ECLI:NL:RBGEL:2022:5748

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
5 oktober 2022
Publicatiedatum
11 oktober 2022
Zaaknummer
390942
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Betaling openstaande facturen in het kader van een overeenkomst van opdracht met verweer op toerekenbare tekortkoming

In deze zaak vordert de eiser, handelend onder de naam [onderneming eiser], betaling van openstaande facturen van de gedaagde, een besloten vennootschap, in het kader van een overeenkomst van opdracht. De eiser heeft in de periode van 24 juni 2019 tot en met 31 januari 2021 werkzaamheden verricht als projectleider voor de gedaagde, maar een deel van de facturen is onbetaald gelaten. De gedaagde betwist de betalingsverplichting en stelt dat de eiser tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst, wat heeft geleid tot schade die zij wil verrekenen met de openstaande facturen. De rechtbank oordeelt dat de gedaagde onvoldoende onderbouwing heeft gegeven voor de gestelde tekortkomingen en de daaruit voortvloeiende schade. De rechtbank wijst de vordering van de eiser tot betaling van € 73.658,56 inclusief BTW toe, evenals de wettelijke handelsrente en buitengerechtelijke incassokosten. De gedaagde wordt veroordeeld in de proceskosten, zowel in conventie als in reconventie. De rechtbank wijst de vorderingen van de gedaagde in reconventie af, omdat deze niet voldoende zijn onderbouwd.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer/rolnummer: C/05/390942 / HA ZA 21-365
vonnis van 5 oktober 2022,
in de zaak van:
[eiser],
handelende onder de naam [onderneming eiser] ,
wonende te [woonplaats] ,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat: mr. M.A.A.M. van Brunschot-van der Sanden te Helmond,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde],
mede handelend onder de naam [gedaagde] ,
gevestigd en kantoorhoudende te [vestigingsplaats] ,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat: mr. A.C.M. van der Voet te Zoetermeer.
Partijen zullen hierna worden aangeduid als ‘ [eiser] ’ en ‘ [gedaagde] ’.

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 6 oktober 2021 waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
  • de conclusie van antwoord in reconventie met bijlagen;
  • de brief van [gedaagde] van 18 januari met bijlage 18;
  • het proces-verbaal van de op 19 januari 2022 gehouden mondelinge behandeling;
  • de spreekaantekeningen van mr. Van Brunschot-van der Sanden.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De beoordeling

Kern van de zaak
2.1.
[eiser] heeft in de periode 24 juni 2019 tot en met 31 januari 2021 in opdracht en voor rekening van [gedaagde] werkzaamheden verricht als projectleider van drie verschillende nieuwbouwprojecten in [plaatsnaam] , [plaatsnaam] en [plaatsnaam] . [gedaagde] heeft een deel van de facturen van [eiser] onbetaald gelaten. [eiser] vordert onder andere betaling van deze openstaande facturen te vermeerderen met wettelijke handelsrente en buitengerechtelijke incassokosten. [gedaagde] betoogt dat zij niet gehouden is de openstaande facturen te betalen, onder meer omdat [eiser] op meerdere vlakken tekort is geschoten is in de nakoming van de overeenkomst. Zij stelt hierdoor schade geleden te hebben die zij wil verrekenen met de openstaande facturen van [eiser] . In reconventie vordert zij onder andere betaling van (het na verrekening resterende deel van) deze schade. De rechtbank stelt in deze zaak [eiser] in het gelijk.
Onbetaalde facturen
2.2.
Partijen hebben in de overeenkomst van opdracht (hierna: de overeenkomst) afgesproken dat [gedaagde] voor de verrichte werkzaamheden een vergoeding van € 65,-- (exclusief BTW) per uur en een reiskostenvergoeding van € 0,45 per gereden kilometer aan [eiser] is verschuldigd. In artikel 11 van de overeenkomst van opdracht is opgenomen, kort weergegeven, dat schade als gevolg van direct aanwijsbare fouten van de opdrachtnemer of nalatigheid van de opdrachtnemer met declaraties van de opdrachtnemer worden verrekend.
2.3.
[eiser] heeft verschillende facturen met een totaalbedrag van € 133.031,86 aan [gedaagde] gezonden. [gedaagde] heeft daarvan een bedrag van € 59.373,30 betaald. [eiser] vordert betaling van een bedrag van € 73.658,56 aan openstaande facturen.
