ECLI:NL:RBGEL:2022:5659

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
23 september 2022
Publicatiedatum
5 oktober 2022
Zaaknummer
05/135557-22
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling van kind en levensgezel door verdachte in Barneveld

Op 23 september 2022 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van mishandeling van zijn (stief)kind en levensgezel. De rechtbank legt de verdachte een gevangenisstraf van 10 maanden op, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De zaak kwam aan het licht na een melding van getuigen over geweld in de relatie van de verdachte met zijn levensgezel, [slachtoffer 2], en de mishandeling van hun kind, [slachtoffer 1]. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zijn kind meermalen heeft mishandeld door haar krachtig vast te pakken, te slaan en te bijten, en dat hij ook geweld heeft gebruikt tegen zijn levensgezel. De rechtbank baseert haar oordeel op verklaringen van getuigen, de forensisch arts en chatberichten tussen de verdachte en [slachtoffer 2]. De rechtbank oordeelt dat de verdachte niet aannemelijk heeft gemaakt dat het letsel van [slachtoffer 1] op een andere manier is ontstaan. De rechtbank benadrukt dat geweld tegen kinderen en partners onacceptabel is en dat de verdachte de lichamelijke en psychische integriteit van zijn kind en partner ernstig heeft geschonden. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder het feit dat hij een blanco strafblad heeft, maar oordeelt dat de ernst van de feiten een onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigt. De verdachte moet zich houden aan bijzondere voorwaarden die zijn opgelegd door de reclassering.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05/135557-22
Datum uitspraak : 23 september 2022
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortejaar 1998] in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] .
Raadsman: mr. W. Vahl, advocaat in Barneveld.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 18 maart 2022 tot en met 04 mei 2022 te Barneveld, (telkens) zijn (stief)kind, [slachtoffer 1] (geboren [geboortejaar 2020] ), heeft mishandeld door voornoemde [slachtoffer 1] :
-één of meermalen krachtig om/bij diens arm(en) en/of be(e)n(en) vast te pakken en/of vast te
houden en/of
-één of meermalen op/tegen diens gezicht en/of bovenlichaam en/of diens arm(en) en/of
bovenbe(e)n(en) te slaan/stompen en/of
-(krachtig) in haar borst en/of schouder, althans haar bovenlichaam, te bijten;
2.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 18 maart 2022 tot en met 30 mei 2022 te Barneveld, zijn levensgezel, [slachtoffer 2] ,
heeft mishandeld door voornoemde [slachtoffer 2] :
-één of meermalen krachtig om/bij de (boven)armen vast te pakken en/of vast te houden en/of
(daarbij) in voornoemde (boven)armen te knijpen en/of
-één of meermalen op/tegen het lichaam heeft geslagen/gestompt en/of
-één of meermalen in de borst(en) te knijpen.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de ten laste gelegde feiten 1 en 2 bewezen. Ter terechtzitting heeft de officier van justitie de bewijsmiddelen opgesomd en toegelicht.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft integrale vrijspraak bepleit. Ten aanzien van feit 1 heeft hij daartoe aangevoerd dat er geen harde gevolgen kunnen worden verbonden aan de conclusies van de forensisch arts, te meer nu directe waarneming van eventueel geweld ontbreekt. Hierdoor kan niet met overtuiging worden gesteld dat verdachte dit feit heeft begaan. Ten aanzien van feit 2 heeft hij daartoe aangevoerd dat er geen sprake is geweest van directe waarneming van mishandeling van [slachtoffer 2] door verdachte. De foto die gemaakt is van de rug van [slachtoffer 2] is genomen op een datum die valt buiten de ten laste gelegde periode.
De beoordeling door de rechtbank
Feiten 1 en 2
De rechtbank zal deze feiten tegelijk behandelen gelet op de onderlinge samenhang.
