Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
[gedaagde in de hoofdzaak/verweerder in het incident sub 2],
1.De procedure
2.De feiten
Financiële gegevens
27-12-2021(…)
Bij beschikking van de rechter-commissaris d.d. 16 juni jl. is dan ook bepaald dat het faillissement van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Business-Development.nl B.V. vereenvoudigd zal worden afgewikkeld. Aan de concurrente schuldeisers zal geen uitkering plaatsvinden.”.
3.Het geschil in het incident
- onrechtmatige daad van [gedaagde in de hoofdzaak/verweerder in het incident sub 1] en [gedaagde in de hoofdzaak/verweerder in het incident sub 2] bestaande uit het doen eindigen van de activiteiten van BD en het doen voortzetten van die activiteiten door [gedaagde in de hoofdzaak/verweerder in het incident sub 1] met geen ander oogmerk dan om [eiseres in de hoofdzaak/eiseres in het incident] te benadelen door het verijdelen van verhaal;
- aansprakelijkheid ex artikel 2:9 BW van [gedaagde in de hoofdzaak/verweerder in het incident sub 2] vanwege voornoemde feiten en omstandigheden;
- vereenzelviging van [gedaagde in de hoofdzaak/verweerder in het incident sub 1] en BD zodat het verschil tussen beide vennootschappen moet worden weggedacht en [eiseres in de hoofdzaak/eiseres in het incident] een vordering op [gedaagde in de hoofdzaak/verweerder in het incident sub 1] heeft, aangezien [gedaagde in de hoofdzaak/verweerder in het incident sub 1] en BD dezelfde activiteiten verrichtten, [gedaagde in de hoofdzaak/verweerder in het incident sub 1] de handelsnamen van BD heeft overgenomen en [gedaagde in de hoofdzaak/verweerder in het incident sub 2] zeggenschap heeft over beide vennootschappen.
4.De beoordeling in het incident
Die maatstaf stelt de rechter in staat een evenwicht te vinden tussen het belang van eiser of verzoeker om de waarheid te kunnen achterhalen en zijn bewijspositie te versterken, en het belang van verweerder om geen vertrouwelijke informatie prijs te hoeven geven en om verschoond te blijven van de ingrijpende maatregel die exhibitie niet zelden is. Die maatstaf biedt de rechter voorts voldoende ruimte om rekening te houden met de aard van het onderliggende geschil en de overige omstandigheden van het geval, waaronder de omvang van de gevorderde exhibitie en de mogelijkheid om het bestaan van de gestelde vordering met andere bewijsmiddelen te onderbouwen. Degene die inzage, afschrift of uittreksel van bewijsmateriaal verlangt om een door hem vermoede tekortkoming of onrechtmatige daad te kunnen aantonen, zal derhalve gemotiveerd zodanige feiten en omstandigheden dienen te stellen en met eventueel reeds voorhanden bewijsmateriaal moeten onderbouwen, dat voldoende aannemelijk is dat die tekortkoming of onrechtmatige daad zich heeft voorgedaan of dreigt voor te doen.(…)
wat in het kader van een vordering uit hoofde van art. 843a Rv bij een gestelde tekortkoming of onrechtmatige daad als een ‘voldoende’ mate van aannemelijkheid kan worden beschouwd,[rb: kan]
niet in algemene zin(…)
worden beantwoord. Het komt steeds aan op een waardering van de stellingen en verweren van partijen en de overtuigingskracht van het eventueel reeds overgelegde bewijsmateriaal. Daarbij is enerzijds uitgangspunt dat niet behoeft te zijn voldaan aan de mate van aannemelijkheid die is vereist voor toewijzing in kort geding van een op (dreigend) tekortschieten of onrechtmatig handelen gebaseerde (ge- of verbods)vordering of vordering tot schadevergoeding; anderzijds dienen aan de mate van aannemelijkheid van de gestelde tekortkoming of onrechtmatige daad bij de beoordeling van een inzagevordering hogere eisen te worden gesteld dan bij de beoordeling van een verzoek tot het in beslag mogen nemen van bewijsmateriaal.”.
5.De beoordeling in de hoofdzaak
6.De beslissing
26 oktober 2022voor conclusie van antwoord,