ECLI:NL:RBGEL:2022:6257

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
10 oktober 2022
Publicatiedatum
7 november 2022
Zaaknummer
C/05/406008 / FA RK 22-2056
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van het gezag van de vader over drie minderjarigen na ernstige ontwikkelingsbedreiging

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 10 oktober 2022 een beschikking gegeven over de beëindiging van het gezag van de vader over zijn drie minderjarige kinderen. De rechtbank oordeelde dat de kinderen ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd door een belaste voorgeschiedenis en problematiek. De vader heeft al meer dan drie jaar geen contact met de kinderen en is onvoldoende beschikbaar geweest voor hun verzorging en opvoeding. De kinderen verblijven in een netwerkpleeggezin en maken daar een positieve ontwikkeling door. De rechtbank heeft het verzoek om contra-expertise afgewezen, omdat het vermeende seksueel misbruik niet relevant was voor de beslissing in deze zaak. De rechtbank concludeerde dat het gezag van de vader niet in het belang van de kinderen is en benoemde Jeugdbescherming Gelderland als voogd over de kinderen. De vader had verweer gevoerd en verzocht om een deskundigenonderzoek, maar de rechtbank oordeelde dat dit in strijd zou zijn met het belang van de kinderen. De rechtbank benadrukte dat de kinderen nu rust en duidelijkheid moeten ervaren en dat hun opvoedperspectief bij de tante en oma ligt. De vader heeft weliswaar stappen gezet om zijn leven te stabiliseren, maar de rechtbank oordeelde dat dit niet voldoende was om het gezag te behouden. De beslissing is niet uitvoerbaar bij voorraad verklaard, gezien de ingrijpende aard van de maatregel.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Meervoudige kamer
Familie- en Jeugdrecht
Locatie Arnhem
Zaaknummer: C/05/406008 / FA RK 22-2056
Datum uitspraak: 10 oktober 2022
Beschikking van de meervoudige kamer over de beëindiging van het gezag
in de zaak van
Raad voor de Kinderbescherming,
hierna te noemen: de Raad,
regio Gelderland, locatie Arnhem,
betreffende
- [de minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [de minderjarige 1] ,
-
[de minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [de minderjarige 2] ,
-
[de minderjarige 3], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [de minderjarige 3] .
De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:
-
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats] ,
bijgestaan door mr. S. Bouharrou, advocaat te Den Haag,
-
[de tante] .
hierna te noemen: de tante,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
-
[de oma],
hierna te noemen: de oma,
wonende te [woonplaats] ,
-
Jeugdbescherming Gelderland,de gecertificeerde instelling,
hierna te noemen: de GI,
gevestigd te Nijmegen.

1.Het procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoek met bijlagen van de Raad van 8 juli 2022, ingekomen bij de griffie op 8 juli 2022;
- het verweerschrift met zelfstandig verzoek, ingekomen op 4 september 2022;
- de pleitnota van mr. Bouharrou, overgelegd op de mondelinge behandeling van
13 september 2022.
1.2.
[de minderjarige 1] heeft op 7 september 2022 via beeldbellen zijn mening over het verzoek gegeven.
1.3.
De rechtbank heeft de zaak eerst op 13 september 2022 behandeld en aangehouden omdat de vader in Marokko verbleef en hij bij de behandeling aanwezig wilde zijn. De zaak is op 29 september 2022 voortgezet en gelijktijdig behandeld met de zaak met zaaknummer: C/05/408968 / JE RK 22-1131 betreffende een verlenging van de ondertoezichtstelling en verlenging machtiging uithuisplaatsing. In die zaak zal een aparte beschikking worden gegeven.
1.4.
Tijdens de mondelinge behandeling van 29 september 2022 zijn verschenen:
- de vader, bijgestaan door mr. S. Bouharrou en een tolk;
- de tante;
- de oma;
- een vertegenwoordigster van de Raad;
- een vertegenwoordiger van de GI.

