met de erfdienstbaarheid van weg tot gebruik en ten nutte van het niet-verkochte deel met gemeld kadasterperceel nummer [perceelnummer] en de percelen, kadastraal bekend Gemeente [woonplaats] , [perceelnummer] en [perceelnummer] , (…) uit te oefenen langs de [straatnaam] van het lijdend erf op de thans bestaande voet, welke uitweg een breedte moet hebben van drie en een halve meter.
(…)
Het bij deze verkochte en de aan de verkoopster verblijvende onroerende goederen zullen verder over en weer niet ten behoeve of ten laste van elkander zijn bevoorrecht of belast met de erfdienstbaarheden van weg, rijpad, dreef, voetpad of enige dergelijke erfdienstbaarheid, zodat de koper geen gebruik meer kan maken van de weg over het aan verkoopster verblijvende onroerend goed naar de [straatnaam] ’.
Perceel [perceelnummer] behoorde reeds toe aan [naam eigenaar perceel] . Op enig moment is perceel [perceelnummer] ontstaan uit de percelen [perceelnummer] , [perceelnummer] (deels) en [perceelnummer] (deels).
Erfdienstbaarheid 1958 en 1996
2.8.
Bij notariële akte van 13 maart 1958 is het noordelijke deel van perceel [perceelnummer] (voormalig nummer [perceelnummer] ) toebedeeld aan [namen eigenaren perceel] (hierna: [namen eigenaren perceel] ). Daarbij is een erfdienstbaarheid van weg gevestigd ten behoeve van dit perceel en ten laste van het overige deel van het perceel. Omdat nog geen jaar later ook de rest van het perceel (voormalige nummer [perceelnummer] en [perceelnummer] ) is toebedeeld aan [namen eigenaren perceel] , is de erfdienstbaarheid van rechtswege komen te vervallen.
2.9.
Bij notariële akte van 19 januari 1996 is het noordelijke deel van perceel [perceelnummer] aan [naam eigenaar perceel] (hierna: [naam eigenaar perceel] ) geleverd. In de akte is, voor zover van belang, vermeld:
‘(…)
HET VERKOCHTE, LEVERING
(…) Van het verkochte is de ongeveer zuid-zuidwestelijke grens ter plaatse duidelijk aangegeven door de ter plaatse aangebrachte afpaling.
(…)
Artikel 2. Leveringsverplichting, juridische en feitelijke staat, gebruik(…)
(…)
4 Het verkochte is reeds een aantal jaren als weiland, opslagruimte en werkplaats in gebruik bij de koper. (…)
(…)
BIJZONDERE BEPALINGEN, ERFDIENSTBAARHEDEN(…)
1. Voor bestaande erfdienstbaarheden wordt verwezen naar hetgeen vermeld is in vorenstaande akte van verdeling van dertien maart negentienhonderd achtenvijftig waarin woordelijk staat vermeld:
“ten behoeve van het bij deze toegedeelde onroerend goed en ten laste van het overige gedeelte van het kadastrale perceel der gemeente [woonplaats] [perceelnummer] wordt gevestigd de erfdienstbaarheid van weg naar en van de [straatnaam] op de thans bestaande voet.”
Deze erfdienstbaarheid is van rechtswege vervallen doordat het heersend en het dienend erf naderhand (bij genoemde akte van verdeling van zestien februari negentienhonderd negenenvijftig) beide eigendom zijn geworden van (…) [namen eigenaren perceel] .
2. Mede ter uitvoering van de koopovereenkomst en als gevolg van het hiervoor sub 1 bepaalde, wordt bij deze gevestigd de erfdienstbaarheid van weg om te komen van en te gaan naar de [straatnaam] op de thans bestaande wijze, zulks ten behoeve van het bij deze overgedragen gedeelte van het kadastraal perceel gemeente [woonplaats] [perceelnummer] (plaatselijk bekend [adres] ), en ten laste van het aan verkopers in eigendom verblijvende gedeelte van het kadastrale perceel gemeente [woonplaats] [perceelnummer] (plaatselijk bekend [adres] ). (…)’
2.10.
In 1996 is de weg door (onder meer) een schoonzoon van [namen eigenaren perceel] , [naam] (hierna: [naam] ), voorzien van nieuwe bestrating.
2.11.
