ECLI:NL:RBGEL:2022:6230

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
8 september 2022
Publicatiedatum
4 november 2022
Zaaknummer
C/05/403705/JE RK 22-594
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • mr. dr. E.L. de Jongh
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging machtiging tot uithuisplaatsing van minderjarigen in het kader van jeugdzorg

In deze zaak heeft de kinderrechter op 8 september 2022 een mondelinge uitspraak gedaan over de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van vijf minderjarigen. De kinderrechter oordeelde dat de hulpverlening aan de moeder en de omgang met de kinderen nog steeds onvoldoende duidelijk zijn, omdat de moeder niet bereid is haar persoonlijkheidsonderzoek te delen met de gecertificeerde instelling (GI). De kinderrechter benadrukte dat behandelaren van de moeder, zonder haar toestemming, verplicht zijn om informatie te verstrekken die noodzakelijk is voor de uitvoering van de ondertoezichtstelling en de beoordeling van de omgang tussen de moeder en de kinderen. De GI ondervond ook problemen met de gemeente over de bekostiging van het vervoer van de kinderen naar de omgangslocatie.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ondertoezichtstelling van de minderjarigen is verlengd tot 1 juli 2023 en dat de machtiging tot uithuisplaatsing van vier van de kinderen in een pleegzorgvoorziening is verlengd tot dezelfde datum. De kinderrechter heeft de GI verzocht om de rechtbank en de belanghebbenden te informeren over de voortgang van het verzoek. De ouders, die zich kritisch uitlieten over de GI, werden aangemoedigd om hulp te zoeken bij het omgaan met de uithuisplaatsing en het ontwikkelen van een nieuwe ouderrol op afstand. De kinderrechter heeft de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk van kracht is, ook al kan er hoger beroep worden ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Arnhem
Zaaknummer: C/05/403705/JE RK 22-594
Datum uitspraak: 8 september 2022
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van

Leger des Heils Jeugdzorg en Reclassering,

locatie Arnhem, hierna te noemen: de GI,
betreffende

[de minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,

hierna te noemen: [de minderjarige 1] ,

[de minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,

hierna te noemen: [de minderjarige 2] ,

[de minderjarige 3] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,

hierna te noemen: [de minderjarige 3] ,

[de minderjarige 4] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,

hierna te noemen: [de minderjarige 4] ,

[de minderjarige 5] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,

hierna te noemen: [de minderjarige 5] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[de moeder] ,

hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats] ,

[de vader] ,

hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats] .

Het verdere procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de tussenbeschikking van deze rechtbank van 20 juni 2022;
- het e-mailbericht van de vader van 9 juli 2022;
- het e-mailbericht van de moeder van 14 juli 2022;
- de brief met bijlagen van de GI van 18 augustus 2022, ingekomen bij de griffie op 19 augustus 2022;
- het e-mailbericht van de moeder van 20 augustus 2022;
- het e-mailbericht van de moeder van 29 augustus 2022;
- het e-mailbericht met bijlage van de moeder van 6 september 2022;
- het e-mailbericht van de moeder van 4 september 2022;
- drie e-mailberichten van de moeder van 5 september 2022.

De verdere beoordeling

In de tussenbeschikking van 20 juni 2022 is de ondertoezichtstelling van [de minderjarige 1] , [de minderjarige 2] , [de minderjarige 3] , [de minderjarige 4] en [de minderjarige 5] verlengd tot 1 juli 2023. Bij dezelfde beschikking is de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige 1] , [de minderjarige 2] , [de minderjarige 3] en [de minderjarige 4] verlengd in een voorziening voor pleegzorg tot 20 september 2022. De machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige 5] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder is ook verlengd tot 20 september 2022. Het verzoek is voor het overige aangehouden, omdat vlak na de zitting het perspectiefonderzoek zou worden afgerond. De kinderrechter heeft de GI verzocht de rechtbank en de belanghebbenden te berichten of zij het verzoek handhaaft, aanpast of intrekt.
Op 8 september 2022 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld.
Verschenen zijn:
- de vader;
- de moeder;
- een vertegenwoordiger van de gecertificeerde instelling;
- mw. [naam 1] , ambulant begeleider verbonden aan Grandcare;
- mw. [naam 2] .

