ECLI:NL:RBGEL:2022:5466

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
12 augustus 2022
Publicatiedatum
23 september 2022
Zaaknummer
10025566
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake kredietovereenkomst met Belgisch recht en ambtshalve toetsing door de kantonrechter

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Nijmegen, op 26 augustus 2022 een tussenuitspraak gedaan in een civiele procedure tussen de naamloze vennootschap Fiducre NV, gevestigd te Brussel, en een gedaagde partij die niet is verschenen. Fiducre vordert betaling van een bedrag van € 13.695,06, vermeerderd met rente en kosten, op basis van een kredietovereenkomst die door de gedaagde partij is aangegaan met Buy Way. De gedaagde partij heeft geen verweer gevoerd en is niet verschenen op de zitting. De kantonrechter heeft ambtshalve de rechtsmacht van de Nederlandse rechter beoordeeld, gezien de woonplaats van de gedaagde partij in Nederland, en vastgesteld dat Belgisch recht van toepassing is op de kredietovereenkomst. De kantonrechter heeft echter geconstateerd dat de dagvaarding onvoldoende informatie bevat om de ambtshalve toets uit te voeren, en heeft Fiducre bevolen om aanvullende informatie en bewijsstukken te verstrekken. De zaak is verwezen naar de rolzitting van 30 september 2022 voor verdere behandeling. De beslissing van de kantonrechter is openbaar uitgesproken en de verdere beslissingen zijn aangehouden.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK GELDERLAND
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Nijmegen
zaakgegevens 10025566 \ CV EXPL 22-2157 \ 676 \ 40141
uitspraak van 26 augustus 2022
vonnis
in de zaak van
de naamloze vennootschap Fiducre NV
gevestigd te Brussel (België)
eisende partij
gemachtigde CollactiveBMK Incasso B.V. / ACCS Gerechtsdeurwaarders B.V.
tegen
J. [gedaagde partij]
wonende te [plaats]
gedaagde partij
niet verschenen
Partijen worden hierna Fiducre en [gedaagde partij] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit de dagvaarding van 25 juli 2022.
1.2.
[gedaagde partij] heeft niet schriftelijk of mondeling gereageerd op de dagvaarding of om aanhouding van de procedure verzocht. Tegen hem is (nog) geen verstek verleend.

2.De feiten

2.1.
Op 26 oktober 2019 heeft [gedaagde partij] een lening op afbetaling, genaamd Buy Way Line, afgesloten met Buy Way. De overeenkomst kredietopneming bevat onder meer de volgende informatie: het maximum toegestaan bedrag is € 10.001,00, de jaarlijkse actuariële debetrentevoet is 9,50% en de jaarlijkse nalatigheidsintrest is 10,45%.
2.2.
Op 3 maart 2020 heeft Buy Way aan [gedaagde partij] een ingebrekestelling verzonden. In die brief staat:

(…)
Wij stellen met spijt vast dat uw kredietcontract nog een achterstand van betaling vertoont.
Ondanks onze verschillende herinneringen heeft u noch de gevraagde overschrijving, noch een gedeeltelijke betaling als teken van uw goede wil uitgevoerd.
U bent ons de som verschuldigd van 846,14EUR die als volgt is samengestled: 629,07EUR kapitaal, 192,63EUR totale kost van het krediet, 7,08EUR verwijlinteresten, 17,36EUR herinneringskosten (…).
Volgens artikel VII.105 van het Wetboek van economisch recht, stellen wij u ingebreke om dit bedrag te hebben betaald of om ons een concreet voorstel tot afbetaling te hebben gedaan binnen de maand, zullen wij overgaan tot het verklaren van het geval van de termijnbepaling van uw contract, hetgeen de totale verschuldigde som, onmidellijk opeisbaarmaakt, vermeerderd met verwijlinteresten en kosten zoals voorzien in het contract. (…)
2.3.
Op 17 april 2020 heeft Buy Way aan [gedaagde partij] per brief bericht: “
(…) Via een vorige aangetekende brief werd u reeds aangemaand om uw achterstand in uw dossier aan te zuiveren.
Heden stellen wij vast dat deze nog steeds een verschuldigd saldo vertoont.
Conform art. VII 105 van het Wetboek van economisch recht en de Algemene Voorwaarden van de kredietovereenkomst, laten wij u hierbij uitdrukkelijk weten de overeenkomst te hebben ontbonden waardoor uw totale schuld opeisbaar is geworden. (…)
2.4.
[gedaagde partij] is op enig moment vanuit België naar Nederland verhuisd.