Op 4 mei 2022 kregen verbalisanten een melding van [getuige 1] . Haar dochter en kleindochter zouden mishandeld worden door de vriend van haar dochter
(de rechtbank begrijpt: verdachte). De dochter van meldster, [slachtoffer 2] , was op 4 mei aanwezig in de woning van de zus van [slachtoffer 2] . [slachtoffer 2] heeft hier aan verbalisanten verklaard dat zij sinds december 2021 een relatie heeft met verdachte. Vanaf het begin van de relatie gebruikt hij geweld tegen haar. Zij heeft meerdere keren pijn en blauwe plekken gehad. [slachtoffer 2] heeft eveneens verklaard dat haar dochtertje [slachtoffer 1] , donkerblauwe plekken op haar armen en benen had nadat verdachte de avond daarvoor kort met [slachtoffer 1] alleen is geweest. Dit was voor [slachtoffer 2] de druppel. [slachtoffer 2] heeft verklaard dat verdachte [slachtoffer 1] als zijn dochter heeft erkend en dat hij ook, samen met haar, ouderlijk gezag over haar heeft. [2]
Op 5 mei 2022 is [slachtoffer 1] op het politiebureau onderzocht door forensisch arts [naam 1] . Naar aanleiding van dit onderzoek heeft de onderzoekend arts twee hypotheses geformuleerd. Hypothese 1 gaat uit van de stelling dat het letsel accidenteel is ontstaan, hypothese 2 gaat uit van de stelling dat het letsel is toegebracht. De forensisch arts heeft diverse bloeduitstortingen bij [slachtoffer 1] waargenomen, waaronder op beide armen, romp, hals, voorhoofd, linkerwang en op het rechter bovenbeen. De arts kwam tot de volgende bevindingen:

De locatie van het letselbeeld ter hoogte van de linkerwang, borst en hals, buitenzijde linker schouder en bovenarm, strekzijden beide bovenarmen, buigzijde rechter bovenarm en de buitenzijde (strekzijde) van het rechter bovenbeen zijn atypische locaties voor accidenteel letsel. De locatie van het letsel ter hoogte van de borst en hals zijn geassocieerd met een sterk verhoogde kans op toegebracht letsel, terwijl de locatie van het letsel in het gelaat, linker flank, strekzijden beide bovenarmen, buigzijde van de rechter bovenarm, buitenzijde linker schouder en bovenarm en de buitenzijde van het rechter bovenbeen geassocieerd zijn met een verhoogde kans op toegebracht letsel.”

Het letsel aan de strekzijden van de beide bovenarmen, de buitenzijde van de linker schouder en bovenarm en het rechtergedeelte van het letsel aan de buitenzijde van het rechter
bovenbeen imponeert als patroonletsel, zoals kan ontstaan door stomp botsend of samendrukkend geweld door bijvoorbeeld een voorwerp. Met betrekking tot het letsel aan de linker schouder en bovenarm kan qua formaat en vorm worden gedacht aan de mogelijkheid van een beet door een persoon. Het letsel aan de strekzijde van de linker bovenarm imponeert als een karakteristieke ’tramline bruise' zoals kan ontstaan door uitwendig stomp geweld, bijvoorbeeld maar niet gelimiteerd tot stoten aan of slag met een buis- of cilindervormig voorwerp, bijvoorbeeld een stok. Bloeduitstortingen in de vorm van een herkenbaar
patroonletsel zijn zeer verdacht voor toegebracht letsel.”

Het letsel op de buigzijde van de rechter bovenarm betreft bloeduitstortingen, zoals kunnen ontstaan door de inwerking van stomp uitwendig geweld zoals samendrukken of stoten. Een
dergelijk letselbeeld kan ook worden gezien in het kader van ’finger tip bruising'. Dit zijn ronde tot ovale 1-2 cm grote bloeduitstortingen die bijvoorbeeld kunnen ontstaan door stevig
vastgrijpen.”