2.De feiten

2.1.
De moeder van [de minderjarige 1] , [de minderjarige 2] en [de minderjarige 3] is op [overlijdensdatum] overleden, zodat het ouderlijk gezag over [de minderjarige 1] , [de minderjarige 2] en [de minderjarige 3] wordt uitgeoefend door de vader.
2.2.
Bij beschikking van 10 oktober 2018 zijn [de minderjarige 1] , [de minderjarige 2] en [de minderjarige 3] onder toezicht gesteld. Deze maatregel is daarna steeds verlengd, voor het laatst tot 23 oktober 2022.
2.3.
Sinds 9 oktober 2018 zijn [de minderjarige 1] , [de minderjarige 2] en [de minderjarige 3] met een machtiging van de kinderrechter uit huis geplaatst. Sindsdien verblijven [de minderjarige 2] en [de minderjarige 3] bij hun tante. [de minderjarige 1] verblijft sinds juni 2020 bij de oma.
2.4.
De GI heeft zich bij brief van 29 juni 2022 bereid verklaard de voogdij te aanvaarden.

3.Het verzoek

3.1.
De Raad verzoekt het gezag van de vader te beëindigen en de GI tot voogd over [de minderjarige 1] , [de minderjarige 2] en [de minderjarige 3] te benoemen, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
3.2.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de Raad het verzoek gehandhaafd en nader toegelicht. Volgens de Raad is sprake van een ingewikkelde en complexe situatie. De kinderen hebben al veel meegemaakt, zoals huiselijk geweld en het overlijden van hun moeder. De kinderen laten traumagerelateerd probleemgedrag zien en doen zorgelijke uitspraken. Als gevolg van die uitspraken is het vermoeden ontstaan dat de kinderen mogelijk seksueel misbruikt zijn. De vader is onterecht als verdachte aangemerkt. [de minderjarige 1] , [de minderjarige 2] en [de minderjarige 3] wonen nu vier jaar bij de familie van de moeder en zij voelen zich daar op hun plek. Zij kunnen zich hier goed ontwikkelen. [de minderjarige 1] , [de minderjarige 2] en [de minderjarige 3] geven aan dat zij bang zijn voor de vader en dat zij hem niet willen zien. Hierdoor is contactherstel nu niet mogelijk. De vader heeft al tweeënhalf jaar geen contact gehad met de kinderen en hij is niet op de hoogte van hun ontwikkeling. De Raad is van mening dat de vader te weinig van de kinderen weet om de juiste beslissingen in het belang van de kinderen te kunnen nemen. Volgens de Raad worden de kinderen ernstig bedreigd in hun ontwikkeling en is de vader niet in staat om binnen een aanvaardbare termijn de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van de kinderen te dragen. Het opvoedperspectief ligt daardoor niet meer bij de vader, maar bij de tante en de oma. De Raad benadrukt dat het belangrijk is dat de gezinsvoogd de vader voldoende blijft informeren over de kinderen en de mogelijkheden tot contactherstel blijft onderzoeken.

