4.1.De curator vordert, samengevat, dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
voor recht verklaart dat [gedaagde in hoofdzaak, eiser in vrijwaringszaak] op grond van artikel 2:248 van het Burgerlijk Wetboek (BW) aansprakelijk is voor het bedrag van de schulden van [faillissement] , voor zover deze niet door vereffening van de overige baten kunnen worden voldaan;
[gedaagde in hoofdzaak, eiser in vrijwaringszaak] veroordeelt tot betaling van het bedrag van de schulden van [faillissement] , een en ander voor zover deze niet door vereffening van overige baten kunnen worden voldaan, nader op te maken bij staat;
[gedaagde in hoofdzaak, eiser in vrijwaringszaak] veroordeelt tot betaling van een voorschot op (de rechtbank begrijpt:) het onder 1 en 2 bedoelde bedrag, ter hoogte van € 50.000,00, althans een door de rechtbank te bepalen bedrag, te vermeerderd met wettelijke rente;
voor recht verklaart dat [gedaagde in hoofdzaak, eiser in vrijwaringszaak] artikel 106a van de Faillissementswet (Fw) geheel of ten dele heeft overtreden;
[gedaagde in hoofdzaak, eiser in vrijwaringszaak] veroordeelt tot een bestuursverbod voor de duur van vijf jaar nadat deze uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan, gedurende welke periode [gedaagde in hoofdzaak, eiser in vrijwaringszaak] niet kan worden benoemd als bestuurder van een rechtspersoon;
alle overige gevolgen van dit bestuursverbod regelt als bedoeld in artikel 106b lid 4 Fw;
[gedaagde in hoofdzaak, eiser in vrijwaringszaak] veroordeelt in de proceskosten en de nakosten, vermeerderd met de wettelijke rente.