ECLI:NL:RBGEL:2022:5779

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
12 oktober 2022
Publicatiedatum
11 oktober 2022
Zaaknummer
9819892
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugbetaling van gelden door de moeder aan de kinderen na onrechtmatige opname van spaartegoeden

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Gelderland op 12 oktober 2022 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen een vader en een moeder, die gezamenlijk het ouderlijk gezag uitoefenen over hun drie minderjarige kinderen. De vader vorderde de moeder te veroordelen tot terugbetaling van bedragen die zij zonder toestemming van de vader en de kinderen had opgenomen van de spaarrekeningen van de kinderen. De moeder had de bedragen opgenomen onder de veronderstelling dat zij dit mocht, omdat zij de stortingen op de rekeningen had gedaan en tijdelijk in financiële problemen verkeerde. De vader stelde dat de moeder zich niet als goede bewindvoerder had gedragen, aangezien de gelden op de rekeningen van de kinderen bestemd waren voor hun toekomst en niet voor de algemene kosten van het gezin.

De kantonrechter oordeelde dat de moeder inderdaad onrechtmatig had gehandeld door de gelden van de kinderen op te nemen zonder toestemming. De rechter benadrukte dat ouders het vermogen van hun kinderen niet mogen aanwenden voor eigen kosten en dat zij als goede bewindvoerders moeten handelen. De vorderingen van de vader werden gedeeltelijk toegewezen, waarbij de moeder werd veroordeeld tot terugbetaling van de opgenomen bedragen, vermeerderd met wettelijke rente. De kantonrechter wees de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten en nakosten af, en compenseerde de proceskosten tussen partijen. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK GELDERLAND
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaakgegevens 9819892 \ CV EXPL 22-2835
uitspraak van 12 oktober 2022
vonnis
in de zaak van
[eiser] ,in zijn hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger van de minderjarigen
[kind 1]en
[kind 2] ,
wonende te [woonplaats] ,
eisende partij,
gemachtigde mr. R.S. Eijgenraam
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
gemachtigde de heer J.C.M. Achterberg.
Partijen worden hierna de vader en de moeder genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 25 mei 2022 en de daarin genoemde processtukken,
- de mondelinge behandeling van 13 september 2022, waarbij zijn verschenen de vader en zijn advocaat en de moeder bijgestaan door de heer J.C.M. Achterberg als haar gemachtigde.

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben een relatie met elkaar gehad.
2.2.
Zij hebben samen drie kinderen:
  • [kind 1](roepnaam [kind 1] ), geboren op [geboortedatum] 2010 in [geboorteplaats] ,
  • [kind 2](roepnaam [kind 2] ), geboren op [geboortedatum] 2011 in [geboorteplaats] ,
  • [kind 3](roepnaam [kind 3] ), geboren op [geboortedatum] 2014 in [geboorteplaats] .
2.3.
Partijen zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag. Het gezamenlijk gezag over [kind 1] is aangetekend op [datum] en over [kind 2] op [datum] . Bij beschikking van [datum] heeft de rechtbank de ouders gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over [kind 3] .
2.4.
De kinderen staan ingeschreven bij de vader.
2.5.
[kind 1] heeft een rekening bij de Rabobank voor Rabo DoelSparen met rekeningnummer [rekeningnummer 1] . Ook [kind 2] heeft zo’n rekening. Haar rekeningnummer is [rekeningnummer 2] . Uit de overgelegde Rabo Doelsparen overeenkomsten volgt dat de kinderen rekeninghouder zijn.