Bij notariële akte van 11 juni 1998 is perceel [perceelnummer] geleverd aan [namen eigenaren perceel] (hierna: [namen eigenaren perceel] ). Bij notariële akte van 15 april 2016 is perceel [perceelnummer] geleverd aan [gedaagden] In de akten is onder meer vermeld:
‘(…)
Bestaande erfdienstbaarheden
Voor bestaande erfdienstbaarheden wordt verwezen naar:
1. hetgeen is vermeld in de akte van levering, negentien januari negentienhonderd zesennegentig (…) waarin woordelijk staat vermeld:
“Mede ter uitvoering van de koopovereenkomst en als gevolg van het hiervoor sub 1 bepaalde, wordt bij deze gevestigd de erfdienstbaarheid van weg om te komen van en te gaan naar de [straatnaam] op de thans bestaande wijze, zulks ten behoeve van het bij deze overgedragen gedeelte van het kadastraal perceel gemeente [woonplaats] [perceelnummer] (plaatselijk bekend [adres] ), en ten laste van het aan verkopers in eigendom verblijvende gedeelte van het kadastrale perceel gemeente [woonplaats] [perceelnummer] (plaatselijk bekend [adres] )”
(…)
2. hetgeen is vermeld in de akte van levering, veertien november negentienhonderd zesenvijftig (…) waarin woordelijk staat vermeld:
“Het bij deze verkochte onroerend goed zal zijn belast met de erfdienstbaarheid van weg tot gebruik en ten nutte van het niet-verkochte deel met gemeld kadasterperceel nummer [perceelnummer] en de percelen, kadastraal bekend Gemeente [woonplaats] , [perceelnummer] en [perceelnummer] , (…) uit te oefenen langs de [straatnaam] van het lijdend erf op de thans bestaande voet, welke uitweg een breedte moet hebben van drie en een halve meter. (…)”
(…)’.
2.12.
Bij notariële akte van 14 juni 2011 is perceel [perceelnummer] geleverd aan [eiseres] . In de akten is onder meer vermeld:
‘(…)
ERFDIENSTBAARHEDEN EN/OF BIJZONDERE BEPALINGEN
Ten aanzien van met betrekking tot het verkochte bestaande erfdienstbaarheden (…) wordt verwezen naar een akte van (…) veertien november negentienhonderd zes en vijftig (…) waarin onder meer het navolgende woordelijk staat vermeld:
“Het bij deze verkochte onroerend goed zal zijn belast met de erfdienstbaarheid van weg tot gebruik en ten nutte van het niet-verkochte deel met gemeld kadasterperceel nummer [perceelnummer] en de percelen, kadastraal bekend Gemeente [woonplaats] , [perceelnummer] en [perceelnummer] , (…) uit te oefenen langs de [straatnaam] van het lijdend erf op de thans bestaande voet, welke uitweg een breedte moet hebben van drie en een halve meter. (…)”
(…)’.
Erfdienstbaarheid 2016
2.13.
Bij dagvaarding van 2 december 2014 heeft [eiseres] tegen [namen eigenaren perceel] een bodemprocedure aanhangig gemaakt bij deze rechtbank. Bij vonnis van 25 mei 2016 heeft de rechtbank (onder meer) voor recht verklaard:
‘(…) dat door verjaring een erfdienstbaarheid van weg is ontstaan om te komen van en te gaan naar de openbare wegen [straatnaam] en [straatnaam] te [woonplaats] , ten gunste van het perceel van [eiseres] en ten laste van een gedeelte van het perceel van [namen eigenaren perceel] , welk gedeelte is begrensd aan de noordkant door het perceel van [naam eigenaar perceel] (kadastraal bekend (…) nummer [perceelnummer] ), aan de oostkant door het perceel van [eiseres] (kadastraal bekend (…) [perceelnummer] ) en aan de zuidkant door een door [namen eigenaren perceel] geplaatst hek en het perceel van [namen eigenaren perceel] (kadastraal bekend (…) [perceelnummer] ), en welk gedeelte een breedte heeft van circa 3 meter en een lengte van circa 88 meter, met aldus een oppervlakte van circa 264 m2, met dien verstande dat het niet is toegestaan gebruik te maken van de erfdienstbaarheid van weg met zware motorvoertuigen, zoals vrachtwagens, tractoren, landbouwmachines en graafwerktuigen, behoudens incidenteel gebruik, enkele keren per jaar, met een tractor met aanhanger en een paardenwagen voor één of twee paarden; (…)’.
Het vonnis is in kracht van gewijsde gegaan.
2.14.
Bij notariële akte van 18 november 2015 zijn de percelen [perceelnummer] en [perceelnummer] aan [eiseres] geleverd.
2.15.
Omstreeks 2018 heeft [gedaagden] op zijn perceel diverse camera’s opgehangen die zicht geven op de weg en deels op de percelen [perceelnummer] en [perceelnummer] . Ook heeft [gedaagden] aan het begin van de weg (bezien vanaf de openbare weg) een drempel neergelegd die een hoogte heeft van 8 cm. Daarnaast heeft [gedaagden] een verkeersbord geplaatst dat een geslotenverklaring voor vrachtwagens, tractoren, landbouwmachines en graafwerktuigen aanduidt. [gedaagden] heeft het hekwerk langs de zuidzijde van de weg geheel of gedeeltelijk verplaatst en voorzien van prikkeldraad.