[gedaagde] heeft de gegrondheid van de facturen als zodanig niet betwist. [gedaagde] heeft wel de gemaakte uren betwist, maar zij heeft niet toegelicht waarom deze uren niet correct zouden zijn. Daarmee heeft zij de juistheid van de in rekening gebrachte uren onvoldoende gemotiveerd betwist. Het verwijt van [gedaagde] dat [eiser] tekortgeschoten is in de nakoming van de overeenkomst door de facturen niet te voorzien van een ondertekend betalingsadvies inclusief correct ingevulde en voor akkoord getekende manurenstaat, wordt verworpen. [gedaagde] heeft, kennelijk zonder protest, diverse facturen betaald die niet waren voorzien van een ondertekend betalingsadvies, zodat moet worden aangenomen dat deze wijze van factureren door haar is aanvaard. Maar ook als [eiser] niet aan deze verplichting heeft voldaan, ontslaat dit [gedaagde] op zichzelf niet van haar betalingsverplichting. [gedaagde] is daarom in beginsel gehouden de openstaande facturen te betalen. De rechtbank zal hierna ingaan op het beroep op verrekening.
Beroep op verrekening
2.4.
Volgens [gedaagde] heeft [eiser] de werkzaamheden niet deugdelijk uitgevoerd en heeft zij als gevolg daarvan schade geleden die verrekend moet worden met de openstaande facturen. In reconventie vordert [gedaagde] onder andere, kort gezegd, betaling van een bedrag van € 285.687,15 te vermeerderen met wettelijke rente. De schade bestaat volgens [gedaagde] uit de volgende posten:
Project [plaatsnaam] € 217.112,95
Onjuiste berekening opslag € 53.574,56
Overtreding artikel 7 overeenkomst € 15.000,--.
Project [plaatsnaam]
2.5.
Met betrekking tot project [plaatsnaam] verwijt [gedaagde] [eiser] het volgende. [eiser] heeft zijn werkzaamheden niet naar behoren uitgevoerd. [gedaagde] heeft als gevolg daarvan veel klachten van haar opdrachtgevers ontvangen. Door toedoen van [eiser] is veel wantrouwen en achterdocht bij haar opdrachtgever [naam opdrachtgever] ontstaan. [eiser] heeft [gedaagde] opgezadeld met (toekomstige) aansprakelijkheidsrisico’s door geen of onjuiste contracten af te sluiten met derden zoals voor een warmtenet, de engineering en met Nice zonder daarbij het aansprakelijkheidsrisico voor [gedaagde] in het oog te houden. Met betrekking tot het meerwerk heeft [eiser] niet als deugdelijk projectleider gehandeld. [eiser] heeft voor meer dan € 1.000.000,-- aan meerwerk laten uitvoeren zonder schriftelijke opdracht van [naam opdrachtgever] . [eiser] reageerde niet op verzoeken van opdrachtgevers over meerwerk. Verder heeft [eiser] meer dan € 100.000,-- besteed aan uren voor een aanvraag subsidie en engineering zonder dit meerwerk aan [gedaagde] en [naam opdrachtgever] te melden. Om het geschil met [naam opdrachtgever] te beëindigen heeft [gedaagde] haar een bedrag van € 217.112,95 voldaan dan wel dit bedrag met haar verrekend. [eiser] heeft gemotiveerd betwist dat hij is tekortgeschoten in de nakoming van zijn verbintenissen. Ook betwist hij gemotiveerd dat [gedaagde] als gevolg van de gestelde tekortkoming schade heeft geleden.
2.6.
Of [eiser] als projectleider voor het project [plaatsnaam] is tekortgeschoten in de nakoming van zijn verbintenissen uit de overeenkomst, kan in het midden blijven. Want ook als dat het geval zou zijn, is hij niet schadeplichtig. [gedaagde] heeft namelijk onvoldoende onderbouwd dat zij daadwerkelijk schade heeft geleden en dat die schade het gevolg is van de gestelde tekortkoming van [eiser] . Bovendien is geen sprake van verzuim. [gedaagde] heeft een excel overzicht (bijlage 9 bij conclusie van antwoord tevens eis in reconventie) overgelegd waarin allerlei bedragen aan meer- en minderwerk staan vermeld met een omschrijving. Dit overzicht is echter zonder nadere toelichting, die [gedaagde] niet heeft gegeven, onduidelijk. De rechtbank kan uit het overzicht niet afleiden dat [gedaagde] schade heeft en dat en waarom die schade het gevolg is van een tekortkoming van [eiser] . Uit het feit dat er meer- en minderwerk is verricht volgt op zich immers nog geen schade. Een andere onderbouwing heeft [gedaagde] niet (voldoende) gegeven. Uit de overgelegde e-mails blijkt overigens ook niet dat [eiser] op de gestelde tekortkoming tijdig is aangesproken. In de brief van 29 november 2020 wordt [eiser] aangesproken op zijn functioneren. Dit is echter geen ingebrekestelling, omdat er geen kans wordt gegeven om alsnog na te komen. [eiser] wordt in deze brief namelijk op non-actief gesteld.
