ECLI:NL:RBGEL:2022:5647

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
27 september 2022
Publicatiedatum
4 oktober 2022
Zaaknummer
C/05/408891 / KZ ZA 22-145
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kort geding over zorgverdeling en gebrekkig petitum

In deze zaak, die op 27 september 2022 door de Rechtbank Gelderland is behandeld, heeft de man een kort geding aangespannen tegen de vrouw met betrekking tot de zorgverdeling van hun minderjarige kind. De man vorderde toestemming om zijn kind mee te nemen naar de bruiloft van zijn zus op 2 oktober 2022, terwijl de vrouw zich op dat moment op een familieweekend bevond. De man stelde dat hij een spoedeisend belang had bij zijn verzoek, omdat de bruiloft al snel plaatsvond. De vrouw verweerde zich door te stellen dat de dagvaarding gebrekkig was en dat de vordering om die reden afgewezen moest worden.

De voorzieningenrechter oordeelde dat, hoewel de formulering van het petitum onduidelijk was, dit niet leidde tot de nietigheid van de dagvaarding. De rechter benadrukte dat de bestaande zorgregeling nageleefd diende te worden, tenzij er bijzondere omstandigheden waren die een uitzondering rechtvaardigden. Beide partijen hadden belang bij hun respectieve gebeurtenissen, en de rechter concludeerde dat de man onvoldoende had gedaan om de vrouw tijdig te informeren over de bruiloft. Hierdoor was er geen rechtvaardiging voor een uitzondering op de zorgregeling. De vorderingen van de man werden dan ook afgewezen.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK GELDERLAND
Kanton en handelsrecht
Locatie Zutphen
Zaakgegevens: C/05/408891 / KZ ZA 22-145
Datum uitspraak: 27 september 2022
vonnis in kort geding
in de zaak van
[eiser]
wonende te [woonplaats] ,
advocaat mr. D.Z. Celik te Amsterdam,
tegen
[gedaagde]
wonende te [woonplaats] ,
advocaat mr. K. Hermsen.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit:
- de dagvaarding met producties van 22 september 2022;
- de pleitnota van de advocaat van de man, overgelegd tijdens de mondelinge behandeling;
- de pleitnota van de advocaat van de vrouw, overgelegd tijdens de mondelinge behandeling;
- de mondelinge behandeling van 27 september 2022.

2.De vordering

2.1.
De man vordert, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. de vrouw te veroordelen om met toestemming te verlenen aan de man om [minderjarige] bij zich te hebben op de dag van de bruiloft van zijn zus, te weten dat: ‘de man [minderjarige] zal ophalen op zondag 2 oktober 2022 om 9:00 uur en dat de man hem op maandag 3 oktober 2022 naar school zal brengen’ na te komen.
II. te bepalen dat - voor zover de vrouw zich niet houdt aan het onder I gevorderde - een dwangsom van € 500,- zal verbeuren voor ieder dag dat zij daarmee in gebreke blijft;
III. althans een zodanige beslissing te nemen als de rechtbank juist acht.
2.2.
Ter onderbouwing van zijn vordering voert de man -samengevat- het volgende aan. Op grond van de bestaande zorgregeling verblijft [minderjarige] het weekend van 1 en 2 oktober 2022 bij de vrouw. In dat weekend trouwt de zus van de man. De man wil graag dat [minderjarige] aanwezig is bij het huwelijksfeest dat plaatsvindt op 2 oktober 2022. Hij heeft de vrouw toestemming gevraagd om [minderjarige] mee te mogen nemen naar het huwelijksfeest. De vrouw heeft de toestemming geweigerd, zodat de man genoodzaakt is deze toestemming in een procedure te vorderen. Omdat de bruiloft reeds op zondag 2 oktober 2022 plaatsvindt, heeft de man een spoedeisend belang bij deze vordering, aldus de man.