4.Het standpunt van de belanghebbenden

4.1.
De vader heeft verweer gevoerd en een zelfstandig verzoek ingediend. Hij verzoekt de rechtbank bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad:
primair het verzoek van de Raad zoals neergelegd in het verzoekschrift af te wijzen; subsidiair het verzoek tot contra-expertise ex artikel 810a lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) toe te wijzen en iedere verdere beslissing in de zaak gedurende het deskundigenonderzoek aan te houden;
de Raad te veroordelen in de kosten van deze procedure, te vermeerderen met de
wettelijke rente vanaf 14 dagen na de door de rechtbank te geven beschikking tot
aan de dag der algehele voldoening.
4.2.
Door en namens de vader is naar voren gebracht dat de Raad in de stukken heeft benoemd dat er sprake is van een ontwikkelingsbedreiging omdat genoemd wordt dat mogelijk sprake is van seksueel misbruik bij de kinderen. De GI heeft hiervan aangifte gedaan, maar de zaak is geseponeerd waarbij de vader ten onrechte is aangemerkt als verdachte. Hiermee staat volgens de vader vast dat hij zich niet schuldig gemaakt heeft aan datgene wat de GI hem verwijt. Door en namens de vader wordt betwist dat er sprake is van een ontwikkelingsbedreiging. Het gaat juist goed met de kinderen nu zij bij de oma en de tante verblijven. Volgens de vader bestaat er geen noodzaak om zijn gezag te beëindigen. Het is in het belang van de kinderen dat er contactherstel komt met de vader en zij op termijn weer bij hem kunnen komen wonen. Doordat de Raad en de GI beïnvloed zijn is het nodig dat er een onafhankelijk deskundigenonderzoek komt, waarbij het vermeende seksueel misbruik erbuiten wordt gelaten.
4.3.
De oma en de tante staan achter het verzoek van de Raad. De tante heeft naar voren gebracht dat zij het triest voor de vader vindt, maar dat de huidige situatie praktisch gezien lastig is en dat het daarom belangrijk is dat het verzoek van de Raad wordt toegewezen. Zij vraagt zich af of de vader weet en begrijpt wat er allemaal speelt. De kinderen zijn getraumatiseerd en hebben hulpverlening om met hun problematiek te leren omgaan. Ook de tante zelf heeft begeleiding (gehad) om met het gedrag van de kinderen te leren omgaan. De oma en de tante vinden het belangrijk dat de kinderen weten wie hun vader is. Zij willen de kinderen niet afnemen van de vader en blijven daarom foto’s van de vader aan de kinderen laten zien.
4.4.
De GI maakt zich zorgen over het gedrag van de kinderen en denkt dat de kinderen getraumatiseerd zijn omdat zij onder andere getuige zijn geweest van geweld en drugsgebruik in de thuissituatie. De GI stelt zeker niet vast dat de vader dader is geweest van seksueel misbruik, maar wel dat er door de kinderen zorgelijke uitspraken worden gedaan. Daar moet de GI iets mee doen. Nu de kinderen bij de tante en oma wonen ontwikkelen zij zich goed. Dit is een mooi perspectief. De GI is van mening dat de kinderen niet belast moeten worden met een deskundigenonderzoek.
4.5.
De Raad is van mening dat bij het door de vader verzochte deskundigenonderzoek een afweging gemaakt dient te worden tussen de belasting die het onderzoek geeft voor de kinderen en wat de uitkomst van een deskundigenonderzoek kan brengen op de langere termijn. In dit geval vindt de Raad een deskundigenonderzoek een te zware belasting voor de kinderen. De Raad verwacht dat het resultaat niet anders zal zijn dan het resultaat van het raadsonderzoek, omdat er naast de zorgelijke uitspraken van de kinderen voldoende andere redenen zijn om te stellen dat het gezag van de vader niet in het belang van de kinderen is.