Het standpunt van de GI

In haar brief van 18 augustus 2022 heeft de GI laten weten dat zij haar verzoek handhaaft voor de machtiging uithuisplaatsing voor nog 9 aanvullende maanden voor alle vijf de kinderen. Op 5 juli 2022 is het adviesgesprek geweest met de GI en de ouders vanuit het perspectiefonderzoek van Entrea/Lindenhout. Op basis van haar onderzoek concludeert Entrea/Lindenhout dat het opgroeiperspectief van de kinderen buiten het gezin ligt. Daarnaast heeft zij vastgesteld dat de ouders moeite hebben om de omgang met alle kinderen tegelijkertijd te overzien. Daarom is het van belang de focus in omgang te leggen op de individuele contacten tussen de ouders en de kinderen. De GI heeft dit advies overgenomen, Dit geldt ook voor de onderbouwing van de conclusies en het advies van Entrea/Lindenhout.
Uit het onderzoek blijkt dat de moeder vaak alleen thuis is, omdat vader werkt als internationaal vrachtwagenchauffeur. Bij de moeder wordt, op basis van hulpverlening uit het verleden, onvoldoende leerbaarheid gezien op het gebied van opvoeden. De opvoedmogelijkheden van de vader zijn nooit onderzocht en doordat de vader ervoor koos niet bij de hulpverlening aanwezig te zijn, is onbekend wat zijn vaardigheden hierin zijn. Ook hebben alle kinderen een (intensieve) zorgvraag waardoor de kinderen allemaal een professionele opvoeder nodig hebben. Zo laten verschillende kinderen seksueel grensoverschrijdend en/of agressief gedrag zien. De GI acht het van belang dat de komende negen maanden goed ingezet op het bereiken van de maximaal haalbare omgang tussen de ouders en de kinderen waaronder individuele contacten tussen de ouders en de kinderen. Het is in het belang van de kinderen dat de ouders begeleiding krijgen vanuit de hulpverlening zodat de kinderen niet belast worden met volwassenproblematiek en de eigen waarheden van ouders die onrust en onduidelijkheid brengen bij de kinderen. Omdat de moeder niet bereid is om de resultaten van haar persoonlijkheidsonderzoek met de GI te delen, is het voor de GI echter nog steeds onvoldoende duidelijk hoe de hulpverlening aan de moeder vormgegeven moet worden. Daarnaast stuit de GI bij de uitvoering van de omgang regelmatig op problemen met de gemeente: er ontstaat regelmatig discussie over en daardoor moeilijkheden met het vervoer van de kinderen naar de omgangslocatie door bekostigingsproblemen.

Het standpunt van de belanghebbenden

de moeder
De moeder is het niet eens met het verzoek. Zij is zeer kritisch op de GI en vindt dat er gemanipuleerd wordt. Zij begrijpt niet dat het advies uit het perspectiefonderzoek zo negatief is terwijl iedereen om haar heen zich positief uit. De moeder maakt zich zorgen over [de minderjarige 2] en [de minderjarige 1] die inmiddels zes keer zijn verhuisd. Zij heeft haar meiden tien tot twaalf weken niet gezien. De moeder vindt het logisch dat [de minderjarige 2] overal tegenaan schopt, zij wil namelijk naar huis. Ook haar jongste kinderen heeft ze al weken niet gezien. Volgens de moeder kunnen haar kinderen met goede hulp en met gezinsbegeleiding gewoon weer thuis wonen. Volgens de moeder hoeft zij de resultaten uit haar persoonlijkheidsonderzoek niet te delen met de GI. De moeder werkt hard aan zichzelf met een traumatherapeut, maar volgens haar neemt de gezinsvoogd het toch niet voor haar op.
de vader
De vader sluit zich aan bij datgene wat de moeder naar voren heeft gebracht, hij staat met zijn rug tegen de muur.

De beoordeling

Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat de verlenging van de uithuisplaatsing van [de minderjarige 1] , [de minderjarige 2] , [de minderjarige 3] , [de minderjarige 4] en [de minderjarige 5] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265c, tweede lid, Burgerlijk Wetboek).
[de minderjarige 4] en [de minderjarige 3]
De kinderen [de minderjarige 4] en [de minderjarige 3] wonen in een pleeggezin. Het gaat goed met ze, ze groeien letterlijk en figuurlijk.
[de minderjarige 2] en [de minderjarige 1]
Het gedrag van [de minderjarige 2] en [de minderjarige 1] is dermate zorgelijk dat de plaatsing binnen een pleeggezin regelmatig ter discussie staat. Zij blijken niet in staat om mee te gaan in het patroon van een gezin. [de minderjarige 2] laat regelmatig ernstig seksueel grensoverschrijdend gedrag zien.
[de minderjarige 5]
liet in het vorige gezinshuis veel gedragsproblemen zien. Hij doet het in zijn huidige gezinshuis beter. Hij is gewend aan de structuur en kan ook beter gecorrigeerd worden.
Gebleken is dat alle kinderen een liefdevolle band met hun ouders hebben maar ze hebben ook intensieve zorg nodig. De ouders zijn hier om meerdere redenen onvoldoende toe in staat. De kinderrechter acht het van belang dat de GI de komende negen maanden met de ouders en de hulpverlening aan de slag gaat om duidelijkheid te creëren over wat de maximaal haalbare omgang is. Er moet zicht worden gekregen op de mogelijkheden van de moeder met betrekking tot leerbaarheid en psychische stabiliteit in de omgang met kinderen. Daarnaast dient de GI ook zicht te krijgen op de opvoedkwaliteiten van de vader.
De kinderrechter merkt op dat de behandelaren van de moeder ook zonder toestemming van de moeder en met doorbreking van hun medisch beroepsgeheim op grond van artikel 7.3.11, lid 4 van de Jeugdwet gehouden zijn de GI alle informatie te verstrekken die voor de GI noodzakelijk is om de ondertoezichtstelling uit te voeren en meer specifiek te kunnen beoordelen op welke manier de omgang tussen de moeder en de minderjarigen mogelijk is. Daarnaast merkt de rechtbank ten overvloede op dat indien de GI van oordeel is dat de kinderen naar de locatie van de omgang vervoerd moeten worden door anderen dan de ouders, omdat dit in hun belang is, het bevoegde college van burgemeester en wethouders gehouden is deze vorm van jeugdhulp in te zetten gelet op artikel 2.4, tweede lid, onder b en artikel 3:5 van de Jeugdwet.
Tot slot moeten de ouders worden ondersteund bij het rouwproces over het opgroeiperspectief van de kinderen dat volgens het perspectiefonderzoek van Entrea/Lindenhout niet meer bij hen ligt. Het is noodzakelijk dat de ouders duidelijkheid krijgen over de plek waar de kinderen opgroeien, en dat zij hulp krijgen bij het verdragen van de uithuisplaatsing, het geven van emotionele toestemming aan de kinderen om elders te verblijven en bij het ontwikkelen van een nieuwe ouderrol op afstand. Gelet op het voorgaande spreekt de kinderrechter het aangehouden deel betreft de machtiging uithuisplaatsing alsnog uit.

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige 1] , [de minderjarige 2] , [de minderjarige 3] en [de minderjarige 4] in een voorziening voor pleegzorg tot 1 juli 2023;
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige 5] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder tot 1 juli 2023;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 8 september 2022 door mr. dr. E.L. de Jongh, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. E.J. Lempers, als griffier.
Deze beslissing is schriftelijk vastgesteld op 22 september 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden.