ECLI:NL:RBGEL:2022:5333

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
13 september 2022
Publicatiedatum
15 september 2022
Zaaknummer
C/05/407084 /KG RK 22/561
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van wrakingsverzoek tegen rechter in strafzaak met meerdere gronden

Op 13 september 2022 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Gelderland in Arnhem een verzoek tot wraking van rechter Mr. M.P. Bos afgewezen. Het verzoeker, die betrokken is in een strafzaak, had meerdere gronden aangevoerd voor de wraking, waaronder de onrechtmatigheid van de verlenging van een maatregel en de incompleetheid van het dossier. Tijdens de mondelinge behandeling op 30 augustus 2022 was verzoeker de enige aanwezige, terwijl de rechter afwezig was. Het wrakingsverzoek was niet de eerste keer dat verzoeker dit indiende; eerder was een vergelijkbaar verzoek op 7 juni 2022 afgewezen.

De wrakingskamer oordeelde dat de aangevoerde gronden niet voldoende waren om te concluderen dat de rechter niet onpartijdig zou zijn. De wrakingsgronden werden onderverdeeld in verschillende onderdelen, waarbij de kamer concludeerde dat er geen objectief gerechtvaardigde vrees voor partijdigheid bestond. De wrakingskamer benadrukte dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn en dat verzoeker concrete omstandigheden moest aanvoeren om zijn vrees te onderbouwen.

Uiteindelijk werd het verzoek tot wraking afgewezen, en werd bepaald dat een volgend verzoek tot wraking in deze zaak niet meer in behandeling zou worden genomen, gezien de eerdere verzoeken en de vertraging die deze veroorzaakten in de rechtspleging. De beslissing werd openbaar uitgesproken door de voorzitter en de leden van de wrakingskamer.