2.16.
Bij dagvaarding van 2 november 2018 heeft [gedaagden] tegen [eiseres] een kortgedingprocedure aanhangig gemaakt bij deze rechtbank. Bij vonnis van 28 november 2018 heeft de voorzieningenrechter [eiseres] onder meer, op straffe van een dwangsom, verboden gebruik te maken en/of te laten maken van de weg met zware motorvoertuigen, zoals vrachtwagens, tractoren, landbouwmachines en graafwerktuigen, behoudens incidenteel gebruik, enkele keren per jaar, met een tractor met aanhanger en een paardenwagen voor één of twee paarden.
2.17.
Na het overlijden van [naam eigenaar perceel] op [datum] heeft [eiseres] perceel [perceelnummer] van hem geërfd.
2.18.
Bij brief van (omstreeks) 17 oktober 2019 heeft [gedaagden] aan [eiseres] onder meer het volgende bericht:
‘(…) Nu [naam eigenaar perceel] is overleden is er geen sprake meer van recht van overpad voor perceel [perceelnummer] .
Dit omdat er een persoonsgebonden gedoog contract was voor [naam eigenaar perceel] .
Opgesteld op 19 september 2001.
Het is niet toegestaan dat de nu bestaande in en uitrit van perceel [perceelnummer] , aan de zuidzijde, word gebruikt door derde. ( zie bijlage 1.) Dus ook niet door de bewoners van [adres] om daar in en uit te rijden of te parkeren.
Met de tijd gaan wij de zuidzijde van perceel [perceelnummer] voorzien van een hekwerk.
Mochten wij constateren dat deze in en uitrit wordt gebruikt door derde dan zullen wij het afsluiten versnellen. (…)’
2.19.
Vervolgens heeft [gedaagden] langs de weg, op of langs de erfgrens tussen de percelen [perceelnummer] en [perceelnummer] , een hekwerk geplaatst.
2.20.
In de periode van november 2019 tot en met juli 2020 is door/namens partijen gesproken en gecorrespondeerd over met name het bestaan van erfdienstbaarheden, de inhoud daarvan en de juiste uitoefening daarvan (door [eiseres] ) dan wel hindering van de uitoefening daarvan (door [gedaagden] ). Ook is gecorrespondeerd over verlegging door [gedaagden] van de ten behoeve van perceel [perceelnummer] gevestigde erfdienstbaarheid.
2.21.
Op 31 december 2020 heeft het Kadaster in opdracht van [eiseres] een grensreconstructie uitgevoerd. De kosten hiervan bedroegen € 485,00.

3.Het geschil

in conventie

3.1.
[eiseres] vordert dat de rechtbank, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagden] hoofdelijk veroordeelt:
I. om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis (primair) het in 2018 geplaatste hekwerk aan de noordkant van de weg te verwijderen en verwijderd te houden, dan wel (subsidiair) het in 2018 geplaatste en eind 2019 uitgebreide hekwerk aan de noordzijde van de weg ter plaatse van het vier meter brede weidehek (dat toegang biedt tot het grasland in het westelijk deel) en ter plaatse van het verharde erf in het oostelijk deel te verwijderen en verwijderd te houden;
II. om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis het in 2018 verplaatste hekwerk aan de zuidkant van de weg terug te plaatsen op de oorspronkelijke plek;
III. om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis het prikkeldraad om de bovenste stang van het hekwerk aan de zuidkant te verwijderen en verwijderd te houden;
IV. om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis de drempel en het verkeersbord te verwijderen en verwijderd te houden;
V. om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis de camera aan het begin van de weg en de wildcamera te verwijderen en verwijderd te houden, althans ten aanzien van de camera aan het begin van de weg deze alleen op de inrit van de weg te richten en lager te hangen;
VI. tot betaling van een dwangsom van € 2.500,00 indien niet (tijdig) wordt voldaan aan het hiervoor gevorderde onder I tot en met V alsmede voor iedere overtreding van het hiervoor gevorderde onder I tot en met V nadien;
VII. in de buitengerechtelijke kosten van € 925,00, althans een in goede justitie te bepalen bedrag;
VIII. in de kosten van de grensreconstructie van € 485,00;
IX. in de kosten van deze procedure, waaronder begrepen salaris advocaat en de nakosten;
X. tot betaling van de wettelijke rente over de kosten onder VII, VIII en IX wanneer deze niet binnen 14 dagen na dagtekening van dit vonnis zijn betaald tot de dag van volledige betaling.
3.2.
[gedaagden] voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, ingegaan.
in reconventie
3.4.
[gedaagden] vordert dat de rechtbank, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
Primair:
I. verklaart voor recht dat [gedaagden] de erfdienstbaarheid van weg zoals gevestigd bij akte van 19 januari 1996 ten behoeve van het perceel kadastraal bekend gemeente [woonplaats] , [perceelnummer] en ten laste van het perceel kadastraal bekend gemeente [woonplaats] , [perceelnummer] rechtsgeldig heeft verlegd conform de weergave op de kadastrale kaart overgelegd als productie 13 subsidiair productie 15;
Subsidiair:
II. verklaart voor recht dat de erfdienstbaarheid van weg zoals gevestigd bij akte van 19 januari 1996 inhoudt het recht om te komen van en te gaan naar de [straatnaam] ten behoeve van het perceel kadastraal bekend gemeente [woonplaats] , [perceelnummer] en ten laste van een gedeelte van het perceel kadastraal bekend gemeente [woonplaats] , [perceelnummer] , welk gedeelte aan de noord- en zuidkant is begrensd door hekwerken, en welk gedeelte een breedte heeft van circa 3,20 meter, met dien verstande dat het niet is toegestaan om gebruik te maken van de erfdienstbaarheid van weg met zware motorvoertuigen, behoudens incidenteel gebruik met kleine vrachtwagens en kleine tractoren;
III. [eiseres] veroordeelt om de erfdienstbaarheid overeenkomstig de gegeven verklaring voor recht te eerbiedigen, op straffe van een dwangsom van € 500,00 voor iedere dag of iedere keer dat [eiseres] in strijd handelt met de gegeven verklaring voor recht tot een maximum van € 20.000,00;
Primair en subsidiair:
IV. [eiseres] veroordeelt in de kosten van deze procedure, alsmede in de wettelijke rente over de totale kostenveroordeling vanaf twee weken na dit vonnis, respectievelijk de datum van betekening van het vonnis.
3.5.
[eiseres] voert verweer.
3.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, ingegaan.

4.De beoordeling in conventie en reconventie

De weg

4.1.
Op bovenstaande foto is de weg afgebeeld, gezien vanuit het perceel van [eiseres] ( [perceelnummer] ). Links op de foto ziet men de tuin van [gedaagden] De tuin is van de weg afgesloten door een hek (het zuidelijke hek). Aan de noordelijke kant van de weg (rechts van de weg op de foto) loopt een hek dat op de grens staat van het perceel van [gedaagden] ( [perceelnummer] ) en het grasland met verhard deel van [eiseres] ( [perceelnummer] ) (het noordelijke hek).
4.2.
Op deze hekken zien de vorderingen I, II en III in conventie van [eiseres] .
4.3.
[eiseres] vordert dat [gedaagden] het noordelijke hek verwijdert en het zuidelijke hek in zuidelijke richting verplaatst. Daartoe voert zij aan dat [gedaagden] met het plaatsen van het noordelijke hek en het verplaatsen van het zuidelijke hek de weg heeft versmald van 3,5 meter tot 3,0 meter waarmee de diverse erfdienstbaarheden ontoelaatbaar zijn beperkt. Dit geldt ook voor het afsluiten van het toegangshek.
4.4.
[gedaagden] betwist dat de erfdienstbaarheid een weg met een breedte van 3,5 meter inhoudt. Hij voert aan dat de weg altijd een breedte heeft gehad van 3,2 meter, inclusief de opsluitbanden en dat de weg die breedte nog steeds heeft. Verder betwist [gedaagden] dat hij het zuidelijke hek in noordelijke heeft verplaatst. Hij stelt dat hij enkel het hek opnieuw heeft uitgelijnd, zodat het recht staat.
4.5.
Met betrekking tot de afsluiting van het toegangshek, stelt [gedaagden] dat hij daarmee rechtmatig gebruik maakt van de bevoegdheid van de eigenaar van het heersend erf om voor de uitoefening van de erfdienstbaarheid een ander gedeelte van het erf aan te wijzen, mits deze verplaatsing zonder vermindering van genot voor de eigenaar van het heersende erf mogelijk is (art 5:73 BW). Hierop ziet ook de primaire vordering in reconventie onder I.
Versmalling van de weg
4.6.
De rechtbank zal eerst ingaan op de feitelijke vraag of [gedaagden] de weg heeft versmald door de verplaatsing van het zuidelijke hek en de plaatsing van het noordelijke hek.
4.7.
Ten aanzien van het zuidelijke hek, voert [gedaagden] aan dat hij daarmee alleen heeft beoogd het hek in een rechte lijn te laten lopen en niet om de weg te versmallen. [gedaagden] heeft echter onvoldoende gemotiveerd weersproken dat het opnieuw uitlijnen van het hek ertoe heeft geleid dat de weg, in ieder geval deels, is versmald.
4.8.
Ten aanzien van het plaatsen van het noordelijke hek, heeft [gedaagden] niet weersproken dat dit leidt tot een versmalling van de weg.
4.9.
Feitelijk is daarmee vast komen te staan dat het (ver)plaatsen van de hekwerken heeft geleid tot een versmalling van de weg. Dit enkele gegeven brengt echter nog niet mee dat de op de weg rustende erfdienstbaarheden op een onaanvaardbare wijze zijn ingeperkt. Indien immers die versmalling niet aan de gewone uitoefening van de erfdienstbaarheden in de weg staan, levert dat geen onaanvaardbare beperking op. De rechtbank zal daarom aan de hand van de door [eiseres] ingeroepen erfdienstbaarheden beoordelen of het versmallen van de weg daarop een inbreuk is.
Erfdienstbaarheid 1956
4.10.
Voor zover [eiseres] zich beroept op de erfdienstbaarheid die wordt gevestigd in de notariële akte van 14 november 1956 (zie hierboven onder r.o. 2.7), treft dat beroep geen doel. In die akte wordt immers geen recht van erfdienstbaarheid gevestigd ten laste van (thans) perceel [perceelnummer] maar ten laste van hetgeen in die akte staat geschreven als “het verkochte”, zijnde het gehele nummer [perceelnummer] en een gedeelte van nummer [perceelnummer] . Deze nummers corresponderen heden ten dage met perceel [perceelnummer] . Deze erfdienstbaarheid heeft derhalve geen betrekking op de weg.
Erfdienstbaarheid 1958 en 1996
4.11.
Voorts beroept [eiseres] zich op de erfdienstbaarheid die bij akte van levering van 1996 is gevestigd ten behoeve van perceel [perceelnummer] . Daarin staat dat een erfdienstbaarheid van weg wordt gevestigd “op de thans bestaande wijze”. [eiseres] stelt dat, nu deze erfdienstbaarheid geen beperkingen bevat ten aanzien van het type wegverkeer dat daarover heen mag rijden, deze weg ook geschikt dient te zijn voor grotere weggebruikers, zoals landbouwmachines en graafwerktuigen. Volgens de plaatselijke gewoonte, is een weg 3,5 meter breed, zoals ook blijkt uit de breedte van de nabijgelegen openbare weg, de [straatnaam] . Ook stelt [eiseres] dat de weg in 1996 reeds een breedte had van 3,5 meter.
4.12.
De rechtbank overweegt in dit verband als volgt. Artikel 5:73 lid 1 BW bepaalt dat de inhoud van de erfdienstbaarheid en de wijze van uitoefening worden bepaald door de akte van vestiging en, voor zover in die akte regelen daaromtrent ontbreken, door de plaatselijke gewoonte. Is een erfdienstbaarheid te goeder trouw geruime tijd zonder tegenspraak op een bepaalde wijze uitgeoefend, dan is in geval van twijfel deze wijze van uitoefening beslissend. Bij de uitleg van een notariële akte, komt het aan op de in de notariële akte tot uitdrukking gebrachte partijbedoeling, die moet worden afgeleid uit de in deze akte gebezigde bewoordingen, uit te leggen naar objectieve maatstaven in het licht van de gehele inhoud van de akte.
4.13.
Anders dan de aanduiding “op de thans bestaande wijze”, bevat de leveringsakte geen andere informatie over de omvang van de erfdienstbaarheid. De rechtbank is van oordeel dat, naar normaal spraakgebruik, met de “op de thans bestaande wijze” wordt geduid op het doel van de erfdienstbaarheid en niet zozeer op de precieze afmetingen van de weg.
4.14.
Voor zover [eiseres] betoogt dat bij de uitleg van de erfdienstbaarheid ook betekenis toekomt aan de omvang van de erfdienstbaarheid zoals die in 1958 is gevestigd, volgt de rechtbank haar daarin niet. De bewoording “op de thans bestaande wijze” wijst immers op de situatie in 1996 en niet de situatie in 1958. Met deze akte is niet beoogd de erfdienstbaarheid in 1958 te doen herleven maar is een nieuwe erfdienstbaarheid gevestigd naar de situatie van het moment van vestiging daarvan.
4.15.
Dit brengt mee dat, ook indien vast komt te staan dat [gedaagden] de weg heeft versmald door het verplaatsen van het zuidelijke hek en het plaatsen van het noordelijke hek, dat alleen dan een ongeoorloofde inperking van de erfdienstbaarheid is indien daardoor de weg niet meer kan worden gebruikt op de wijze die in de akte uit 1996 is beoogd.
4.16.
[gedaagden] heeft gemotiveerd betwist dat het ooit de bedoeling is geweest de weg te gebruiken voor groot materieel zoals door [eiseres] is gesteld.
4.17.
Bij deze stand van zaken is vooralsnog niet vast komen te staan dat de erfdienstbaarheid die in 1996 is gevestigd vereist dat de weg een breedte heeft van 3,5 meter. De rechtbank zal daarom aan [eiseres] opdragen te bewijzen dat de wijze waarop de erfdienstbaarheid op het moment van de vestiging daarvan in 1996 werd uitgeoefend, mede inhield het gebruik door (grote) landbouwwerktuigen en graafmachines, waarvoor een breedte van 3,5 meter vereist is.
4.18.
Indien zij slaagt in het bewijs, zullen de vorderingen van [eiseres] met betrekking tot het verplaatsen en/of weghalen van de hekken worden toegewezen, voor zover noodzakelijk om de erfdienstbaarheid te kunnen uitoefenen.
4.19.
Voor zover de vordering in reconventie onder II ziet op de breedte van de weg, houdt de rechtbank de beoordeling daarvan aan, in afwachting van de uitkomst van de aan [eiseres] verstrekte bewijsopdracht. Voor zover [gedaagden] vordert dat voor recht wordt verklaard dat het gebruik van de weg slechts
incidenteelmet gebruik van kleine vrachtwagens en tractoren is toegestaan, geldt eveneens dat dit niet zonder meer blijkt uit de bewoording van de akte uit 1996. Het is derhalve aan [gedaagden] om te bewijzen dat dergelijk gebruik slechts incidenteel is toegestaan. Dat bewijs zal derhalve aan [gedaagden] worden opgedragen.
4.20.
Voor zover [gedaagden] vordert dat [eiseres] wordt geboden, op straffe van een dwangsom, de grenzen van de verschillende erfdienstbaarheden te eerbiedigen (vordering in reconventie onder III), zal dat worden afgewezen. [gedaagden] heeft onvoldoende gesteld dat er een gevaar is dat [eiseres] zich niet aan de door de rechtbank vast te stellen omvang van de erfdienstbaarheden zal houden.
De verlenging van het noordelijke hek
4.21.
Op onderstaande foto is te zien dat [gedaagden] het noordelijke hek in 2019 heeft verlengd, waardoor het niet meer mogelijk was vanaf de bestaande uitweg op het oostelijk deel van perceel [perceelnummer] de weg op te rijden.
4.22.
De vordering in conventie onder I, alsmede de primaire vordering in reconventie onder I zien op dit laatste stuk hek.
4.23.
[gedaagden] stellen dat zij met het plaatsen van dit hek gebruik hebben gemaakt van het recht om de erfdienstbaarheid te verplaatsen, zoals bedoeld in artikel 5:73 lid 2 BW. [eiseres] kan immers ook via het hek dat zich bevindt aan de westelijke kant van perceel [perceelnummer] het perceel verlaten en via het westelijk deel van de weg de openbare weg bereiken.
4.24.
[eiseres] brengt daar tegenin dat het op deze wijze verleggen van de erfdienstbaarheid, niet voldoet aan het in artikel 5:73 lid 1 BW opgenomen vereiste dat de verlegging niet leidt tot een vermindering van het genot van de eigenaar van het heersende erf.
4.25.
De rechtbank oordeelt hierover als volgt. De door [gedaagden] voorgestelde verplaatsing van de erfdienstbaarheid brengt mee dat het oostelijke, verharde deel van perceel [perceelnummer] niet meer via de weg kan worden bereikt. Om daar te komen, zou [eiseres] dan over onverhard grasland moeten rijden om de verharding te bereiken. Bij natte omstandigheden, wordt het oostelijk deel van perceel [perceelnummer] voor gewoon verkeer onbereikbaar. Dit kan niet anders worden opgevat dan als een vermindering van het genot dat [eiseres] aan de erfdienstbaarheid ontleent. Het is [gedaagden] derhalve niet toegestaan de erfdienstbaarheid op deze wijze te verplaatsen en [gedaagden] zal dit deel van het hek moeten verwijderen. In zoverre is de vordering in conventie toewijsbaar en ligt de vordering in reconventie onder I voor afwijzing gereed.
Prikkeldraad
4.26.
[eiseres] vordert dat het prikkeldraad dat [gedaagden] aan het zuidelijke hek heeft bevestigd wordt verwijderd. [eiseres] stelt dat dit een gevaar vormt voor passerende personen en dieren.
4.27.
[gedaagden] betwist dat dit prikkeldraad een gevaar vormt.
4.28.
De rechtbank overweegt als volgt. Het prikkeldraad bevindt zich op zodanige hoogte dat een persoon of een dier ter grootte van, bijvoorbeeld, een paard daardoor kan worden verwond indien tegen het hek wordt aangelopen. Omdat dit hek pal aan de weg grenst, is niet onvoorstelbaar dat, bijvoorbeeld wanneer een fietser of een paard een tegemoetkomende auto moet passeren, die fietser of dat paard tegen het hek aanrijdt of -loopt. Daarmee is dit prikkeldraad gevaarzettend en derhalve onrechtmatig. [gedaagden] heeft ook geen redelijk te respecteren belang gesteld bij de instandhouding van het prikkeldraad. Hij zal dit derhalve moeten verwijderen.
Drempel
4.29.
[eiseres] vordert dat de verkeersdrempel die [gedaagden] op de weg heeft verplaatst, wordt verwijderd. Zij stelt daarvan hinder te ondervinden doordat de drempel met een volgeladen auto alleen stapvoets kan worden begaan. De drempel voldoet volgens [eiseres] ook niet aan de wettelijke vereisten.
4.30.
[gedaagden] werpt op dat de drempel gerechtvaardigd is om redenen van verkeersveiligheid. Verder betwist [gedaagden] dat de drempel niet voldoet aan de daaraan volgens [eiseres] te stellen eisen, voor zover die al van toepassing zijn op een particuliere weg. Ook betwist [gedaagden] dat auto’s schade (kunnen) ondervinden als gevolg van de drempel.
4.31.
De rechtbank zal de vordering tot verwijdering van de drempel afwijzen. [gedaagden] heeft een gerechtvaardigd belang bij het treffen van maatregelen die de snelheid van het verkeer over de weg ter hoogte van zijn eigen uitgang beperken. Dat deze drempel schade veroorzaakt of strijdig is met enige ten aanzien van een particuliere weg toepasselijke regel, is door [eiseres] , in het licht van de door [gedaagden] opgeworpen verweren, onvoldoende onderbouwd.
Verkeersbord
4.32.
[eiseres] vordert dat het door [gedaagden] geplaatste verkeersbord waarop staat dat vrachtwagens, tractoren, landbouwmachines en graafwerktuigen de weg niet op mogen rijden, wordt verwijderd.
4.33.
[gedaagden] voert aan dat dit verkeersbord zich verhoudt met de omvang van de gevestigde erfdienstbaarheden.
4.34.
De rechtbank zal [gedaagden] bevelen het verkeersbord te verwijderen. Naar zijn eigen stelling is de weg toegankelijk voor tractoren en kleine vrachtwagens ten behoeve van perceel [perceelnummer] , zij het incidenteel. Daarmee verhoudt dit bord zich niet.
Camera’s
4.35.
[eiseres] vordert dat [gedaagden] de camera aan het begin van de weg, alsmede de wildcamera in de tuin van [gedaagden] verwijdert. Deze camera’s staan volgens [eiseres] mede gericht op de percelen van [eiseres] en vormen daarmee in inbreuk op haar persoonlijke levenssfeer.
4.36.
[gedaagden] betwist dat de camera aan het begin van de weg (nu nog) op de percelen van [eiseres] gericht staat. Verder voert hij aan dat de wildcamera een bereik heeft van 10 meter terwijl deze meer dan 10 meter van de erfgrens afstaat. Dat geen inbreuk wordt gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [eiseres] , volgt volgens [gedaagden] ook uit de afbeeldingen die hij heeft overgelegd, waaruit het gezichtsveld van de camera’s blijkt.
4.37.
De rechtbank is van oordeel dat de wildcamera geen inbreuk vormt op de persoonlijke levenssfeer van [eiseres] . [gedaagden] heeft onweersproken gesteld dat deze alleen wordt geactiveerd door passerend wild binnen 10 meter van de camera. Uit de door [gedaagden] overgelegd afbeelding blijkt ook niet dat het perceel van [eiseres] , dan wel zich daarop begevende personen, zichtbaar zijn.
4.38.
Dit is anders waar het gaat om de camera die is geplaatst aan het einde van de weg. Op de door [gedaagden] overgelegde afbeelding is te zien dat met dezer camera kan worden geregistreerd wie er zich naar en van de woning van [eiseres] over de weg begeven. Daarmee is sprake van inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van [eiseres] . [gedaagden] heeft geen omstandigheden aangevoerd die deze inbreuk rechtvaardigen. [gedaagden] zal de camera derhalve moeten weghalen, althans deze zo plaatsen dat geen opnames kunnen worden gemaakt van personen die zich over de weg begeven naar de woning van [eiseres] .
Buitengerechtelijke kosten, kosten grensreconstructie
4.39.
Nu de vorderingen in conventie niet zien op de betaling van een geldsom of schadevergoeding, is er geen grondslag voor de toewijzing van buitengerechtelijke kosten. Artikel 6:96 lid 2 sub c kan ook niet worden ingeroepen om de door [eiseres] gemaakte kosten ten behoeve van een grensreconstructie vergoed te krijgen. Deze vorderingen zullen worden afgewezen.
