ECLI:NL:RBGEL:2022:6105

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
28 oktober 2022
Publicatiedatum
27 oktober 2022
Zaaknummer
ARN 20/5947
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen de onvolledige toewijzing van een Wob-verzoek met betrekking tot documenten over een vereniging en collegebesluiten

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Gelderland het beroep van eiseres tegen de gedeeltelijke toewijzing van haar verzoek om openbaarmaking van documenten door het college van burgemeester en wethouders van Berg en Dal. Eiseres had verzocht om openbaarmaking van alle documenten, inclusief e-mail-, whatsapp- en sms-berichten, met betrekking tot een vereniging en een bedrijf in de periode van 1 juni 2018 tot 26 februari 2020. Het college had dit verzoek gedeeltelijk ingewilligd, maar eiseres was van mening dat niet alle relevante stukken openbaar waren gemaakt. De rechtbank heeft het beroep op 14 juli 2022 behandeld, waarbij eiseres en de gemachtigde van het college aanwezig waren.

De rechtbank oordeelt dat het college niet volledig heeft voldaan aan het verzoek van eiseres. Het college heeft onvoldoende documenten openbaar gemaakt en de zoekslag naar relevante documenten was onvolledig. De rechtbank benadrukt dat de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) nog van toepassing is, ondanks de inwerkingtreding van de Wet open overheid (Woo) op 1 mei 2022. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit van het college en draagt het college op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van eiseres, met inachtneming van deze uitspraak. Tevens moet het college het griffierecht aan eiseres vergoeden.

De rechtbank concludeert dat het bestreden besluit in strijd is met de artikelen 3:2 en 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), omdat het niet berust op een deugdelijke motivering en het onderzoek onzorgvuldig was. Eiseres heeft met voorbeelden onderbouwd dat het college onvoldoende heeft gezocht naar de gevraagde documenten, wat leidt tot de conclusie dat het college niet heeft aangetoond dat het aan zijn verplichtingen heeft voldaan.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 20/5947

uitspraak van de enkelvoudige kamer van

in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

en

het college van burgemeester en wethouders van Berg en Dal

(gemachtigde: K. Mentink).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de volgens haar onvolledige toewijzing van haar verzoek om openbaarmaking van alle documenten, inclusief e-mail-, whatsapp- en smsberichten, over [vereniging] , [bedrijf] en de [naam] in de periode vanaf 1 juni 2018 tot 26 februari 2020. Het college heeft dit verzoek met het besluit van 20 april 2020 gedeeltelijk ingewilligd en stukken gedeeltelijk openbaar gemaakt. Met het bestreden besluit van 30 september 2020 op het bezwaar van eiseres heeft het college het bezwaar deels gegrond verklaard, het besluit van 20 april 2020 herroepen en opnieuw op het Wob [1] -verzoek beslist.
1.1.
Het college heeft de stukken waarop het besluit ziet aan de rechtbank gestuurd met de mededeling dat alleen de rechtbank kennis mag nemen van deze stukken. Eiseres heeft de rechtbank toestemming verleend dat deze mede op grond van die stukken uitspraak kan doen. [2]
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 14 juli 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, bijgestaan door haar echtgenoot, en de gemachtigde van het college.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of het college in het bestreden besluit volledig heeft voldaan aan het verzoek van eiseres. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
3. De rechtbank is van oordeel dat het beroep gegrond is. Het college heeft met het bestreden besluit niet alle stukken openbaar gemaakt. Ook is de door het college verrichte zoekslag naar documenten onvolledig geweest. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3.1.
Van belang is dat op dit geding de Wob nog van toepassing is en niet de Wet open overheid (Woo). De Woo is weliswaar in werking getreden op 1 mei 2022 en de Wob is per die datum ingetrokken, maar de bestreden besluiten zijn van vóór die datum. Daarom is de Wob nog van toepassing.
Kan het besluit over de stukken die niet openbaar zijn gemaakt in stand blijven?
Stuk onder i
4. Op de zitting is gebleken dat dit stuk inmiddels aan eiseres is verstrekt en openbaar gemaakt. De beroepsgrond die hierop betrekking heeft, behoeft daarom geen bespreking meer.
Stuk onder f
5. Eiseres heeft verzocht om (het verslag van) de bespreking van het verbreken van de vertrouwelijkheid door de fractievoorzitters na een besloten raadsvergadering, zoals door de burgemeester genoemd in zijn brief aan WMJ Derks Pensioen BV d.d. 26 september 2019.
5.1.
Het college heeft het stuk onder f niet openbaar gemaakt omdat dit stuk vertrouwelijke zaken en persoonlijke beleidsopvattingen bevat. Volgens het college zijn deze zaken zodanig met de feiten verweven dat geheimhouding van het gehele document vereist is. De geheimhouding van dit stuk heeft een zwaarwegend belang nu het openbaar maken van dit stuk een weerslag heeft op de privacy van betrokkenen, aldus het college.
5.2.
Eiseres betoogt dat het algemeen belang is gediend met het in de openbaarheid brengen van het besprokene en dat in dit document de persoonlijke gegevens kunnen worden weggelakt.
5.3.
In beroep stelt het college zich op het standpunt dat deze stukken niet bij hem berusten maar bij de raad, dat hij dit abusievelijk niet eerder heeft opgemerkt en dat hij voor wat betreft de stukken onder f het Wob-verzoek heeft doorgezonden aan de raad.
5.4.
De rechtbank stelt vast dat het college de stukken onder f niet met een verzoek om beperkte kennisneming aan haar heeft toegezonden. De rechtbank kan het standpunt dus niet beoordelen. Het bestreden besluit voor zover dit ziet op dit stuk kan daarom niet in stand blijven.
Stukken onder n
6. Eiseres heeft verzocht om stukken waarop het college baseert dat sprake is van ‘privé-verrijking met overheidsgelden’ (lees subsidie) indien de gronden worden verkocht, zoals gesteld in de beantwoording van de vragen van Sociaal Groesbeek d.d. 16 november 2019.
6.1.
Het college heeft toepassing gegeven aan artikel 10, tweede lid, aanhef en onder g, van de Wob en stelt dat het belang van het verstrekken van de stukken niet opweegt tegen het belang van het voorkomen van onevenredige bevoordeling of benadeling van betrokken partijen.
6.2.
Eiseres betoogt dat het college enkel stelt dat onevenredige bevoordeling of benadeling van betrokken partijen voorkomen moet worden. Het college heeft niet gemotiveerd waarom of op welke grond sprake zou kunnen zijn van bevoor- of benadeling van een betrokken partij. Het gebrek aan motivering en de onmogelijkheid de afweging van het college te toetsen, maakt dat het beroep gegrond verklaard dient te worden, aldus eiseres.
6.3.
Deze beroepsgrond slaagt. De rechtbank heeft de stukken onder n gezien. Het college heeft onvoldoende specifiek uitgelegd waarom het belang van het verstrekken van deze stukken niet opweegt tegen het belang van het voorkomen van onevenredige bevoordeling of benadeling van betrokken partijen. De louter algemeen gemotiveerde stelling dat dat het geval is, voldoet niet. Het bestreden besluit is daarom op dit punt onvoldoende gemotiveerd.
Stukken onder o en t
7. Eiseres heeft verzocht om stukken waaruit blijkt dat de vereniging [vereniging] 6 maanden voor november 2019 heeft aangegeven dat de ‘huurovereenkomst mogelijk niet in orde zou zijn’, zoals gesteld wordt in de beantwoording van de raadsvragen van de VVD d.d. 8 november 2019 (stukken onder o) en het ‘veelvuldig overleg’ tussen de gemeente en [vereniging] o.a. mbt bestuurswisselingen, de vaststellingsovereenkomst, de subsidie, de volgens de vereniging ontbrekende correspondentie en beschikkingen etc. zoals genoemd in de beantwoording van de raadsvragen van Sociaal Groesbeek d.d. 16 november 2019 (stukken onder t).
7.1.
Het college stelt dat het de stukken onder o niet heeft aangetroffen. Het is het college ook niet duidelijk waarom deze stukken niet naar boven zijn gekomen tijdens dit onderzoek. Wellicht is deze stelling volgens het college mondeling gedaan en daarom niet vervat in een document. Ook na het besteden besluit zal het college verder zoeken naar dit document. Wanneer hij dit stuk aantreft, zal het college dit alsnog openbaar maken.
7.2.
Eiseres betoogt dat in strijd met artikel 7:11, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het besluit van 20 april 2020 voor een deel is herroepen, maar is het nemen van een nieuw besluit afhankelijk gesteld van nader onderzoek.
7.3.
De beroepsgrond slaagt. De rechtbank stelt vast dat het college de uitslag van zijn onderzoek naar de stukken onder o en t niet heeft verstrekt. De enkele mededeling dat het college de stukken niet heeft aangetroffen in het onderzoek is niet voldoende. Het bestreden besluit is in zoverre onvoldoende gemotiveerd.
Heeft het college voldoende gezocht naar alle documenten waarop het Wob-verzoek ziet?
8. Wanneer een bestuursorgaan stelt dat na onderzoek is gebleken dat een bepaald document niet onder hem berust en zo’n mededeling niet ongeloofwaardig voorkomt, is het in beginsel aan degene die om informatie verzoekt om aannemelijk te maken dat, in tegenstelling tot de uitkomsten van het onderzoek door het bestuursorgaan, een bepaald document toch onder dat bestuursorgaan berust. Dit is vaste rechtspraak. [3]
8.1.
Eiseres betoogt dat sprake is van zeer vrijblijvende en/of vage opdrachten die in de organisatie zijn uitgezet en dat er dus allerminst sprake is geweest van een specifieke vraagstelling. Het lijkt er dan ook op dat het college met opzet de gevraagde documenten niet naar boven heeft willen halen. Volgens eiseres kan zij aantoonbaar talloze brieven en e-mailberichten overleggen die het college moeiteloos uit de systemen had kunnen halen. Ook het feit dat het college bij personen op adresgegevens heeft gezocht en niet op de namen van betrokkenen (die notabene alle letterlijk in het Wob-verzoek worden genoemd) toont de onwil aan om stukken en berichten openbaar te maken. Volgens eiseres heeft zij inmiddels van een aantal in het Wob-verzoek genoemde personen whatsapp- en e-mailberichten ontvangen die zij hebben gewisseld met de burgemeester en een aantal wethouders. Had men simpel gezocht in de contacten van de burgemeester en wethouders naar de in het Wob-verzoek genoemde namen dan zouden de whatsapp-, sms- en e-mailberichten vanzelf naar boven zijn gekomen en openbaar kunnen worden gemaakt. Eiseres sluit een paar voorbeelden in om aan te tonen dat deze berichten er daadwerkelijk zijn. Het is duidelijk dat hier sprake is van onwil en tegenwerking. Volgens eiseres blijkt uit een verklaring van de curator dat hij post van de gemeente Berg en Dal had ontvangen. Eiseres vindt het volstrekt ongeloofwaardig dat het college niet één bericht of document boven water heeft kunnen halen dat is gerelateerd aan [vereniging].
8.2.
In het bestreden besluit stelt het college zich op het standpunt dat in het onderzoek naar de gevraagde documenten gebruik is gemaakt van verschillende manieren om de documenten boven water te krijgen. Gezien de omvang van het Wob-verzoek is in de gehele organisatie uitgevraagd omdat op veel verschillende plekken zich documenten konden bevinden. Er is gevraagd alle documenten die mogelijk betrekking hebben op het Wob-verzoek aan te leveren, zodat er geen documenten achterwege gelaten zouden worden. Er is gezocht in het documentatieprogramma van de organisatie door zoekwoorden in te voeren. Deze zoekwoorden heeft het college uit het Wob-verzoek gehaald. Onder andere is gezocht op de zoekwoorden ‘Achilles’, ‘Heikant’, ‘Derks’ en ‘Lindestam’. Ook is gezocht op adresgegevens van de gevraagde personen en instanties als deze gegevens bekend waren. Ook is met de teamleiders het Wob-verzoek gedeeld. Daarbij is gevraagd of zij aan hun teamleden wilde vragen of zij documenten onder zich hadden die iets met het Wob-verzoek te maken zouden kunnen hebben. Daarbij is duidelijk aangegeven dat dit gaat om zaken maar ook om eventuele andere documenten zoals e-mails en whatsappberichten. Iedereen die dacht iets van de gevraagde documenten aan te kunnen leveren is gevraagd dit toe te sturen. Iedere collega heeft zelf in zijn eigen mail- en berichtenbox gezocht of hij over gevraagde documenten beschikte. Volgens het college zijn alle documenten die tijdens dit onderzoek zijn aangetroffen indien mogelijk openbaar gemaakt door middel van de beslissing op het Wob-verzoek. Onder de gevraagde documenten viel ook een e-mailbericht. Dit is openbaar gemaakt onder stuk i. Er zijn geen whatsappberichten aangetroffen, aldus het college.
8.3.
Deze beroepsgrond slaagt. Eiseres heeft met voorbeelden onderbouwd waarom de stelling van het college dat na onderzoek is gebleken dat een bepaald document niet onder hem berust niet juist is en dat deze mededeling ongeloofwaardig voorkomt. Het college heeft op de zitting erkend dat hij misschien niet goed heeft gekeken.
8.3.1.
Dit betekent dat het college niet heeft aangetoond dat hij voldoende heeft gezocht naar alle documenten waarop het Wob-verzoek ziet. Zijn onderzoek voldoet daarom niet aan het vereiste dat het bestuursorgaan bij de voorbereiding van een besluit de nodige kennis omtrent de relevante feiten vergaart. [4]

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is gegrond omdat het bestreden besluit in strijd is met de artikelen 3:2 en 7:12 van de Awb. Dit betekent dat het besluit niet berust op een deugdelijke motivering en dat het onderzoek waarop het college zijn besluit heeft genomen onzorgvuldig was. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit. Nader onderzoek door het college is nodig om te voldoen aan het Wob-verzoek van eiseres. Met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb bepaalt de rechtbank dat het college een nieuw besluit op het bezwaar van eiseres moet nemen met in achtneming van deze uitspraak en zij bepaalt de termijn daarvoor op zes weken na verzending van deze uitspraak. De rechtbank ziet geen aanleiding om aan deze termijn een dwangsom, als bedoeld in artikel 8:72, zesde lid, van de Awb, te verbinden.
9.1.
De rechtbank ziet geen aanleiding om in een tussenuitspraak het college in de gelegenheid te stellen om het gebrek te herstellen met een betere motivering of een ander besluit (een zogenoemde bestuurlijke lus). De reden daarvoor is dat het nieuwe besluit met toepassing van de Woo genomen moet worden en de rechtbank wil hierop niet vooruitlopen.
9.2.
Omdat het beroep gegrond is moet het colleges het griffierecht aan eiseres vergoeden. Eiseres heeft geen proceskosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het besluit van 30 september 2020;
  • draagt het college op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
  • bepaalt dat het college het griffierecht van € 178 aan eiseres moet vergoeden;
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.P.C.G. Derksen, rechter, in aanwezigheid van mr. F.E.M. Rosmalen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Wet openbaarheid van bestuur.
2.Dit is de toestemming als bedoeld in artikel 8:29, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
3.Zie bijvoorbeeld ABRvS 10 februari 2016, ECLI:NL:RVS:2016:292.
4.Dit vereiste is neergelegd in artikel 3:2 van de Awb.