5.De beoordeling

Gezagsbeëindiging

5.1.
De rechtbank kan op grond van artikel 1:266, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) het gezag van een ouder beëindigen, indien:
a. een minderjarige zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en de ouder niet in staat is de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247, tweede lid, BW te dragen binnen een voor de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, of
b. de ouder het gezag misbruikt.
5.2.
Wanneer aan de gronden van artikel 1:266, eerste lid, van het BW is voldaan dient de rechtbank te beoordelen of de gezagsbeëindiging noodzakelijk is, omdat er sprake is van een inmenging op het gezinsleven. Dit volgt uit artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM).
5.3.
Allereerst merkt de rechtbank op dat er in de stukken en tijdens de mondelinge behandeling veel is gesproken over vermeend seksueel misbruik. Door de uitlatingen die de kinderen hebben gedaan zijn er zorgen ontstaan en is door de GI aangifte gedaan. Het OM heeft de zaak onderzocht en advies ingewonnen bij het LEBZ. Op basis van hun advies heeft het OM de zaak geseponeerd omdat gebleken is dat de vader ten onrechte als verdachte is aangemerkt. De rechtbank zal voor de beoordeling van deze zaak het vermeende seksueel misbruik buiten beschouwing laten.
5.4.
De vader stelt zich allereerst op het standpunt dat er geen sprake (meer) is van een ernstige ontwikkelingsbedreiging van de kinderen. De rechtbank komt tot een ander oordeel. De kinderen hebben al veel ingrijpende gebeurtenissen in hun leven meegemaakt, waaronder agressie en huiselijk geweld, drugsgebruik door de ouders, het overlijden van de moeder en een uithuisplaatsing. De kinderen zijn hierdoor getraumatiseerd en vertonen ieder probleemgedrag. Als [de minderjarige 1] spanning ervaart is het voor hem lastiger om op adequate wijze met andere kinderen in contact te staan. Hij wordt dan dwingender en bepalender. [de minderjarige 1] heeft met hulpverlening geleerd om zijn emoties te reguleren en heeft daardoor minder boze buiten en conflicten dan voorheen. Ook voor [de minderjarige 2] blijft het lastig om haar emoties te reguleren als zij spanning ervaart. Zij laat dan ongeremd gedrag zien door overmatig te gaan eten en/of spullen kapot te maken. Bij [de minderjarige 3] worden hechtingsproblemen gezien. Vooral op momenten van spanning en stress heeft hij behoefte aan duidelijkheid en structuur. Als hij zich onveilig voelt trekt hij zich terug en gaat hij uit het contact.
Daarnaast zijn de kinderen bang voor de vader en is er al sinds maart 2019 geen contact meer tussen de kinderen en de vader. De kinderen geven ook aan dat zij geen contact met de vader willen. Al deze omstandigheden belemmeren de kinderen in hun ontwikkeling en maken dat zij meer ondersteuning en begeleiding nodig hebben dan andere kinderen. Het feit dat de kinderen inmiddels een positieve ontwikkeling doormaken, maakt niet dat de beschreven omstandigheden geen bedreiging meer vormen voor hun ontwikkeling. Naar het oordeel van de rechtbank is zodoende sprake van een ernstige ontwikkelingsbedreiging.
5.5.
Naar het oordeel van de rechtbank is de vader niet in staat om de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van de kinderen op zich te nemen. De vader is in het verleden vanwege zijn persoonlijke problematiek en drugsgebruik, onvoldoende beschikbaar geweest voor de kinderen. Daarnaast is er onvoldoende zicht op de opvoedcapaciteiten van de vader en is niet bekend hoe stabiel zijn situatie op dit moment is. De kinderen hebben vanwege hun problematiek veel structuur en zorg nodig. De rechtbank stelt vast dat er al sinds maart 2019, geen contact meer is tussen de vader en de kinderen. De vader heeft zich ook op andere manieren niet betrokken getoond bij de kinderen. Zo is de vader niet aanwezig tijdens de evaluatiemomenten over de kinderen en is hij ook niet ingegaan op uitnodigingen van school voor gesprekken over de kinderen. Hierdoor heeft de vader geen zicht op de zorgbehoefte van de kinderen. Dit maakt dat de rechtbank van oordeel is dat de vader niet in staat is om de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van de kinderen op zich te nemen.
5.6.