Gelet op voornoemde bevindingen heeft de forensisch arts geconcludeerd dat het totale letselbeeld van [slachtoffer 1] veel waarschijnlijker is onder hypothese 2 (toegebracht letsel). [3]
Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat haar zus [slachtoffer 2] op 4 mei 2022 in tranen naar haar huis kwam, zij had [slachtoffer 1] meegenomen. [slachtoffer 2] vertelde dat het fout was gegaan en dat zij ruzie had. Getuige zag dat [slachtoffer 1] blauwe plekken had op haar beide armen, rechterbeen en dij. Tevens zag zij een bijtplek op de linker bovenarm van [slachtoffer 1] , vlakbij de schouder. Getuige heeft ook gezien dat [slachtoffer 2] wel eens onder de blauwe plekken zat. [4]
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat zij haar dochter [slachtoffer 2] op 4 mei 2022 overstuur aantrof bij haar dochter [getuige 2] thuis. Getuige zag dat [slachtoffer 1] blauwe armen had. Hierop verklaarde [slachtoffer 2] dat ‘hij’ haar pijn had gedaan. Op de vraag van getuige of [slachtoffer 2] zelf ook geslagen werd antwoordde zij dat haar borsten helemaal blauw waren. Daarnaast vertelde [slachtoffer 2] aan haar moeder “dat hij mij pijn doet kan ik nog handelen, maar dat hij haar pijn doet dat kan ik niet meer”. [5]
Getuige [getuige 3] heeft verklaard dat hij woonachtig is in het huis naast [slachtoffer 2] en verdachte. Het is een gehorige twee-onder-een kapwoning. Getuige hoorde [slachtoffer 2] eind maart 2022 schreeuwen “niet doen, au, niet doen”. Gevolgd door gebonk tegen de muur en het kapot gooien van spullen. Getuige heeft drie keer meegemaakt dat het erg mis ging bij zijn buren. Hij hoorde dan gebonk en geschreeuw. Getuige hoorde [slachtoffer 2] toen zeggen “blijf van mijn strot af”. [6] Getuige heeft eveneens gezien dat verdachte in ieder geval twee momenten, in de periode vanaf eind maart 2022, alleen thuis is geweest met [slachtoffer 1] . [7]
[getuige 4] van de Stichting [naam 2] heeft op 13 mei 2022 een eindgesprek gevoerd met [slachtoffer 2] . [getuige 4] heeft verklaard dat zij op dat moment een blauwe plek op de linkerarm van [slachtoffer 2] heeft gezien, ter grootte van een tennisbal. [8]
Door de politie is onderzoek verricht naar de telefoon van verdachte. Uit de resultaten van dit onderzoek zijn de volgende bevindingen naar voren gekomen. Op één van de foto’s in de telefoon van verdachte is de rug van een vrouw te zien. Op de rug zijn meerdere rode strepen/striemen te zien. [9] Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij deze foto (op 16 januari 2022) heeft genomen van [slachtoffer 2] . [10]
Op de telefoon zijn ook Whatsapp berichten aangetroffen tussen verdachte en [slachtoffer 2] . Het telefoonnummer van verdachte wordt genoteerd als
outgoingen het telefoonnummer van [slachtoffer 2] wordt genoteerd als
incoming. [11] Op 28 april 2022 vindt het volgende gesprek plaats tussen verdachte en [slachtoffer 2] :
Outgoing: Ik ga weg zonder [slachtoffer 1] anders
Outgoing: Dus op nemen
Incoming: Je gaat haar niet alleen laten
Outgoing: Dan kom je nu terug
Incoming: Jij denkt dat ik op deze manier terug wil
Outgoing: Ik geef je 5 tellen
Incoming: Zo snel gaat dat niet
Outgoing: Op nemen
Outgoing: Of ik doe der wat aan
Incoming: Je blijft gewoon van me af als ke boos ben heb geen zin in nog een paar blauwe plekken
Outgoing: 5
Outgoing: 4
Incoming: Jij blijft met je handen van dr af
Outgoing: 3
Outgoing: 2
Outgoing: 1
Outgoing: 0
Outgoing: Is ook mijn kind
(…)
Incoming: Gedraag je dan ook als dr vader en ga niet met dr lopen gooien zoals net. [12]
Conclusie ten aanzien van feit 1
Gelet op voornoemde bewijsmiddelen komt de rechtbank tot de volgende conclusie ten aanzien van het ten laste gelegde onder feit 1.
De moeder van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , heeft eerst aan haar moeder, en vervolgens aan de politie verklaard dat verdachte geweld heeft gebruikt tegen [slachtoffer 1] . [slachtoffer 1] is naar aanleiding van de melding van de moeder van [slachtoffer 2] onderzocht door de forensisch arts. De forensisch arts acht het veel waarschijnlijker dat het letsel is toegebracht dan dat het accidenteel is ontstaan. Gelet op deze bevindingen van de forensisch arts, in combinatie met de veelheid van de op 5 mei 2022 waargenomen letsels, is de rechtbank van oordeel dat het geconstateerde letsel van [slachtoffer 1] is toegebracht door iemand anders. Dat dit letsel zou zijn ontstaan door vallen of stoten vanwege een onschuldige oorzaak, zoals bij kinderen wel gebeurt, acht de rechtbank niet aannemelijk geworden. Niet alleen is verdachte daarover weinig concreet en specifiek geweest; die stelling vindt bovendien zijn weerlegging in het rapport van de forensisch arts.
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of verdachte diegene is geweest die dit letsel bij [slachtoffer 1] heeft toegebracht.
