In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 19 oktober 2022 een eindvonnis gewezen na een bewijsopdracht met betrekking tot de erfgrens tussen verschillende percelen. De eisers, [eiser 1] en [eiser 2], hebben een vordering ingesteld om de exacte erfgrens vast te stellen op basis van de akten van levering. De rechtbank constateert dat de akten verwijzen naar een voorlopige kadastrale grens, maar dat deze grens niet kan worden herleid naar nauwkeurige gegevens zoals GPS-coördinaten. Hierdoor kan de exacte erfgrens niet worden vastgesteld. De rechtbank wijst de vorderingen van de eisers af, omdat er geen duidelijke basis is om de erfgrens te bepalen en er sprake is van een onzekere grens volgens artikel 5:47 BW. De rechtbank overweegt dat, hoewel de vorderingen worden afgewezen, er mogelijkheden zijn voor een toekomstige procedure om de grens vast te stellen, waarbij de belangen van beide partijen moeten worden afgewogen. De proceskosten worden aan de zijde van de gedaagden toegewezen, waarbij de eisers als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten. De rechtbank wijst ook de vorderingen in reconventie af, omdat deze niet voor toewijzing in aanmerking komen.