3.De vordering en het verweer

3.1.
De vader vordert, uitvoerbaar bij voorraad:
de moeder te veroordelen, tegen behoorlijk bewijs van kwijting, tot betaling van een bedrag van € 4.126,34 uit hoofde van de opname van [opnamedatum 1] en de daaraan verbonden opnamekosten, vermeerderd met de wettelijke vertragingsrente over voornoemd bedrag vanaf [opnamedatum 1] tot aan de dag van algehele voldoening en waarbij betaling dient plaats te vinden op de spaarrekening van [kind 1] met rekeningnummer [rekeningnummer 1] ,
de moeder te veroordelen, tegen behoorlijk bewijs van kwijting, tot betaling van een bedrag van € 1.147,37 uit hoofde van de opname van [opnamedatum 2] en de daaraan verbonden opnamekosten, vermeerderd met de wettelijke vertragingsrente over voornoemd bedrag vanaf [opnamedatum 2] tot aan de dag van algehele voldoening en waarbij betaling dient plaats te vinden op de spaarrekening van [kind 1] met rekeningnummer [rekeningnummer 1] ,
de moeder te veroordelen, tegen behoorlijk bewijs van kwijting, tot betaling van een bedrag van € 3.105,14 uit hoofde van de opname van [opnamedatum 1] en de daaraan verbonden opnamekosten, vermeerderd met de wettelijke vertragingsrente over voornoemd bedrag vanaf [opnamedatum 1] tot aan de dag van algehele voldoening en waarbij betaling dient plaats te vinden op de spaarrekening van [kind 2] met rekeningnummer [rekeningnummer 2] ,
de moeder te veroordelen, tegen behoorlijk bewijs van kwijting, tot betaling van een bedrag van € 326,62 uit hoofde van de opname van [opnamedatum 2] en de daaraan verbonden opnamekosten, vermeerderd met de wettelijke vertragingsrente over voornoemd bedrag vanaf [opnamedatum 2] tot aan de dag van algehele voldoening en waarbij betaling dient plaats te vinden op de spaarrekening van [kind 2] met rekeningnummer [rekeningnummer 2] ,
de moeder te veroordelen, tegen behoorlijk bewijs van kwijting, te betalen een bedrag van € 980,43 aan vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten ex artikel 6:96 lid sub c BW, vermeerderd met de wettelijke vertragingsrente ex artikel 6:119 BW over voornoemd bedrag vanaf de dag van de dagvaarding tot aan de dag van algehele vergoeding,
de moeder te veroordelen in de kosten van de procedure en te bepalen dat de moeder de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW over de proceskosten verschuldigd zal zijn als zij niet binnen 14 dagen na dagtekening van het te wijzen vonnis heeft betaald,
de moeder te veroordelen in de nakosten conform het geldende tarief en te bepalen dat de moeder de wettelijke rente over de nakosten verschuldigd zal zijn als zij niet binnen 14 dagen na dagtekening van het te wijzen vonnis heeft betaald.
3.2.
De moeder heeft verweer gevoerd. Zij vraagt haar niet te veroordelen en haar de tijd te geven de tijdelijk opgenomen gelden aan de kinderen terug te betalen.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter zal de vorderingen van de vader gedeeltelijk toewijzen en uitleggen waarom.
4.2.
Vast staat dat de vader en de moeder, ook ten tijde van de geldopnames van [opnamedatum 1] en [opnamedatum 2] gezamenlijk het ouderlijk gezag over [kind 1] en [kind 2] uitoefenen. In geval van gezamenlijke gezagsuitoefening voeren de ouders gedurende de minderjarigheid het bewind over het vermogen van hun kinderen gezamenlijk (artikel 1:253i lid 1 BW). Daarbij is in geschil dat de saldi van de door de vader genoemde rekeningnummers, die ook op naam van de minderjarigen staan, tot de vermogens van [kind 1] en [kind 2] behoren. Op deze rekeningen werd gespaard voor de kinderen.
4.3.
Vermogens van kinderen zijn in beginsel afgezonderd van het vermogen van hun ouders. Op grond van artikel 1:253l BW heeft elke ouder die het gezag over zijn kind uitoefent, alleen het vruchtgenot over het vermogen van zijn kind. Het saldo van de bankrekening van het kind behoort tot het vermogen van de minderjarige. Op ouders rust op grond van artikel 1:253j BW de verplichting het bewind over het vermogen van hun kind als goede bewindvoerders uit te voeren. Bij slecht bewind zijn zij voor de daaraan te wijten schade aansprakelijkheid.
4.4.
Niet in geschil is dat de moeder de door de vader genoemde bedragen zonder toestemming van de kinderen en de andere ouder met gezag (hier de vader) heeft opgenomen van de rekeningen van de kinderen en dat zij (nog) niet is overgaan tot terugbetaling van deze bedragen.
4.5.
De moeder heeft erkend de genoemde bedragen van de rekeningen van de kinderen te hebben opgenomen. Zij geeft aan dat zij in de veronderstelling verkeerde dat dit mocht omdat zij degene was die de stortingen deed op de rekeningen en het geld tijdelijk nodig heeft. Zij heeft (zakelijke) schulden en een klein inkomen waarmee zij eigenlijk niet alle verblijfskosten van de kinderen kan voldoen op de momenten dat de kinderen bij haar zijn. De moeder wil de kinderen graag laten wonen waar zij nu wonen en ook geven waar zij recht op hebben. Zij ontvangt geen kinderalimentatie van de vader, omdat de inschatting is dat hij onvoldoende draagkracht heeft voor een bijdrage.