De rechtbank stelt daarbij voorop dat het hier gaat om feiten en omstandigheden die vragen om een plausibele en verifieerbare verklaring van de verzorgende ouders over hoe en wanneer het letsel is ontstaan, dan wel ontdekt. Het dossier bevat geen informatie die wijst in de richting van [slachtoffer 2] of een andere verzorgende als mogelijke dader. Bewijs dat verdachte de dader is, bevindt zich wel in het dossier. Dit blijkt uit de hiervoor beschreven verklaringen van [slachtoffer 2] tegenover de politie en haar moeder en zus. Het blijkt verder uit de chatberichten tussen [slachtoffer 2] en verdachte. Uit de chatberichten tussen [slachtoffer 2] en verdachte komt immers naar voren dat verdachte dreigt [slachtoffer 1] wat aan te doen. Uit de reactie van [slachtoffer 2] in deze chatberichten leidt de rechtbank af dat ook [slachtoffer 2] vreesde dat verdachte haar dochter wat aan zou doen en dat verdachte dit eerder ook heeft gedaan.
Het verweer van verdachte dat hij nooit alleen was met [slachtoffer 1] is niet aannemelijk geworden.
Uit deze chatgesprekken volgt immers dat verdachte op dat moment alleen thuis was met [slachtoffer 1] . Dat verdachte wel eens alleen met [slachtoffer 1] thuis was wordt ook bevestigd door de buurman van verdachte. Verdachtes ontkenning en schets van een alternatieve toedracht acht de rechtbank evenmin aannemelijk. Verdachte weet niet hoe het letsel op het lichaam van [slachtoffer 1] is ontstaan. Over een paar letsels heeft verdachte iets verklaard: de blauwe plekken op het been zijn ontstaan omdat hij wilde voorkomen dat [slachtoffer 1] zou vallen, de bijtwond is ontstaan doordat verdachte moest gapen en schrok van [slachtoffer 1] . Deze verklaringen van verdachte vinden echter geen steun in het dossier. Integendeel, zij worden juist weersproken door de bevindingen van de forensisch arts en de verklaringen van [slachtoffer 2] en haar zus [getuige 2] .
De bewijsmiddelen in onderlinge samenhang bezien leveren naar het oordeel van de rechtbank het wettig en overtuigend bewijs op dat de verdachte zijn kind, [slachtoffer 1] , meerdere malen heeft mishandeld, door haar krachtig vast te pakken, te slaan/stompen en te bijten.
Conclusie ten aanzien van feit 2
Gelet op voornoemde bewijsmiddelen komt de rechtbank tot de volgende conclusie ten aanzien van het ten laste gelegde onder feit 2.
De rechtbank overweegt dat [slachtoffer 2] , in eerste instantie, op 4 mei 2022 een gedetailleerde verklaring heeft gegeven over het geweld dat verdachte in hun relatie heeft gebruikt. Deze verklaring van [slachtoffer 2] wordt ondersteund door de verklaringen van haar moeder en zus. [slachtoffer 2] heeft tegen haar moeder gezegd dat zij blauwe borsten heeft en haar zus heeft [slachtoffer 2] gezien met blauwe plekken over haar lichaam. De buurman van [slachtoffer 2] hoorde haar schreeuwen en ‘au’ en ‘niet doen’ roepen. In de chatgesprekken tussen [slachtoffer 2] en verdachte geeft [slachtoffer 2] aan dat zij geen zin heeft in nieuwe blauwe plekken.
Gelet op deze bewijsmiddelen concludeert de rechtbank dat verdachte ook richting [slachtoffer 2] geweld heeft gebruikt.
Er is sprake geweest van meerdere geweldsuitoefeningen, op meerdere momenten. Niet concreet kan worden vastgesteld welke handelingen verdachte wanneer heeft verricht en welk letsel hij hiermee precies heeft veroorzaakt. Gelet op voorgaande bewijsmiddelen en de relatieve versheid van de letsels (want zichtbaar)neemt de rechtbank als uitgangspunt dat er sprake is geweest van mishandeling jegens [slachtoffer 2] , die bestond uit diverse geweldshandelingen.
Door de raadsman is naar voren gebracht dat de foto van [slachtoffer 2] , met hierop de rode striemen op haar rug, dateert van januari 2022 en zodoende valt buiten de ten laste gelegde periode. De rechtbank overweegt het volgende. De foto van [slachtoffer 2] ondersteunt haar verklaring, zoals gegeven op 4 mei 2022, dat verdachte geweld gebruikt binnen hun relatie. Dat de foto dateert van een periode die valt buiten de tenlastelegging doet hier niets aan af.
