Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
[gedaagde 2],
1.De procedure
- het tussenvonnis van 22 december 2021
- het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 26 april 2022.
2.De feiten
De franchiseovereenkomst
3.De vorderingen en de grondslagen
in conventie
- [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hebben [eiser] misleid omtrent de kosten die verband hielden met de exploitatie van de franchise;
- De in het pand aanwezige installaties voldeden niet aan het beoogde gebruik;
- [gedaagde 1] , althans [gedaagde 2] had geen toestemming van de verhuurder om het pand aan [eiser] onder te verhuren;
- [gedaagde 1] , althans [gedaagde 2] hebben niet gezorgd voor de nodige horecavergunning;
- [eiser] werd verplicht de inkopen via [gedaagde 2] te laten lopen, hetgeen duurder was dan indien hij de inkopen elders had kunnen doen;
- [eiser] werd verplicht de inkomsten te laten lopen via de bankrekening van [gedaagde 1] ;
- [gedaagde 2] bracht een huur in rekening die hoger lag dan het overeengekomen bedrag van € 850,00 en er werden servicekosten in rekening gebracht, zonder dat er een verdeelsleutel was overeengekomen met de overige huurders van het pand.
4.De beoordeling
5.De beslissing
maar alleen indien [eiser] daarom op de onder 5.3 bedoelde roldatum heeft verzocht,naar de zesde rolzitting na de dag waarop dit vonnis is uitgesproken voor het nemen van een conclusie na niet gehouden getuigenverhoor aan de zijde van