3.De vordering en het verweer

3.1.
Fiducre vordert bij vonnis, voor zover wettelijk mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde partij] te veroordelen:
1. om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Fiducre een bedrag van € 13.695,06 te voldoen, vermeerderd met a) primair: de contractuele vertragingsrente ad 11,10 per jaar over € 10.000,00 van sedert 26 oktober 2019, althans b) subsidiair: de wettelijke rente over € 10.000,- vanaf 12 mei 2022 tot aan de dag der algehele voldoening;
2. in de kosten van het geding, waaronder een rechtsplegingsvergoeding van € 1.260,00, althans een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente over deze vergoeding indien deze niet binnen veertien dagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis is voldaan.
3.2.
Aan haar vordering legt Fiducre ten grondslag dat Buy Way aan [gedaagde partij] een krediet heeft verstrekt, dat [gedaagde partij] zijn verplichtingen jegens Buy Way niet nakwam en dat Buy Way daarom de kredietovereenkomst heeft opgezegd en het verschuldigde totaalbedrag heeft opgeëist. Middels cessie heeft Buy Way de vordering aan Fiducre overgedragen.
3.3.
[gedaagde partij] heeft geen verweer gevoerd.

4.De beoordeling

4.1.
Omdat één van partijen in het buitenland is gevestigd, zal ambtshalve worden beoordeeld of de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft en welk recht op het voorliggende geschil van toepassing is.
4.2.
[gedaagde partij] , gedaagde partij, heeft zijn woonplaats in Nederland. Nederland is lidstaat van de Europese Unie. Zoals Fiducre ook heeft gesteld wordt de gedaagde partij op grond van de EEX Verordening (EU) Nr. 1215/2012 opgeroepen voor een gerecht van de lidstaat waarin hij woont. Dat betekent dat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft. Gelet op de woonplaats van [gedaagde partij] is de Rechtbank Gelderland, team kanton en handelsrecht, zittingsplaats Nijmegen bevoegd van de vordering kennis te nemen.
4.3.
Niet gesteld is dat partijen een rechtskeuze hebben gedaan. Fiducre heeft wel gesteld dat de vraag welk recht van toepassing is, moet worden beoordeeld aan de hand van art. 4 van de Verordening (EG) Nr. 593/2008 inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst (Rome I). Dat artikel is van toepassing. Op grond van art. 4 lid 2 van deze verordening wordt de overeenkomst beheerst door het recht van het land waar de partij die de kenmerkende prestatie van de overeenkomst moet verrichten haar gewone verblijfplaats heeft. Dat is in dit geval België, omdat Buy Way de kenmerkende prestatie heeft verricht door het krediet aan [gedaagde partij] ter beschikking te stellen. Gelet op het voorgaande is Belgisch recht van toepassing.
4.4.
[gedaagde partij] is een natuurlijk persoon. Natuurlijke personen worden in beginsel aangemerkt als consument. Op grond van vaste rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie moet de rechter, als sprake is van een geschil waarbij een consument partij is, de beschermende bepalingen van het Europees consumentenrecht toepassen. Dat moet hij ook doen als daar niet om is gevraagd (‘ambtshalve toepassing’). De dagvaarding moet voldoende informatie verschaffen om de rechter in staat te stellen te beoordelen of de vordering niet onrechtmatig of ongegrond is en daarbij te beslissen of er aanleiding is om het Europees consumentenrecht ambtshalve toe te passen.
4.5.
De onderhavige dagvaarding bevat naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende informatie om de ambtshalve toets uit te voeren. Daarom wil de kantonrechter graag een toelichting op bepaalde stellingen en overlegging van stukken die op de zaak betrekking hebben.
4.6.