De bewijsmiddelen in onderlinge samenhang bezien leveren naar het oordeel van de rechtbank het wettig en overtuigend bewijs op dat de verdachte zijn partner, [slachtoffer 2] , meerdere malen heeft mishandeld.
Ten aanzien van de ten laste gelegde periode (feiten 1 en 2)
Ten aanzien van de ten laste gelegde periode overweegt de rechtbank als volgt.
Sinds 18 maart 2022 woonden verdachte, [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] in de woning aan de [adres 1] in Barneveld. De buren hebben vrijwel vanaf het begin gehoord dat er sprake was geschreeuw en geweld bij verdachte en [slachtoffer 2] . [slachtoffer 2] heeft verklaard dat er vanaf de start van haar relatie met verdachte sprake is geweest van geweld.
Het geweld ten aanzien van [slachtoffer 1] heeft voortgeduurd tot de moeder van [slachtoffer 2] op 4 mei 2022, nadat haar dochter bij haar was gekomen, melding heeft gemaakt van de mishandelingen van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] . [slachtoffer 1] is daarna bij haar oma komen te wonen. De rechtbank gaat ten aanzien van feit 1 daarom uit van de periode van 18 maart 2022 tot en met 4 mei 2022.
Ten aanzien van feit 2 geldt dat getuige [getuige 4] op 13 mei 2022 nog een blauwe plek op de arm van [slachtoffer 2] heeft waargenomen. Verdachte is vervolgens op 30 mei 2022 door de politie aangehouden. De rechtbank gaat ten aanzien van feit 2 daarom uit van de periode 18 maart 2022 tot en met 30 mei 2022.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde onder 1 en 2 heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op
één of meertijdstippen in of omstreeks de periode van 18 maart 2022 tot en met 04 mei 2022 te Barneveld,
(telkens
)zijn (stief)kind, [slachtoffer 1] (geboren [geboortejaar 2020] ), heeft mishandeld door voornoemde [slachtoffer 1] :
-één of meermalen krachtig om/bij diens arm(en) en/of be(e)n(en) vast te pakken en/of vast te
houden en/of
-één of meermalen op/tegen diens gezicht en/of bovenlichaam en/of diens arm(en) en/of bovenbe(e)n(en) te slaan/stompen en/of
-(krachtig) in haar borst en/of schouder, althans haar bovenlichaam, te bijten;
2.
hij op
één of meertijdstippen in of omstreeks de periode van 18 maart 2022 tot en met 30 mei 2022 te Barneveld, zijn levensgezel, [slachtoffer 2] ,
heeft mishandeld door voornoemde [slachtoffer 2] :
-één of meermalen krachtig om/bij de (boven)armen vast te pakken en/of vast te houden en/of
(daarbij) in voornoemde (boven)armen te knijpen en/of
-één of meermalen op/tegen het lichaam heeft geslagen/gestompt en/of
-één of meermalen in de borst(en) te knijpen.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1:
mishandeling, terwijl de schuldige het misdrijf begaat tegen zijn kind, meermalen gepleegd;
feit 2:
mishandeling, terwijl de schuldige het misdrijf begaat tegen zijn levensgezel, meermalen gepleegd.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en hieraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering. De officier van justitie heeft tevens verzocht om opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat, indien de rechtbank tot een veroordeling komt, moet worden meegewogen dat verdachte een blanco strafblad heeft en dat het voor hem een nare periode is geweest met veel stress. Ten aanzien van het verzoek tot opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis, heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat hij geen reden ziet om tot opheffing van de schorsing over te gaan. Daarbij stelt de raadsman dat de gevolgen voor verdachte erg groot zijn als hij nu vast komt zitten, verdachte heeft meer baat bij een hulpverlenend traject.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de mishandeling van zijn zeer jonge kind en zijn partner. Hij heeft dat meerdere keren gedaan. Moeder en kind hebben daarbij beiden letsel over hun hele lichaam opgelopen. Het toepassen van geweld en veroorzaken van dergelijk letsel, vooral bij, door hun leeftijd, weerloze kinderen die voor hun verzorging volledig afhankelijk zijn van hun ouders/verzorgers, is volstrekt ontoelaatbaar. Kinderen behoren op te groeien in een veilige en liefdevolle omgeving. Een veilig thuis, zonder fysiek geweld, is immers de basis voor een gezonde ontwikkeling van een kind. Geweld heeft absoluut geen plek in die ontwikkeling. Verdachte heeft met zijn handelen zowel de lichamelijke als psychische integriteit van zijn kind en partner ernstig geschonden. Hij heeft hen daarmee pijn, letsel en angst bezorgd. Hun “thuis” werd daardoor onveilig. Verder merkt de rechtbank op dat verdachte geen openheid heeft gegeven over hetgeen is voorgevallen. Hij heeft alleen geprobeerd met zijn verklaringen zichzelf buiten schot te houden. Dit rekent de rechtbank verdachte sterk aan.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank acht geslagen op een uittreksel uit het justitiële documentatieregister van 1 augustus 2022, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor (soortgelijke) feiten.