Overige beslissingen
4.40.
Alle overige beslissingen zullen worden aangehouden.

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
draagt [eiseres] op te bewijzen dat de wijze waarop de erfdienstbaarheid op het moment van de vestiging daarvan in 1996 werd uitgeoefend, mede inhield het gebruik door (grote) landbouwwerktuigen en graafmachines, waarvoor een breedte van 3,5 meter vereist is,
5.2.
bepaalt dat, voor zover [eiseres] dit bewijs door middel van getuigen wil leveren, het getuigenverhoor zal plaatsvinden op de terechtzitting van mr. H.F.R. van Heemstra in het Paleis van Justitie aan de Walburgstraat 2-4 te Arnhem op een door de rechtbank vast te stellen datum en tijd,
5.3.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 5 oktober 2022 voor het opgeven door [eiseres] van de getuigen en van hun respectieve verhinderdagen, alsmede de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten op de dinsdagen in de maanden december 2022 tot en met april 2023, waarna dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald,
5.4.
verwijst voor het geval [eiseres] op die roldatum heeft medegedeeld geen getuigenbewijs te willen leveren of geen getuigen of verhinderdata heeft opgegeven de zaak naar de achtste rolzitting na de dag waarop dit vonnis is uitgesproken voor vonnis of,
maar alleen indien [eiseres] daarom op de onder 5.3 bedoelde roldatum heeft verzocht,naar de zesde rolzitting na de dag waarop dit vonnis is uitgesproken voor het nemen van een conclusie na niet gehouden getuigenverhoor aan de zijde van
[eiseres] , waarbij deze desgewenst ook het bewijs schriftelijk kan leveren,
5.5.
bepaalt voorts dat de partijen bij de getuigenverhoren aanwezig zullen zijn en, indien daartoe naar het oordeel van de rechter aanleiding bestaat, tijdens en/of na de getuigenverhoren voor de rechter zullen verschijnen om aan deze inlichtingen over de zaak te geven en deze te laten onderzoeken of de partijen het op een of meer punten met elkaar eens kunnen worden,
5.6.
bepaalt dat de partijen alle schriftelijke (bewijs)stukken die zij nog in het geding willen brengen uiterlijk twee weken voor het getuigenverhoor in fotokopie aan de andere partij en aan de rechtbank toegezonden moeten hebben,
5.7.
houdt iedere verdere beslissing aan.
in reconventie
5.8.
draagt [gedaagden] op te bewijzen dat de wijze waarop de erfdienstbaarheid op het moment van de vestiging daarvan in 1996 werd uitgeoefend, inhield dat de weg slechts
incidenteelmet gebruik van kleine vrachtwagens en tractoren was toegestaan,
5.9.
bepaalt dat, voor zover [gedaagden] dit bewijs door middel van getuigen wil leveren, het getuigenverhoor zal plaatsvinden op de terechtzitting van mr. H.F.R. van Heemstra in het Paleis van Justitie aan de Walburgstraat 2-4 te Arnhem op een door de rechtbank vast te stellen datum en tijd,
5.10.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 5 oktober 2022 voor het opgeven door [gedaagden] van de getuigen en van hun respectieve verhinderdagen, alsmede de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten op de dinsdagen in de maanden december 2022 tot en met april 2023, waarna dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald,
5.11.
verwijst voor het geval [gedaagden] op die roldatum heeft medegedeeld geen getuigenbewijs te willen leveren of geen getuigen of verhinderdata heeft opgegeven de zaak naar de achtste rolzitting na de dag waarop dit vonnis is uitgesproken voor vonnis of,
maar alleen indien [gedaagden] daarom op de onder 5.10 bedoelde roldatum heeft verzocht,naar de zesde rolzitting na de dag waarop dit vonnis is uitgesproken voor het nemen van een conclusie na niet gehouden getuigenverhoor aan de zijde van
[gedaagden] , waarbij deze desgewenst ook het bewijs schriftelijk kan leveren,
5.12.
bepaalt voorts dat de partijen bij de getuigenverhoren aanwezig zullen zijn en, indien daartoe naar het oordeel van de rechter aanleiding bestaat, tijdens en/of na de getuigenverhoren voor de rechter zullen verschijnen om aan deze inlichtingen over de zaak te geven en deze te laten onderzoeken of de partijen het op een of meer punten met elkaar eens kunnen worden,
5.13.
bepaalt dat de partijen alle schriftelijke (bewijs)stukken die zij nog in het geding willen brengen uiterlijk twee weken voor het getuigenverhoor in fotokopie aan de andere partij en aan de rechtbank toegezonden moeten hebben,
5.14.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.F.R. van Heemstra en in het openbaar uitgesproken op 21 september 2022.