4.6.
De kantonrechter is van oordeel dat het zichzelf toe-eigenen van een geldbedrag van minderjarige kinderen door één van de ouders bezwaarlijk is en niet heeft te gelden als goed bewindvoerderschap over het vermogen van de kinderen. Het doet daarbij niet ter zake wie het geld voor de kinderen heeft gespaard. In beginsel mogen ouders het vermogen van hun kinderen niet aanwenden voor kosten van verzorging en opvoeding van deze kinderen en ook niet voor de algemene kosten van het gezin. Het zijn immers de ouders die onderhoudsplichtig zijn voor de kinderen en zij moeten de kinderen in beginsel uit hun eigen vermogen of inkomen onderhouden. Weliswaar zegt de wet in artikel 1:392 BW dat ook kinderen onderhoudsplichtig zijn ten opzichte van hun ouders, maar dit geldt alleen in geval van behoeftigheid van de ouders, nog daargelaten of dit ook ziet op minderjarige kinderen. Zonder nadere onderbouwing, die ontbreekt, valt niet in te zien waarom het voor de moeder in het kader van ‘goed bewindvoerderschap’ noodzakelijk was om gelden van de rekeningen van de kinderen op te nemen. Dit leidt dan ook tot de conclusie dat de moeder zich niet als goed bewindvoerder heeft gedragen en verantwoordelijk is voor de daardoor ontstane schade.
4.7.
Dit betekent dat de vordering tot terugbetaling van de opgenomen bedragen kan worden toegewezen. Nu de opnamekosten voortvloeien uit de gedragingen van de moeder en de moeder hiertegen niets heeft ingebracht, zal ook de vordering tot betaling van de opnamekosten worden toegewezen.
Wettelijke rente
4.8.
De kantonrechter zal de gevorderde wettelijke rente over vordering 1, 2, 3 en 4 toewijzen. De vordering van de vader als wettelijk vertegenwoordiger van zijn kinderen strekt tot betaling van een geldsom bij wege van schadevergoeding. Het verzuim is daarom ingetreden zonder ingebrekestelling (artikel 6:83 sub b BW). De schuldenaar (hier de moeder) is in zulke gevallen wettelijke rente verschuldigd vanaf het moment waarop de verbintenis tot schadevergoeding opeisbaar is. De vader heeft gesteld dat dit de datum van opname van de geldbedragen is, omdat de bedragen op die datum het vermogen van de kinderen hebben verlaten. Tegen deze datum heeft de moeder niets ingebracht.
Buitengerechtelijke incassokosten
4.9.
De kantonrechter wijst de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten af, omdat de vader deze onvoldoende heeft onderbouwd.
Proceskosten
4.10.
Omdat het geschil familierechtelijk van aard is, zal de kantonrechter de proceskosten tussen partijen compenseren, in die zin dat ieder zijn/haar eigen kosten draagt. Dit is gebruikelijk in dit soort zaken en de vader heeft onvoldoende onderbouwd waarom hiervan moet worden afgeweken.
Nakosten
4.11.
De kantonrechter wijst de gevorderde nakosten af, omdat de vader deze onvoldoende heeft onderbouwd.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt de moeder, tegen behoorlijk bewijs van kwijting, tot betaling van een bedrag van € 4.126,34, vermeerderd met de wettelijke vertragingsrente over voornoemd bedrag vanaf [opnamedatum 1] tot aan de dag van algehele voldoening en waarbij betaling dient plaats te vinden op de spaarrekening van [kind 1] met rekeningnummer [rekeningnummer 1] ;
5.2.
veroordeelt de moeder, tegen behoorlijk bewijs van kwijting, tot betaling van een bedrag van € 1.147,37, vermeerderd met de wettelijke vertragingsrente over voornoemd bedrag vanaf [opnamedatum 2] tot aan de dag van algehele voldoening en waarbij betaling dient plaats te vinden op de spaarrekening van [kind 1] met rekeningnummer [rekeningnummer 1] ;
5.3.
veroordeelt de moeder, tegen behoorlijk bewijs van kwijting, tot betaling van een bedrag van € 3.105,14, vermeerderd met de wettelijke vertragingsrente over voornoemd bedrag vanaf [opnamedatum 1] tot aan de dag van algehele voldoening en waarbij betaling dient plaats te vinden op de spaarrekening van [kind 2] met rekeningnummer [rekeningnummer 2] ;
5.4.
veroordeelt de moeder, tegen behoorlijk bewijs van kwijting, tot betaling van een bedrag van € 326,62, vermeerderd met de wettelijke vertragingsrente over voornoemd bedrag vanaf [opnamedatum 2] tot aan de dag van algehele voldoening en waarbij betaling dient plaats te vinden op de spaarrekening van [kind 2] met rekeningnummer [rekeningnummer 2] ;
5.5.
compenseert de proceskosten, in die zin dat iedere partij zijn/haar eigen kosten draagt;
5.6.
verklaart deze veroordeling(en) uitvoerbaar bij voorraad;
5.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. C.M. Koopman en in het openbaar uitgesproken op 12 oktober 2022.