Uitspraak

beslissing
RECHTBANK GELDERLAND, locatie Arnhem
Wrakingskamer
zaaknummer: C/05/407084 / KG RK 22-561
Beslissing van 13 september 2022
van de wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoeker]
wonende te [woonplaats]
hierna te noemen: verzoeker,
strekkende tot de wraking van
Mr. M.P. Bos
rechter in deze rechtbank
hierna te noemen: de rechter.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het proces-verbaal van 28 juli 2022 waarin het mondelinge wrakingsverzoek en de gronden daarvoor zijn vermeld
  • de schriftelijke reactie van de rechter van 2 augustus 2022
  • de e-mail van verzoeker van 10 augustus 2022
  • de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling op 30 augustus 2022.
1.2.
Bij de mondelinge behandeling is alleen [verzoeker] verschenen. De rechter heeft op voorhand laten weten niet bij de mondelinge behandeling aanwezig te kunnen zijn.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek strekt tot wraking van de rechter in de zaak met nummer 05/050058-22 tegen [verzoeker] (hierna: verzoeker) als verdachte. Op 18 mei 2022 vond de eerste PR-zitting plaats in de zaak tegen verzoeker met voornoemd zaaknummer. Tijdens deze zitting heeft verzoeker een verzoek om wraking van mr. Bos gedaan, waarna de zitting direct is geschorst. Bij mondelinge beslissing van de wrakingskamer van 7 juni 2022 is het verzoek van verzoeker afgewezen. Op 28 juli 2022 heeft het vervolg van de terechtzitting plaatsgevonden waarvan proces-verbaal is opgemaakt. Tijdens deze zitting heeft verzoeker wederom om wraking van mr. Bos verzocht, waarna de behandeling is geschorst.
2.2.
Verzoeker heeft blijkens het proces-verbaal van het mondelinge verzoek, zoals toegelicht bij de mondelinge behandeling, het volgende aan zijn verzoek ten grondslag gelegd:
1.
de onrechtmatigheid van het verlengen van de maatregel, terwijl de vorige keer
sprake was van een administratieve beschikking. Het Openbaar Ministerie beschikt
over de correspondentie van verdachte met het Openbaar Ministerie en het Openbaar Ministerie onthoudt de rechtbank deze correspondentie. Verdachte correspondeert met het Openbaar Ministerie, maar krijgt hier geen reactie op en meent dat sprake is van een omissie. Verdachte krijgt geen inzage in wat het Openbaar Ministerie in het dossier zet en wat niet. Door het onthouden van een motivatie van het besluit kan de politierechter nooit een afgewogen oordeel vellen. Kennelijk is dat niet doorgedrongen, aldus verdachte. Daardoor stelt verdachte zich op het standpunt dat de verlenging van de maatregel onrechtmatig is. Daarnaast is sprake van een omissie. De maatregel is op bestuursrechtelijke gronden komen te vervallen;
2.
de immuniteit en feilbaarheid;
3.
de onrechtmatigheid van het halverwege deze zitting ter sprake brengen van de
maatregel onder dezelfde condities, terwijl het Openbaar Ministerie over nieuwe
gegevens en uitgangspunten beschikt die zij bewust uit het dossier hebben gelaten.
De waarheidsvinding is in het geding. De officier van justitie besloot al om de
maatregel door te zetten. terwijl de eerste reeds onrechtmatig was. Ten tweede had
deze nooit op dezelfde gronden verlengd mogen worden. Het bestuursrecht is met
voeten getreden;
4.
er is sprake van een incompleet dossier, hetgeen - zoals zojuist door het Openbaar
Ministerie aangegeven - het gevolg is van een opzettelijke keuze. Na het constateren van de vorige omissie is dit alles heel twijfelachtig en is er alle schijn van opzet;
5.
de getuige is nodig, alleen al om het incomplete dossier te verifiëren. Door het, zoals
de politierechter begrijpt, afwijzen van het horen van de getuige wordt alles in
twijfel getrokken wat hier plaatsvindt;
6.
er is schriftelijk uitgewisseld dat het Openbaar Ministerie een administratieve
maatregel oplegt. Het Openbaar Ministerie onthoudt de rechtbank van de benodigde
informatie. De bestuursrechtelijke informatie die heeft geleid tot het opnieuw
opleggen van de maatregel berust niet op argumentatie en motivatie die voortkomt
uit de gewijzigde omstandigheden;
7.
verdachte heeft de politierechter gewezen op het belang van integrale rechtspraak en
heeft het Openbaar Ministerie hier al eerder op gewezen, (naar de politierechter
begrijpt onder meer in de e-mail van 20 juli 2022) De bevoegdheid ligt hij de
politierechter. Bij de rechtspraak heeft verdachte breed aangekaart dat er meer
rechtsfeiten, rechtsgronden en rechtsgebieden spelen, maar niemand koppelt iets aan
verdachte terug. Verdachte loopt nu tegen dezelfde muur op als bij het Openbaar
Ministerie.
Ter aanvulling hierop verklaart [verzoeker]:
Ik zal de president van deze rechtbank aanschrijven over hetgeen in de tweede
wrakingsgrond door mij is genoemd.
Ik zou meer wrakingsgronden kunnen aanvoeren, maar voor nu wil ik het hierbij
laten. Ik heb nog vier gronden, maar die bewaar ik voor de volgende zitting.
Ik vind dat u mij erg stuurt in de formulering van de wrakingsgronden. U bent niet
onafhankelijk, aangezien u inmiddels bent gewraakt. U heeft een zware hand in hoe
een en ander wordt opgeschreven. Ik wil graag een print van de door de griffer
genoteerde wrakingsgronden mee naar huis. U zegt mij dat ik het proces-verbaal
voor de zitting van de wrakingskamer krijg. Voor mij levert dat een aanvullende
wrakingsgrond op.
2.3.
De rechter heeft laten weten niet in de wraking te berusten en heeft op het verzoek gereageerd. Die reactie wordt hierna voor zover nodig besproken.