De kantonrechter zal Fiducre daarom bevelen de stellingen in de dagvaarding toe te lichten. Als de verzochte (aanvullende) informatie of stukken al bij de dagvaarding zijn overgelegd, kan worden volstaan met een verwijzing naar de betreffende alinea uit of productie bij de dagvaarding. Fiducre wordt verzocht de volgende inlichtingen te verstrekken en/of (bewijs)stukken in het geding te brengen:
  • Artikel VII. 77 van het Wetboek van economisch recht (WER) bepaalt: “
  • Volgens art. VII. 105 WER is kort gezegd elk beding dat voorziet in het verval van de termijnbepaling of in een uitdrukkelijke ontbindende voorwaarde, verboden en wordt het als niet geschreven beschouwd, tenzij: 1° ingeval de consument ten minste twee termijnbedragen of een bedrag gelijk aan 20 pct. van het totale door de consument terug te betalen bedrag niet heeft betaald en hij één maand na het versturen van een aangetekende zending met ingebrekestelling zijn verplichtingen niet is nagekomen. Wat was het termijnbedrag dat [gedaagde partij] moest betalen en/of was sprake van 20 pct? En waar in de kredietovereenkomst en/of het ESIC formulier (SECCI-formulier) staat dit aangegeven?
  • In de kredietovereenkomst staat een jaarlijkse debetrente van 9,50% en nalatigheidsintrest van 10,45% vermeld. Fiducre stelt dat een debetrente van 10,45% is overeengekomen en vordert 11,10% vertragingsrente/contractuele rente per jaar. Wat is de onderbouwing voor die rentepercentages die niet in de kredietovereenkomst zijn vermeld? Voor zover Fiducre zich beroept op algemene voorwaarden, wordt verzocht die voorwaarden in het geding te brengen of, indien al in het geding gebracht, het specifieke artikel uit de voorwaarden te noemen;
  • In punt 3 van het ESIC formulier staat bij het kopje ‘kosten van het krediet’ aan de rechterkant “
  • Fiducre wordt verzocht haar vordering nader te onderbouwen, bijvoorbeeld door overlegging van een mutatieoverzicht. Zij heeft niet gesteld welk bedrag aan krediet door [gedaagde partij] is opgenomen en het verstrekte krediet lijkt een herbruikbaar/doorlopend krediet. Daardoor is niet duidelijk of in het gevorderde bedrag van € 10.000,00 aan hoofdsom (er wordt vermeld dat het gaat om een kaskrediet van 07-08-2012) ook nalatigheidsintresten, schadevergoeding, rente(s) of andere bedragen zitten. Dit is van belang omdat Fiducre, naast de hoofdsom, ook schadevergoeding, nalatigheidsintresten en rente vordert en die bedragen niet twee keer in rekening kunnen worden gebracht (VII. 106 WER).
4.7.
Als naleving van het hiervoor beschreven bevel een verandering of vermeerdering van de eis of de gronden van de eis meebrengt, moet Fiducre dit vonnis met de aanvulling op de dagvaarding aan [gedaagde partij] betekenen. Ook moet zij dan [gedaagde partij] oproepen om op de hierna te noemen datum op de rolzitting te verschijnen om voort te procederen in de zaak. Artikel 130 Rv (het Nederlandse procesrecht is op de wijze van procederen ten overstaan van de Nederlandse rechter van toepassing) en de goede procesorde vereisen dit.
De kosten van de betekening blijven in dat geval voor rekening van Fiducre.
4.8.
Als aan de hierboven bedoelde opdrachten niet of niet volledig wordt voldaan, zal de rechter daaraan op grond van de artikelen 22 en 139 Rv. de gevolgen verbinden die hij geraden acht.
4.9.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
beveelt Fiducre om bij akte de stellingen in de dagvaarding toe te lichten door alle inlichtingen te verstrekken die gevraagd worden in overweging 4.6 van dit vonnis;
5.2.
verwijst de zaak daartoe naar de rolzitting van 30 september 2022;
5.3.
bepaalt dat, als Fiducre de eis of de gronden daarvan verandert of vermeerdert, zij dit vonnis en hetgeen op grond daarvan in het geding wordt gebracht aan [gedaagde partij] moet betekenen en hem moet oproepen om te verschijnen op de hiervoor genoemde rolzitting;
5.4.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. D. Vergunst en in het openbaar uitgesproken op 26 augustus 2022