Daarnaast heeft de rechtbank gelet op het reclasseringsadvies van 24 augustus 2022. Hieruit volgt dat verdachte, wiens voorlopige hechtenis onder voorwaarden was geschorst, zich conformeert aan de huidige afspraken met de reclassering in het kader van het reclasseringstoezicht en dat er vanuit Veilig Thuis het wijkteam is uitgezet en daarbij een plan is opgesteld. Om ervoor te zorgen dat er zicht blijft op het gezin, acht de reclassering het noodzakelijk dat er een drietal bijzondere voorwaarden wordt opgelegd. Zo kan er, onder meer, na een veroordeling, diagnostiek komen met een daaruit voortvloeiende behandeling.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat de straf die door de officier van justitie geëist is passend is. De ernst van de feiten rechtvaardigt een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf. In de persoonlijke omstandigheden van verdachte ziet de rechtbank geen reden om daarvan af te wijken.
De rechtbank zal aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden opleggen. Om verdachte ervan te weerhouden zich in de nabije toekomst opnieuw schuldig te maken aan een strafbaar feit ziet de rechtbank aanleiding om een deel van deze gevangenisstraf, te weten 6 maanden, voorwaardelijk op te leggen, met een proeftijd van twee jaar en met aftrek van de tijd die verdachte al in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden acht de rechtbank noodzakelijk.
Opheffing schorsing voorlopige hechtenis
De rechtbank overweegt met betrekking tot het geschorste bevel voorlopige hechtenis het volgende.
De rechtbank ziet in het onderhavige geval onvoldoende aanleiding om het verzoek tot opheffing van het bevel tot schorsing van de voorlopige hechtenis toe te wijzen. De voorlopige hechtenis van verdachte is op 9 juni 2022 geschorst. Verdachte heeft zich tot zover aan de opgelegde voorwaarden gehouden. De rechtbank is van oordeel dat de persoonlijke belangen van verdachte, waaronder het belang om zijn definitieve berechting in vrijheid te kunnen afwachten, prevaleren boven het belang dat de samenleving heeft bij het hervatten van de voorlopige hechtenis, mede gelet op de duur van het op te leggen onvoorwaardelijk strafdeel en het belang bij het doorlopen van de schorsingsvoorwaarden in geval van een mogelijk hoger beroep.
De rechtbank zal het verzoek dus afwijzen.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
10 maanden;
 bepaalt dat
een gedeelte van deze gevangenisstraf, te
weten 6 maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van 2 jaren niet heeft gehouden aan de volgende voorwaarden:
 stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
 stelt als bijzondere voorwaarden dat:
- verdachte zich blijft melden bij Reclassering Nederland op het adres [adres 2] . Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
- verdachte zich ambulant laat behandelen te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
- verdachte meewerkt aan het traject zoals dit door Veilig Thuis is opgesteld, hij houdt zich hierbij aan de afspraken met zowel Veilig Thuis als de externe partijen die mogelijk betrokken raken in onderhavige casus. Hij geeft daarnaast toestemming dat de reclassering contact mag hebben met alle betrokken partijen;
 geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van deze bijzondere voorwaarden en tot begeleiding van verdachte ten behoeve daarvan;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 wijst af het verzoek tot opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M.P.T. Blokhuis (voorzitter), mr. M.C. van der Mei en
mr. V.A.J. Abbing, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.A.M. Disberg, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 23 september 2022.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, district Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2022194764, gesloten op 23 juni 2022 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 38.
3.De forensisch medische expertise kinderen, p. 40 – 44.
4.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , p. 90 – 95.
5.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , p. 79.
6.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] , p. 103 – 105.
7.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 111 – 112.
8.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 86.
9.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 191.
10.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 9 september 2022.
11.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 192.
12.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 194 – 195.