Onjuiste berekening opslag
2.7.
Een ander verwijt dat [gedaagde] [eiser] maakt is dat hij verkeerde opslagpercentages heeft berekend en geen rekening heeft gehouden met 5 % overwaarde van de totale aanneemsom die bij elke termijn moest worden achtergehouden. [gedaagde] stelt dat zij hierdoor een schade van € 53.574,56 heeft geleden. Ter onderbouwing van deze schadepost heeft [gedaagde] een excel-overzicht met de titel “verkoopfacturen termijnen voor Vastgoedvereniging [naam opdrachtgever] [plaatsnaam] ” (bijlage 11 bij conclusie van antwoord tevens eis in reconventie) overgelegd. Volgens [eiser] is geen sprake van een tekortkoming. Hij heeft wat betreft de opslagpercentages uitvoering gegeven aan de aanneemovereenkomst. Dat in de bouwteamovereenkomst andere of geen percentages zijn overeengekomen, kan niet voor zijn rekening komen, aangezien hij toen nog niet betrokken was bij het project en daar ook niet van op de hoogte was.
2.8.
Ook hier kan in het midden blijven of sprake is van een tekortkoming van [eiser] . Naar het oordeel van de rechtbank heeft [gedaagde] de gestelde schadepost onvoldoende onderbouwd door slechts een excel overzicht over te leggen, zonder dit nader toe te lichten. De rechtbank kan zonder deze nadere toelichting uit het overzicht niet opmaken waaruit de gestelde schade concreet bestaat en waarom deze schade is toe te rekenen aan de gestelde tekortkoming van [eiser] . Het gestelde schadebedrag is voor de rechtbank ook niet te relateren aan de bedragen in het excel overzicht. De rechtbank zal dit gedeelte van de vordering daarom ook als onvoldoende onderbouwd afwijzen.
Boete van € 15.000,--
2.9.
Volgens [gedaagde] heeft [eiser] het relatiebeding in artikel 7 van de overeenkomst geschonden door aan [naam opdrachtgever] te suggereren dat hij ook rechtstreeks kon worden ingehuurd. Hiermee verbeurt [eiser] op grond van artikel 10 van de overeenkomst een boete van € 15.000,-. [eiser] betwist dat hij het initiatief heeft genomen om rechtstreeks te kunnen werken voor [naam opdrachtgever] . Het initiatief lag bij [naam opdrachtgever] . Dit heeft [gedaagde] tijdens de mondelinge behandeling ook bevestigd, zodat dit vaststaat. Verder is gesteld noch gebleken dat [eiser] daadwerkelijk rechtstreeks werkzaamheden voor [naam opdrachtgever] heeft verricht. De rechtbank is daarom van oordeel dat [eiser] artikel 7 van de overeenkomst niet heeft geschonden, waardoor hij ook geen boete is verschuldigd. De rechtbank zal dit gedeelte van de vordering dus afwijzen.
2.10.
De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat [gedaagde] haar schuld aan [eiser] niet kan verrekenen met een vordering op hem. De vordering van [eiser] tot betaling van het bedrag van € 73.658,56 inclusief BTW wordt daarom toegewezen.
Verklaring voor recht gevorderd door [gedaagde]
2.11.
De door [gedaagde] gevorderde verklaring voor recht dat [eiser] niet heeft voldaan aan zijn verplichtingen als goed opdrachtnemer en daarmee (toerekenbaar) tekort is geschoten is in zijn verplichtingen uit hoofde van de opdracht zal de rechtbank afwijzen, omdat de op die gestelde tekortkoming gebaseerde vordering tot schadevergoeding wordt afgewezen. Enig (ander) belang bij de gevorderde verklaring voor recht is gesteld noch gebleken.
Verklaringen voor recht gevorderd door [eiser]
2.12.