3.De beoordeling

3.1.
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid. Uit de wet volgt dat de verzoeker die concrete omstandigheden moet aanvoeren en wel zodra deze aan hem bekend zijn geworden.
3.2.
De wrakingsgronden van verzoeker kunnen worden onderscheiden in drie onderdelen, te weten de gedragsaanwijzing (grond 1, 3 en 6), het verzoek om het horen van een getuige (grond 5) en het bespreken van de inhoud van het dossier (4, 6 en 7).
3.3.
Ten aanzien van de gronden 1, 3 en 6, voor zover deze zien op de gedragsaanwijzing die is opgelegd aan verzoeker inhoudende een contact- en gebiedsverbod, overweegt de wrakingskamer als volgt. . Verzoeker is gedagvaard voor - kort gezegd- stalking. Hoewel de wrakingskamer begrijpt dat voor verzoeker de gedragsaanwijzing verband houdt met de stalking, het gaat immers om hetzelfde feitencomplex, gaat het in de strafzaak niet over de gedragsaanwijzing maar alleen over de stalking. De rechter heeft er op de terechtzitting terecht op gewezen dat zij de maatregel niet heeft opgelegd, dat zij er was om de strafzaak te behandelen en dat zij in de strafzaak geen enkele beslissing kan nemen over de gedragsaanwijzing. Er kan daarom geen sprake zijn van enige vooringenomenheid dan wel de objectief gerechtvaardigde vrees daarvoor ten aanzien van deze maatregel. Ook het feit dat de rechter de gedragsaanwijzing niet (verder) heeft behandeld, maakt daarom niet dat die gerechtvaardigde vrees moet worden aangenomen.
3.4.
Hetgeen verzoeker ten aanzien van de inhoud van het dossier naar heeft gebracht onder 4, 6 en 7, komt er in essentie op neer dat het strafdossier volgens verzoeker incompleet is, enerzijds doordat stukken/mails die hij heeft aangeleverd niet in het dossier zitten, en anderzijds de Officier van Justitie stukken achterhoudt. De rechter heeft daarover onder andere verklaard dat de e-mails die verzoeker ter zitting heeft overgelegd aan de rechtbank (deels) al onderdeel uitmaakten van het dossier. Voor zover dat nog niet het geval zou zijn, heeft de rechter ter zitting besloten deze toe te voegen aan het dossier. Uit het proces-verbaal van de zitting blijkt dat verzoeker vervolgens niet concreet is geworden in welke stukken hij nog meer mist en toegevoegd wil hebben. De rechter heeft een voorstel gedaan om het dossier door te nemen en te kijken of daarbij stukken worden genoemd waarover verzoeker (nog) niet beschikt of al over beschikt omdat het eigen e-mailcorrespondentie met het OM is. Het gezamenlijk doornemen van het dossier kon echter niet meer plaatsvinden, omdat verzoeker daarvoor al zijn wrakingsverzoek heeft gedaan. D rechter heeft in haar schriftelijke reactie verder aangegeven over hetgeen verzoeker als grond 7 naar voren heeft gebracht, dat dit onderwerp (nog) niet ter sprake is gekomen tijdens de terechtzitting van 28 juli 2022. Uit het voorgaande volgt naar het oordeel van de wrakingskamer niet dat uit de manier waarop de rechter met verzoeker heeft gesproken over de inhoud van het dossier enige vooringenomenheid of de objectief gerechtvaardigde vrees daarvoor kan worden afgeleid.
3.5.
Ten aanzien van de vijfde grond, het verzoek tot het horen van een getuige, geldt dat het een procesbeslissing is om een getuigenverzoek af te wijzen. De door de rechter genomen beslissing is gelet op de motivering of de wijze van totstandkoming niet zo onjuist of onbegrijpelijk dat deze uitsluitend door vooringenomen kan worden verklaard en vormt dan ook geen reden voor wraking. Tijdens de zitting is aan verzoeker uitgelegd wat nodig is voor het beoordelen van het verzoek om aangeefster als getuige te horen. Verzoeker is, blijkens het proces-verbaal van de zitting meerdere keren gevraagd welke vragen hij wil voorleggen aan de getuige. Op grond van wat op dat moment naar voren is gebracht, is besloten tot afwijzing van het getuigenverzoek. De rechter heeft daarbij aan verzoeker uitgelegd dat met zijn toelichting op het verzoek voor de rechter niet is gebleken hoe het horen van aangeefster van belang kan zijn voor enig in deze zaak rechtens te nemen beslissing.
3.6.
Wat betreft de tweede grond, zoals hiervoor onder 2.2. geciteerd, geldt dat de door verzoeker aangevoerde grond niet concreet is toegelicht. Bij gebreke daarvan kan de de vooringenomenheid van de rechter of de objectief gerechtvaardigde vrees daarvoor niet blijken uit deze wrakingsgrond.
3.7.
Gelet op het voorgaande is de wrakingskamer van oordeel dat, nu de wrakingsprocedure uitsluitend gaat over de (schijn van) vooringenomenheid of partijdigheid van de rechter, geen van de aangevoerde gronden tot een gegronde wraking kunnen leiden.
3.8.
Verzoeker heeft in deze procedure reeds eerder een wrakingsverzoek gedaan dat niet is gehonoreerd.. Deze wrakingsverzoeken leiden inmiddels tot onredelijke vertraging van de rechtspleging. Naar het oordeel van de wrakingskamer gebruikt verzoeker het middel van wraking voor een ander doel dan waarvoor het is gegeven. Dit oordeel is mede gebaseerd op de uitlating van verzoeker dat hij nog vier wrakingsgronden heeft die hij wil bewaren voor een volgende wraking. Met het voorgaande is sprake van misbruik van het recht om een rechter te wraken. De wrakingskamer zal daarom bepalen dat een volgend verzoek tot wraking in deze zaak niet meer in behandeling zal worden genomen.

4.De beslissing

De wrakingskamer van de rechtbank:
  • wijst het verzoek tot wraking af.
  • bepaalt dat een volgend wrakingsverzoek in deze zaak niet in behandeling zal worden genomen.
Deze beslissing is gegeven door mr. G.W.B. Heijmans, voorzitter, en mr. S.C.A.M. Janssen en mr. M.J.C. van Leeuwen, leden en in tegenwoordigheid van griffier […] in het openbaar uitgesproken op 13 september 2022.
de griffier
de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.