3.Het verweer

3.1.
De vrouw is van oordeel dat de vordering moet worden afgewezen. Zij voert daartoe aan dat het petitum van de dagvaarding onbegrijpelijk is. Er is volgens haar sprake van een gebrekkige dagvaarding zodat reeds om die reden de vordering van de man moet worden afgewezen. De vrouw voert verder aan dat er in het weekend van 1 en 2 oktober 2022 een familieweekend van haar familie is gepland. Dit weekend is georganiseerd als verrassing voor een chronisch zieke oom/opa om nog een keer met de hele familie, waarvan een deel daarvoor uit het buitenland afreist, bij elkaar te zijn. De vrouw heeft vrij gevraagd van haar werk en een hotel geboekt in [plaats] . De vrouw acht het van belang dat [minderjarige] bij het weekend aanwezig is. De vrouw voert verder aan dat de man haar eerder had moeten informeren over het huwelijksfeest, dan had zij bij de planning van het familieweekend daar zo mogelijk rekening mee kunnen houden.

4.De beoordeling

4.1.
Op grond van artikel 254 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is de voorzieningenrechter bevoegd een voorziening te geven in alle spoedeisende zaken waarin, gelet op de belangen van partijen, een onmiddellijke voorziening bij voorraad wordt vereist. De vordering van de man heeft betrekking op de vraag of [minderjarige] aanwezig kan zijn op het huwelijksfeest van zijn tante dat zal plaatsvinden op 2 oktober 2022. Gelet op het feit dat dit feest al binnen een aantal dagen plaatsvindt, heeft de man een voldoende spoedeisend belang bij zijn vordering.
4.2.
De vrouw heeft aangevoerd dat de vordering van de man moet worden afgewezen omdat er sprake is van een gebrekkig petitum. In de stelling van de vrouw ligt besloten dat zij van oordeel is dat er sprake is van een nietige dagvaarding. Hoewel de voorzieningenrechter met de vrouw van oordeel is dat de formulering van het petitum van de dagvaarding onduidelijk is, brengt dit niet de nietigheid van de dagvaarding met zich mee. Nietigheid is slechts op haar plaats als de vrouw door het gebrek onredelijk is benadeeld. Daarvan is onder meer sprake indien het gebrek haar bemoeilijkt in het verweer dat zij wil voeren, hetgeen in deze onvoldoende onderbouwd is gesteld noch anderszins is gebleken.
4.3.
Ten aanzien van de vordering van de man oordeelt de voorzieningenrechter als volgt. Vaststaat dat partijen een zorgregeling zijn overeengekomen op basis waarvan [minderjarige] in het weekend van 1 en 2 oktober 2022 bij de vrouw zal verblijven. Uitgangspunt is dat een overeengekomen zorgregeling door partijen dient te worden nagekomen. Slechts onder bijzondere omstandigheden kan een uitzondering op een overeengekomen zorgregeling worden gemaakt. Een huwelijksfeest is een bijzondere gebeurtenis die een dergelijke uitzondering zou kunnen rechtvaardigen. Voor een familieweekend geldt echter hetzelfde. De voorzieningenrechter begrijpt dat de man en de vrouw ook allebei (even)veel belang hechten aan de respectievelijke gebeurtenissen en zal daarom niet treden in de vraag welke gebeurtenis belangrijker is dan de andere en houdt om die reden vast aan de bestaande zorgregeling. Het had op de weg van de man gelegen de vrouw eerder te informeren over de datum van het huwelijksfeest en met haar te overleggen of er, ondanks het familieweekend, toch mogelijkheden zouden kunnen zijn om [minderjarige] het huwelijksfeest geheel of gedeeltelijk bij te laten wonen. Nu deze mogelijkheden er niet zijn dan wel onvoldoende zijn onderzocht of besproken is een uitzondering op het naleven van de bestaande zorgregeling ook om die reden niet te rechtvaardigen.
Het voorgaande leidt ertoe dat de vorderingen van de man zullen worden afgewezen.

5.De beslissing

5.1.
De voorzieningenrechter wijst de vorderingen af.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.F. van den Berg, rechter, in tegenwoordigheid van mr. M.M. Verschuren als griffier en in het openbaar uitgesproken op 27 september 2022.