Het is belangrijk voor [de minderjarige 1] , [de minderjarige 2] en [de minderjarige 3] dat zij nu rust en duidelijkheid gaan ervaren. Zij hebben al veel meegemaakt in hun leven. De afgelopen vier jaar hebben zij zich bij tante en oma positief ontwikkeld en zijn zij tot rust gekomen. Voor de kinderen moet duidelijk worden dat zij bij tante en oma op mogen groeien en zich daar verder kunnen ontwikkelen, aangezien zij hier veiligheid ervaren en toekomen aan hun eigen ontwikkeling. Het ijkpunt voor het bepalen van de aanvaardbare termijn voor een kind is de periode van onzekerheid over in welk gezin hij of zij verder zal opgroeien, die het kind kan overbruggen zonder verdergaand ernstige schade op te lopen voor zijn of haar ontwikkeling. Wat een voor het kind redelijke termijn is, hangt af van de leeftijd van het kind en de ontwikkeling die hij of zij doorloopt. In dit geval is die termijn naar het oordeel van de rechtbank ruimschoots verstreken. De reden waarom de aanvaardbare termijn verstreken is doet in die zin niet ter zake, nu het belang van de kinderen hierin leidend is. Dit alles overziend komt de rechtbank tot de conclusie dat het perspectief van de kinderen niet (meer) bij de vader ligt, maar bij tante en oma.
5.7.
De vader heeft verder betoogd dat een gezagsbeëindigende maatregel niet noodzakelijk is, omdat het goed gaat met de kinderen, de vader instemt met het verblijf bij tante en oma en hij toestemming geeft voor activiteiten voor de kinderen. Daarnaast heeft de vader aangevoerd dat ook hij de afgelopen jaren positieve stappen heeft gezet; hij zet zich in om zijn leven te stabiliseren en is gestopt met het gebruik van drugs. Op dit moment wordt de vader ondersteund door een ambulant begeleider van Avant Care en is hij op zoek naar werk en een andere/ grotere woning, zodat er op termijn ook ruimte is voor de kinderen in zijn woning. De vader heeft er veel moeite mee dat hij al lange tijd geen contact heeft met de kinderen en hij vindt het belangrijk dat het contact wordt hersteld. Voor de vader is het belangrijk om het gezag over de kinderen te behouden. Hij steunt de plaatsing bij de tante en oma, maar hoopt dat de kinderen op termijn weer bij hem kunnen komen wonen. De vader vreest dat een gezagsbeëindiging het contactherstel zal bemoeilijken. De rechtbank volgt de vader niet in zijn betoog en overweegt daartoe als volgt.
5.8.
In artikel 8 van het EVRM is bepaald dat iedereen recht heeft op respect voor zijn privé leven, zijn familie- en gezinsleven en dat een inmenging alleen mogelijk is voor zover bij wet voorzien en wanneer die inmenging noodzakelijk is. Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) heeft in haar arrest in de zaak Strand Lobben/ Noorwegen (EHRM 10 september 2019, zaaknr. 37283/13) uitgelegd op welke manier de rechtbank moet toetsen of een inmenging noodzakelijk is of niet. Uit dit arrest vloeit voort dat de rechtbank de belangen van de kinderen moet afwegen tegen het belang van de vader. Daarbij heeft het EHRM overwogen dat een kinderbeschermingsmaatregel in beginsel tijdelijk moet zijn, maar dat de belangen van het kind om – na het verstrijken van een aanzienlijke periode – zijn feitelijke gezinssituatie bij pleegouders te kunnen voortzetten, kunnen prevaleren boven de belangen van de ouders bij gezinshereniging.
5.9.
Zoals de rechtbank hiervoor al heeft overwogen draagt een beëindiging van het gezag van de vader bij aan duidelijkheid voor [de minderjarige 1] , [de minderjarige 2] en [de minderjarige 3] . Dit belang weegt naar het oordeel van de rechtbank zwaarder dan het belang van de vader op hereniging met de kinderen en zijn belang om het ouderlijk gezag te behouden. Bij deze beoordeling weegt de kwetsbaarheid van [de minderjarige 1] , [de minderjarige 2] en [de minderjarige 3] zwaar, omdat deze beslissing hun behoefte aan duidelijkheid over waar zij wonen en opgroeien en wie beslissingen over hen neemt vergroot. Als thuisplaatsing niet meer mogelijk is, blijft door de jaarlijkse verlenging van de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing immers onzekerheid bestaan over het opvoedingsperspectief en dit bemoeilijkt de mogelijkheid van de kinderen om zich bij de tante en oma volledig en harmonieus te kunnen ontwikkelen. Het is invoelbaar dat de vader emotionele waarde hecht aan het behoud van het gezag, maar naar het oordeel van de rechtbank weegt het belang van de kinderen bij duidelijkheid, continuïteit en een ongestoord hechtingsproces bij tante en oma zwaarder.
5.10.
De rechtbank is op grond van de overgelegde stukken en hetgeen besproken is tijdens de mondelinge behandeling dan ook van oordeel dat het gezag van de vader in het belang van de kinderen dient te worden beëindigd. Naar het oordeel van de rechtbank is sprake van een ernstige ontwikkelingsbedreiging bij de kinderen en is de vader niet in staat om de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding binnen een voor de kinderen aanvaardbare termijn te dragen. De rechtbank is daarnaast van oordeel dat een gezagsbeëindiging in dit geval ook noodzakelijk is.
Deskundigenonderzoek
5.11.
