ECLI:NL:RBGEL:2022:5966

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
13 september 2022
Publicatiedatum
24 oktober 2022
Zaaknummer
C/05/406960 / KG RK 22/553
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek tegen rechter wegens vermeende partijdigheid en onjuist bejegenen tijdens zitting

Op 13 september 2022 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Gelderland, locatie Arnhem, een beslissing genomen op het wrakingsverzoek van een verzoeker, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde Mr. M.A. Bakker. Het verzoek tot wraking was gericht tegen Mr. A.F. Germs-de Goede, de rechter die betrokken was bij een eerdere zitting in de zaak met zaaknummer AWB 21/3619. De verzoeker stelde dat hij zich niet juist bejegend voelde door de rechter, die volgens hem op een schreeuwerige toon sprak en hem beschuldigde van een gebrek aan telefonische bereikbaarheid en het niet ontvangen van belangrijke stukken. De verzoeker voerde aan dat deze bejegening intimiderend was en dat de rechter niet objectief was in haar beoordeling van de zaak.

De wrakingskamer heeft de procedure en de gronden van het verzoek zorgvuldig beoordeeld. De rechter heeft in haar schriftelijke reactie en tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat zij de regie over de zitting heeft gevoerd en dat haar stemverheffing niet bedoeld was om de verzoeker af te snauwen. De wrakingskamer concludeerde dat er geen objectief gerechtvaardigde schijn van partijdigheid was en dat de verzoeker voldoende ruimte had gekregen om zijn standpunten naar voren te brengen. De gronden van het wrakingsverzoek werden als onvoldoende onderbouwd beschouwd.

Uiteindelijk heeft de wrakingskamer het verzoek tot wraking afgewezen, met de overweging dat de rechter op een juiste manier haar rol heeft vervuld en dat er geen reden was om aan haar onpartijdigheid te twijfelen. Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

beslissing
RECHTBANK GELDERLAND, locatie Arnhem
Wrakingskamer
zaaknummer: C/05/406960 / KG RK 22/553
Beslissing van 13 september 2022
van de wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoeker]
wonende te Buren
hierna te noemen: verzoeker,
(gemachtigde: Mr. M.A. Bakker)
strekkende tot de wraking van
Mr. A.F. Germs-de Goede
rechter in deze rechtbank
hierna te noemen: de rechter.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het schriftelijke wrakingsverzoek van 28 juli 2022 waarin de gronden daarvoor zijn vermeld;
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van de zitting op 28 juli 2022 in de zaak met zaaknummer AWB 21/3619;
  • de schriftelijke reactie van de rechter van 10 augustus 2022;
  • de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling op 30 augustus 2022.
1.2.
Bij de mondelinge behandeling zijn verschenen:
-
mr A. F. Germs-de Goede, rechter
Hoewel daartoe op juiste wijze opgeroepen is mr. Bakker noch [verzoeker] bij de mondelinge behandeling verschenen.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek strekt tot wraking van de rechter in de zaak met zaaknummer AWB 21/3619.
2.2.
Verzoeker heeft blijkens zijn schriftelijke wrakingsverzoek het volgende aan zijn verzoek ten grondslag gelegd:
“Eiser, althans gemachtigde, acht zich niet juist bejegend op zitting. Reden is dat gemachtigde van eiser een stuk te laat heeft ontvangen en op grond van foutieve informatie ook niet bruikbaar was en hij op zitting ervan werd beticht zaken niet op orde te hebben als e-mail en telefonische bereikbaarheid.
Vervolgens heeft de rechter het stuk waarin het eigen verkoopcijfer als onderbouwing staat vermeld toch geaccepteerd en is daarmee en daardoor de stelling dat op grond van het eigen verkoopcijfer de WOZ-waarde van verweerder juist zou zijn ook door het eigen verkoopcijfer onderbouwd. Gemachtigde van eiser gaat er volgens vanuit dat hij gemotiveerd mag betwisten.
Vervolgens heeft gemachtigde van eiser aangegeven dat hij niet begrijpt waarom verweerder hem niet heeft gebeld, omdat foutieve informatie is verstrekt en het beroep op grond daarvan zou kunnen zijn ingetrokken, omdat het eigen verkoopcijfer€ 1.100.000 bleek en eiser dan zou hebben kunnen intrekken op grond van € 1.295.000 en dat cijfer niet klopt zo bleek pas op de zitting.
Dat verweerder vervolgens aangeeft dat stukken per e-mail niet bij gemachtigde van eiser zouden zijn aangekomen en gemachtigde niet telefonisch bereikbaar zou zijn, is wel degelijk een punt waarop gemachtigde van eiser mag reageren en aangeven dat gezien de grootte van het bestand, het verweer, de e-mail niet is aangekomen en hij wel goed telefonisch bereikbaar is.
Dat de rechter voorts op hoge schreeuwerige toon gemachtigde van eiser, werkelijk waar afsnauwt en zelfs niet naar verweerder terug reflecteert dat er aan de zijde van verweerder iets mis is gegaan, gaat gemachtigde van eiser te ver. Eiser dient een klacht tegen de rechter in.
Graag bespreekt gemachtigde van eiser vandaag nog de klacht of morgen, omdat anders andere rechtsmiddelen, die gemachtigde van eiser nog heeft, als verwerkt zouden kunnen worden beschouwd.”
2.3.
De rechter heeft laten weten niet in de wraking te berusten. Zij heeft schriftelijk op het verzoek gereageerd en dit nader toegelicht tijdens de mondelinge behandeling. Haar reactie wordt hierna voor zover nodig besproken.

3.De beoordeling

3.1.
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid. Uit de wet volgt dat de verzoeker die concrete omstandigheden moet aanvoeren en wel zodra deze aan hem bekend zijn geworden.
3.2.
Verzoeker heeft zijn gronden voor de wraking als volgt samengevat:
Het schreeuwen en snauwen van de rechter op zitting hetgeen op gemachtigde van verzoeker een intimiderende indruk maakte;
Het niet accepteren van een punt van orde ingediend door verzoeker, namelijk dat verzoeker door verweerder zonder enig bewijs beschuldigd wordt van het niet telefonisch bereikbaar zijn en e-mails van verweerder retour zouden worden gezonden hetgeen eiser verwerpt en op zitting niet op mocht worden gereageerd;
Niet terug reflecteren naar verweerder, terwijl verweerder een onjuist marktcijfer noemt, namelijk een eigen verkoopcijfer, dat bijna € 200.000 hoger is (niet € 1.295.000, maar € 1.100.000 blijkt te zijn) dan het daadwerkelijke verkoopcijfer en op die grond door verweerder aan verzoeker wordt verzocht het beroep in te trekken;
De mededeling van de rechter dat ondanks het opwerpen van een stelling van verweerder, namelijk een beroep op het eigen verkoopcijfer, deze stelling als die van verzoeker wordt beschouwd en is pertinent onjuist.
3.3.
Wat betreft de eerste grond van verzoeker, de manier waarop hij door de rechter is bejegend, overweegt de wrakingskamer als volgt. De rechter heeft in haar reactie laten weten dat verzoeker hier en daar de regie van de rechter overnam en dat zij dat heeft toegelaten tot een punt dat het genoeg was geweest. Toen verzoeker de interventie niet accepteerde heeft zij met stemverheffing gereageerd. Van schreeuwen of snauwen is geen sprake geweest volgens de rechter. De wrakingskamer stelt vast dat de lezingen van verzoeker en van de rechter van het gebeurde op dit punt niet geheel overeenkomen. Mede gelet op hetgeen is weergegeven in het proces-verbaal van de zitting heeft de wrakingskamer geen grond om eraan te twijfelen dat het de intentie van de rechter is geweest om regie te voeren en niet om verzoeker af te snauwen. Daarbij kan een rol hebben gespeeld dat rechter en verzoeker met elkaar contact hadden via een videoverbinding, hetgeen de communicatie enigszins zal hebben bemoeilijkt. De rechter heeft, hetgeen zij niet ontkent, met meer stemvolume gesproken, maar van een zodanige bejegening van verzoeker dat daarin (een schijn van) partijdigheid van de rechter besloten ligt, is naar het oordeel van de wrakingskamer geen sprake.
3.4.
De tweede aangevoerde grond is het punt van orde over de bereikbaarheid van verzoeker. De rechter heeft hierover verklaard dat het opmerkingen aan het einde van de tweede termijn betroffen die voor de door haar te nemen beslissing niet relevant waren. Om die reden heeft zij geen gelegenheid meer gegeven om deze discussie, die inmiddels enkel tussen de partijen speelde, verder te bespreken. Naar het oordeel van de rechtbank valt deze wijze van optreden door de rechter onder het voeren van regie. Hieruit valt geen objectief gerechtvaardigde schijn van partijdigheid af te leiden.
3.5.
De derde grond betreft het niet terug reflecteren naar verweerder, waar deze verzoeker op basis van een onjuist marktcijfer tot intrekking wilde bewegen. De rechter heeft daarover verklaard dat het feit dat zij verweerder over deze gang van zaken niet verder heeft bevraagd ter zitting geenszins wil zeggen dat zij het handelen van verweerder goedkeurt of dat zij al een bepaalde beslissing ten nadele van eiser zou hebben genomen. Bij gebreke van een nadere toelichting van verzoeker valt niet in te zien dat de rechter hiermee een blijk van vooringenomenheid of de objectief gerechtvaardigde schijn daarvan heeft gewekt.
3.6.
De vierde grond betreft het beschouwen van een stelling van verweerder als een stelling van eiser. De rechtbank overweegt hierover dat zonder nadere motivering, die ontbreekt, niet duidelijk is wat de strekking van deze wrakingsgrond is, waardoor deze zal worden afgewezen.
3.7.
Gelet op het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van de zitting op 28 juli 2022 en de toelichting die de rechter tijdens de mondelinge behandeling van de wrakingszitting heeft gegeven is de rechtbank van oordeel dat verzoeker voldoende ruimte heeft gekregen om de standpunten naar voren te brengen. De rechter heeft tijdens die digitaal gevoerde zitting regie gevoerd en leiding gegeven. Uit hetgeen naar voren is gebracht kan niet worden afgeleid dat sprake is van een objectief gerechtvaardigde schijn van partijdigheid of vooringenomenheid.
3.8.
Gelet op het bovenstaande wordt het wrakingsverzoek van verzoeker afgewezen.

4.De beslissing

De wrakingskamer van de rechtbank wijst het verzoek tot wraking af.
Deze beslissing is gegeven door mr. G.W.B. Heijmans, voorzitter, en mr. S.C.A.M. Janssen en mr. M.J.C. van Leeuwen , leden en in tegenwoordigheid van griffier [griffier] in het openbaar uitgesproken op 13 september 2022.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.