Omdat de rechtbank de vordering tot betaling van de openstaande facturen zal toewijzen, heeft [eiser] geen (zelfstandig) belang meer bij de door hem gevorderde verklaring voor recht dat [gedaagde] toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van overeenkomst. [eiser] heeft naar het oordeel van de rechtbank evenmin belang bij de gevorderde verklaring voor recht dat de overeenkomst door opzegging is geëindigd. Partijen zijn het er namelijk over eens dat de overeenkomst op of omstreeks 9 februari 2021 is geëindigd, en beroepen zich geen van beide op ongedaanmakingsverplichtingen van de wederpartij. [eiser] heeft niet gesteld welk belang hij dan nog heeft bij de gevorderde verklaring voor recht. De rechtbank zal de gevorderde verklaringen voor recht afwijzen.
Bevrijding verbintenissen [eiser]
2.13.
De rechtbank zal de gevorderde bevrijding van [eiser] van de op hem rustende verbintenissen uit de overeenkomst van opdracht ook afwijzen. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [eiser] verklaard dat deze vordering ziet op de verplichtingen die hij na 9 februari 2021 nog op grond van de overeenkomst mocht hebben. Omdat partijen het er over eens zijn dat de overeenkomst op of omstreeks 9 februari 2021 is geëindigd en [gedaagde] zich niet op het standpunt stelt dat [eiser] op grond van de beëindigde overeenkomst nog verplichtingen heeft waaraan hij zal moeten voldoen, heeft [eiser] geen belang meer bij deze vordering.
Wettelijke handelsrente
2.14.
[eiser] vordert betaling van de wettelijke handelsrente over de onbetaalde facturen vanaf de dag dat [gedaagde] in verzuim is geraakt, dat wil zeggen de vervaldata van de betreffende facturen, tot aan de dag van voldoening. [gedaagde] betwist dat zij gehouden is wettelijke (handels)rente te betalen.Voor zover zij wel gehouden is wettelijke (handels)rente te betalen kan die niet eerder verschuldigd zijn dan vanaf 8 juli 2021, omdat de wettelijke (handels)rente niet eerder is aangezegd, aldus [gedaagde] .
2.15.
Anders dan bij de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW, is voor het verschuldigd worden van wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a BW niet vereist dat de schuldenaar in verzuim is. Wettelijke handelsrente is verschuldigd met ingang van de dag volgend op de dag die is overeengekomen als de uiterste dag van betaling. Op de facturen is een betalingstermijn van 14 dagen vermeld, en [gedaagde] heeft niet betwist dat dit de tussen partijen overeengekomen betaaltermijn is. De wettelijke handelsrente moet berekend te worden vanaf de vervaldata van de verschillende facturen tot aan de dag der algehele voldoening. De rechtbank zal de wettelijke handelsrente overeenkomstig toewijzen.
Buitengerechtelijke incassokosten
2.16.
[eiser] maakt aanspraak op vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Ter onderbouwing verwijst hij naar de aanmaningen van de deurwaarder en zijn advocaat. De buitengerechtelijke incassokosten worden toegewezen, omdat is voldaan aan de voorwaarden om een vergoeding voor deze kosten te krijgen. Het gevorderde bedrag van € 1.511,59 komt overeen met het in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten bepaalde tarief. Daarom is geen plaats voor matiging en zal dit bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten worden toegewezen.
Proceskosten in conventie
2.17.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten in conventie worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiser] worden begroot op:
- kosten dagvaarding € 88,--
- griffierecht € 952,--
- salaris advocaat € 2.228,- (2 punten x tarief € 1.114,--)
Totaal € 3.268,--.
Proceskosten in reconventie
2.18.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten in reconventie worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiser] worden begroot op:
salaris advocaat € 3.540,-- (2 punten x tarief € 1.770,--).

3.De beslissing

In conventie
3.1.
veroordeelt [gedaagde] aan [eiser] tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag van € 73.658,56 inclusief BTW, te vermeerderen met € 1.511,59 aan buitengerechtelijke incassokosten en met de wettelijke handelsrente over de afzonderlijke onbetaald gebleven factuurbedragen vanaf de vervaldata van de verschillende facturen tot aan de dag der algehele voldoening;
3.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] begroot op
€ 3.268,--;
3.3.
verklaart dit vonnis in conventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
3.4.
wijst het meer of anders gevorderde af;
In reconventie
3.5.
wijst de vordering van [gedaagde] af;
3.6.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] begroot op
€ 3.540,--.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Boerwinkel en in het openbaar uitgesproken op
5 oktober 2022.