Op grond van artikel 810a lid 2 Rv benoemt de rechter in zaken met betrekking tot de ondertoezichtstelling van minderjarigen of de beëindiging van het ouderlijk gezag of van de voogdij op verzoek van een ouder en na overleg met die ouder een deskundige, mits dat mede tot de beslissing van de zaak kan leiden en het belang van het kind zich daartegen niet verzet.
5.12.
De vader verzoekt om een onderzoek te laten verrichten naar het vermoeden van seksueel misbruik. Zoals onder 5.3 is aangegeven laat de rechtbank de discussie rondom het seksueel misbruik in zijn geheel buiten beschouwing. Hiervoor heeft de rechtbank uiteen gezet waarom zij, los van het seksueel misbruik, van oordeel is dat het gezag van de vader in het belang van de kinderen moet worden beëindigd. Dat heeft als gevolg dat een deskundigenonderzoek naar het seksueel misbruik niet mede tot de beslissing van deze zaak kan leiden. Ook is de rechtbank van oordeel dat het belang van [de minderjarige 1] , [de minderjarige 2] en [de minderjarige 3] zich tegen een deskundigenonderzoek verzet. Het ontwikkelingsbelang in de zin van een ongestoorde hechting, verdraagt zich niet met het ter discussie blijven stellen van het verblijf van de kinderen bij tante en oma. De onzekerheid, belasting en duur van een deskundigenonderzoek zijn in strijd met het belang van de kinderen. Het verzoek van de vader zal daarom worden afgewezen.
Benoeming voogdij
5.13.
Omdat de beëindiging van het gezag van de vader ertoe zal leiden dat een gezagsvoorziening over [de minderjarige 1] , [de minderjarige 2] en [de minderjarige 3] komt te ontbreken, dient de rechtbank op grond van artikel 1:275, eerste lid BW een voogd over hen te benoemen. In dat verband overweegt de rechtbank als volgt. Met de Raad is de rechtbank van oordeel dat de GI belast moet worden met de voogdij over [de minderjarige 1] , [de minderjarige 2] en [de minderjarige 3] . De rechtbank acht het van belang dat tante haar neutrale positie kan behouden en er een sturende instantie blijft die bijvoorbeeld hulpverlening rondom [de minderjarige 1] , [de minderjarige 2] en [de minderjarige 3] kan regelen. Nu de GI zich bereid heeft verklaard de voogdij op zich te nemen zal de rechtbank deze instelling met de voogdij belasten. Gezien de verstoorde relatie tussen de vader en de huidige jeugdbeschermer, is de rechtbank van oordeel dat er een tweede (neutrale) jeugdbeschermer aangesteld moet worden die het contact met de vader onderhoudt. Dit heeft de Raad ook geadviseerd. Het is daarnaast wenselijk dat de huidige jeugdbeschermer betrokken blijft bij de kinderen. De kinderen hebben een vertrouwensband met deze jeugdbeschermer opgebouwd en voelen zich veilig en vertrouwd bij haar.
5.14.
Ook na de beëindiging van het gezag blijft de vader een belangrijke rol in het leven van [de minderjarige 1] , [de minderjarige 2] en [de minderjarige 3] spelen. Hij zal ook in de toekomst betrokken dienen te blijven en geïnformeerd moeten worden over het welzijn en de belangrijke zaken in het leven van [de minderjarige 1] , [de minderjarige 2] en [de minderjarige 3] . Daarnaast blijft het belangrijk dat de mogelijkheden voor contactherstel worden benut indien die zich voordoen. Een beëindiging van het gezag hoeft het contactherstel niet in de weg te staan. Dat de vader niet langer formeel de beslissingen over de kinderen neemt, kan mogelijk juist ruimte bieden bij de kinderen waardoor contactherstel wellicht op termijn mogelijk is. Het is belangrijk dat de jeugdbeschermers hier oog voor blijven houden.
Uitvoerbaarheid bij voorraad
5.15.
De rechtbank zal de beslissing niet uitvoerbaar bij voorraad verklaren zoals is verzocht door de Raad. Beëindiging van het gezag is een ingrijpende beslissing. Nu de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing voor een jaar worden verlengd (zie de beschikking met zaaknummer: C/05/408968 / JE RK 22-1131), ziet de rechtbank hiertoe ook geen aanleiding.

6.De beslissing

De rechtbank:
6.1.
beëindigt het ouderlijk gezag van [de vader] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] over:
- [de minderjarige 1]geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
-
[de minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
-
[de minderjarige 3], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
6.2.
benoemt tot voogd over genoemde minderjarigen:
de gecertificeerde instelling
Jeugdbescherming Gelderland, locatie Nijmegen;
6.3.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. W.J. Vierveijzer, kinderrechter als voorzitter, en mrs. A.A. Roodenburg en M.A.M. Kools-de Vries, kinderrechters, in tegenwoordigheid van J.H. van den Brink, als griffier en in het openbaar uitgesproken op 10 oktober 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden.