ECLI:NL:RBGEL:2022:6360

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
11 november 2022
Publicatiedatum
14 november 2022
Zaaknummer
05-106558-22
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onvoorwaardelijke gevangenisstraf en rijontzegging voor ongeval met zwaar lichamelijk letsel door onvoorzichtig rijden zonder rijbewijs

Op 11 november 2022 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 13 juli 2021 in Ede een verkeersongeval heeft veroorzaakt. De verdachte, die niet in het bezit was van een rijbewijs, reed slingerend op een bromfiets en botste frontaal tegen een fiets, waarbij twee slachtoffers zwaar lichamelijk letsel opliepen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich zeer onvoorzichtig en onoplettend heeft gedragen, wat leidde tot het ongeval. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de plaats van het ongeval heeft verlaten, wat ook als strafbaar feit is gekwalificeerd. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van acht maanden en een rijontzegging van drie jaar. De verdediging pleitte voor vrijspraak, maar de rechtbank oordeelde dat de verdachte wel degelijk schuldig was aan de tenlastegelegde feiten. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van tien maanden, waarvan vijf maanden voorwaardelijk, en een rijontzegging van drie jaar. Daarnaast werd een aparte straf opgelegd voor het rijden zonder rijbewijs, wat resulteerde in een geldboete en een week voorwaardelijke hechtenis. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de gevolgen voor de slachtoffers, en dat de verdachte geen verantwoordelijkheid nam voor zijn daden.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/106558-22
Datum uitspraak : 11 november 2022
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1990 in [geboorteplaats] ,
wonende [woonplaats] .
Raadsvrouw: mr. M.G.M. Frerix, advocaat in Ede.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 28 oktober 2022.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 13 juli 2021 te Ede, in elk geval in Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (bromfiets, snorfiets), daarmede rijdende over de weg, de Parkweg, zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,
- terwijl hij niet in bezit van een rijbewijs was,
- ( voortdurend) het door hem bestuurde motorrijtuig onvoldoende onder controle heeft gehouden en/of niet met de nodige voorzichtigheid heeft bestuurd, immers heeft hij slingerend over voornoemde weg gereden en/of
- is uitgeweken voor een hem, verdachte, tegemoetkomend en/of toen dicht genaderd zijnde ander voertuig (personenauto) om een aanrijding te voorkomen en/of
- in strijd met artikel 3 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 niet aan zijn verplichting heeft voldaan om zoveel mogelijk rechts te houden en/of
- in strijd met het gestelde in artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 de snelheid van het door hem bestuurde voertuig niet zodanig heeft geregeld dat hij in staat was het voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij die weg kon overzien en waarover deze vrij was en/of
- ( frontaal) is gebotst tegen, althans in aanrijding gekomen met, een fiets en/of de bestuurster van die fiets en/of de passagier op die fiets, en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor anderen (genaamd [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] ) zwaar lichamelijk letsel en/of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 13 juli 2021 te Ede, in elk geval in Nederland, als bestuurder van een voertuig (bromfiets, snorfiets), daarmee rijdende op de weg, de Parkweg,
- terwijl hij niet in bezit van een rijbewijs was,
- ( voortdurend) het door hem bestuurde motorrijtuig onvoldoende onder controle heeft gehouden en/of niet met de nodige voorzichtigheid heeft bestuurd, immers heeft hij slingerend over voornoemde weg gereden en/of
- is uitgeweken voor een hem, verdachte, tegemoetkomend en/of toen dicht genaderd zijnde ander voertuig (personenauto) om een aanrijding te voorkomen en/of
- in strijd met artikel 3 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 niet aan zijn verplichting heeft voldaan om zoveel mogelijk rechts te houden en/of
- in strijd met het gestelde in artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 de snelheid van het door hem bestuurde voertuig niet zodanig heeft geregeld dat hij in staat was het voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij die weg kon overzien en waarover deze vrij was en/of
- ( frontaal) is gebotst tegen, althans in aanrijding gekomen met, een fiets en/of de bestuurster van die fiets en/of de passagier op die fiets, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
2.
hij, als degene door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt, welke gedraging hij al dan niet als bestuurder van een motorrijtuig had verricht en welk verkeersongeval had plaatsgevonden in Ede op/aan de Parklaan, op of omstreeks 13 juli 2021 de (voornoemde) plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, aan een ander (te weten [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] ) letsel en/of schade was toegebracht en/of een ander (te weten [slachtoffer 2] ), aan wie bij dat ongeval letsel was toegebracht, in hulpeloze
toestand werd achtergelaten.
3.
hij op of omstreeks 13 juli 2021 te Ede, in elk geval in Nederland, als bestuurder van een motorrijtuig (bromfiets, snorfiets) heeft gereden op de weg, Parkweg, zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde.
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan feit 1 primair, feit 2 en feit 3.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte wordt vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten. Verdachte ontkent enige betrokkenheid bij het ongeval.
Beoordeling door de rechtbank
Op 13 juli 2021 omstreeks 08.27 uur heeft er een ongeval plaatsgevonden op de Parkweg in Ede waarbij een bromfiets frontaal tegen een damesfiets is gebotst. Bij dit verkeersongeval zijn [getuige 1] , [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] ten val gekomen en voor controle meegenomen naar het ziekenhuis. [2]
Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat hij op 13 juli 2021 omstreeks 8.30 uur op de Parkweg liep en dat twee mannen hem opvielen. [getuige 2] zag dat een brommer met de mannen hem op de Parkweg passeerde en dat ze zwabberend van links naar rechts over de weg reden en ternauwernood een tegemoet komende auto konden ontwijken. Hij zag dat de passagier scheef op de brommer zat met zijn rechter voet rijdend op de grond en dat de brommer naar de linkerkant van de weg reed en daar ter hoogte van een geparkeerde auto tegen een fietser aanreed. De passagier op de brommer viel op de grond. [getuige 2] zag vervolgens dat de bestuurder doorreed. [3]
Getuige [getuige 3] heeft verklaard dat hij over de Parkweg reed. Voorbij de Turkse Lale supermarkt zag hij aan de linkerkant een fiets, een volwassen persoon en een kind op de grond liggen. Een aantal meter verderop zag [getuige 3] een man op een scooter staan. De man keek achterom naar de op de grond liggende personen en fiets. Omstanders hebben naar hem geschreeuwd dat hij op de plaats van het ongeval moest blijven. [4]
Getuige [getuige 4] heeft verklaard dat ze op dinsdag 13 juli 2021 omstreeks 08:15/08:30 uur over de stoep van de Parkweg liep en zij aan de rechterkant van de Parkweg een vrouw met een kindje achterop zag fietsen. Ze hoorde een harde klap en een kindje huilen, waarna in haar richting een scooterrijder kwam aangereden. De scooterrijder kwam al zwalkend tegemoet en reed aan de verkeerde kant, de linkerkant, van de weg. Het ging om een zwarte scooter met een blauwe kentekenplaat. [5]
Verbalisant [naam verbalisant 1] heeft camerabeelden van een nabij gelegen kapperszaak van het incident bekeken. De verbalisant zag op de camerabeelden dat een snorfiets met een behoorlijke snelheid reed, naar links slingerde en recht op de fietsster afreed. Hij zag vervolgens dat de snorfiets hard tegen de fiets aanreed, dat de fiets omviel en dat de vrouw en het kindje op de grond vielen. Hij zag dat het kindje hard met haar hoofd op de stoep viel. [6]
De vraag die voorligt is of verdachte de bestuurder van de scooter was. Hierover overweegt de rechtbank als volgt.
Op dezelfde dag, 13 juli 2021 rond 15.45 uur werd een scooter met kenteken [kenteken] aangetroffen aan de Jan Th. Tooroplaan ter hoogte van huisnummer 40, een appartementencomplex, te Ede. Verbalisanten zagen dat de kentekenplaat beschadigd was en dat de bromfiets rondom carrosserieschade had. [7] De politie werd hierop geattendeerd door getuige [getuige 5] die om ca. 9.30 uur een jongen met een scooter met een rotgang zag rijden. De jongen parkeerde de scooter bij een flat aan de Anton Mauvestraat. Hij keek voortdurend angstig om zich heen, dat viel de getuige op. Zij vond het verdacht en belde daarom de politie. [8]
De verkeersongevallenanalyse heeft een onderzoek gedaan op de plaats van het ongeval. Op de locatie zijn diverse stukjes oranje glas en een plastic onderdeel aangetroffen. [9]
Verbalisanten pasten deze stukken in de afgebroken delen van de bromfietsen zagen dat deze stukken één geheel hebben gevormd met de vernielde delen van de bromfiets. [10] De verbalisanten hebben de fiets en de scooter tevens tegen elkaar geplaatst. Ze zagen dat de buitenzijde van de kunststof kuipdelen van de bromfiets in eerste instantie in aanraking konden komen met de linker buitenzijde van de voorvork, dat de linker asmoer van de vooras van de fiets qua hoogte overeen kwam met de hoogte van het ontbrekende kunststof deel van de bromfiets. Ook zagen ze dat de linker achterzijde van de bagagedrager in aanraking kon komen met de ‘gerepareerde’ kunststof kuipdelen van de bromfiets. Op deze wijze kon er overdracht van kit plaatsvinden van de bromfiets op de bagagedrager. [11] Ze concluderen dat de bromfiets zeer waarschijnlijk in botsing is geweest met de fiets. [12]
Uit een uitdraai van de RDW blijkt dat de bromfiets met kenteken [kenteken] op naam staat van verdachte, zoals ook erkend door verdachte ter zitting. [13]
De rechtbank stelt vast dat de scooter van verdachte betrokken is geweest bij het ongeval. Dit vormt een aanwijzing dat verdachte mogelijk de bestuurder was. Daar komt het volgende bij.
De passagier die achter op de scooter en bij de aanrijding op de grond is gevallen, betreft [getuige 1] zoals hij aan de verbalisanten ter plaatse verklaarde. [14]
De eigenaar van de kapperszaak, [getuige 6] verklaarde aan de verbalisant dat hij de bijrijder [getuige 1] wel kende, omdat hij al 10 jaar klant was. Kort daarna, nadat de verbalisant vertrokken was, kreeg de verbalisant een bericht binnen van [getuige 6] :
‘Hij was om 08.00 uur live op Facebook’en hij stuurde daarbij ook een video-opname van [getuige 1] die zichzelf, circa 30 minuten voor de aanrijding, had gefilmd met een tweede man. De verbalisant bekeek de video-opname en zag twee mannen dansen in een kamer. De verbalisant herkende een van de mannen als [getuige 1] . De tweede man kwam overeen met het signalement van de verdachte van de aanrijding. [15]
Verbalisant [naam verbalisant 2] is verzocht om een schermafbeelding van deze video-opname waarop de tweede man staat afgebeeld te bekijken om diens identiteit te achterhalen. De verbalisant moest bij het zien van deze persoon direct aan verdachte denken. Hij zag dat het uiterlijk en smalle postuur van deze persoon sterke gelijkenissen vertoonde met die van verdachte en de vorm van het gezicht (de neus en stand van de ogen), ook sterke gelijkenissen vertoonde met het gezicht van verdachte. Verbalisant kent verdachte en heeft vaker met hem van doen gehad. [16]
Op grond van het voorgaande stelt de rechtbank vast dat [getuige 1] als passagier op de scooter zat ten tijde van het ongeval en dat hij en verdachte kort voor de aanrijding in elkaars gezelschap waren. Daar komt het volgende bij.
De verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij op 13 juli 2021 op de scooter heeft gereden die op zijn naam staat. Hij denkt de bromfiets bij een flat te hebben neergezet. [17] Op de vraag
‘herken je de tweede persoon?’over de schermafbeelding van de video-opname van de Facebook live feed van [getuige 1] verklaarde verdachte
‘dat moet ik zijn’. [18]
De rechtbank stelt op grond van de voorgaande bewijsmiddelen vast dat verdachte de bromfiets heeft bestuurd en daarmee het ongeval heeft veroorzaakt. Verdachte is een half uur voor het ongeval gezien op een livevideo op Facebook, samen met [getuige 1] , die achterop de bromfiets zat ten tijde van het ongeval. De verbalisant heeft [getuige 1] herkend als een van de mannen op de video-opname. De tweede man in die opname kwam overeen met het signalement van de bestuurder van de bromfietsen werd herkend als verdachte. Voorts past de schade aan de scooter bij de verschillende onderdelen die bij het ongeval zijn gevonden. Verdachte heeft bovendien verklaard dat hij die dag op deze scooter heeft gereden en bij een flat heeft geparkeerd. Daarbij hebben verbalisanten de scooter ook bij een flatgebouw gevonden. Naar het oordeel van de rechtbank leidt dit tot de conclusie dat verdachte de bestuurder van de bromfiets is geweest.
De mate van schuld
De volgende vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of verdachte schuld heeft aan het ongeval, op een manier zoals bedoeld in artikel 6 van de WVW 1994. Hiervoor is vereist dat het gedrag van de verdachte aanmerkelijk of zeer onoplettend, onvoorzichtig of onachtzaam is geweest. Daarvoor moet beoordeeld worden of sprake was van ten minste een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid. Daarbij geldt dat in zijn algemeenheid niet valt aan te geven of één verkeersovertreding voldoende is voor de bewezenverklaring van schuld in bovenstaande zin. Gekeken moet worden naar het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en voorts naar de overige omstandigheden van het geval.
Verder is van belang dat niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met een of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in bovenstaande zin.
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen vast dat verdachte zijn bromfiets onvoldoende onder controle heeft gehouden en slingerend over de Parkweg te Ede heeft gereden. Verdachte heeft moeten uitwijken voor een personenauto. Hij heeft desondanks zijn snelheid niet aangepast naar de situatie op de weg. Ook heeft hij niet aan zijn verplichting voldaan om zoveel mogelijk rechts te rijden. Uit de bewijsmiddelen volgt ook dat de passagier bij verdachte scheef op de bromfiets zat met zijn rechtervoet slepend over de grond. Dit heeft voor een gevaarlijke situatie gezorgd. Verdachte heeft zijn bromfiets immers onvoldoende onder controle gehouden en niet met de nodige voorzichtigheid bestuurd, waardoor het ongeval is veroorzaakt. Gelet op het geheel van verdachtes gedragingen, in samenhang bezien, maakt dat naar het oordeel van de rechtbank, verdachtes handelen te kwalificeren is als zeer onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam rijgedrag in de zin van artikel 6 van de WVW 1994.
Het letsel
[slachtoffer 2] heeft als gevolg van dit ongeval een hoofdwond en hersenbloeding opgelopen en heeft last van persisterende visusklachten (zichtklachten). Deze kunnen mogelijk levenslang blijven. [19] Op 13 juli 2021 is voor de hersenbloeding bij haar een spoeddecompressie uitgevoerd. [20] Gebleken is bovendien dat ze op dit moment nog een voortdurende lichte pijn in haar hoofd heeft, waarvoor ze regelmatig naar de huisarts of het ziekenhuis moet voor controle. [21]
Gelet op de aard van dit letsel, de noodzaak van een medische (operatieve) ingreep en het vooruitzicht dat volledig herstel nog niet binnen afzienbare tijd en mogelijk helemaal niet zal optreden, merkt de rechtbank dit letsel aan als zwaar lichamelijk letsel.
Feit 2
Uit voorgaande bewijsmiddelen volgt dat verdachte de plaats van het ongeval heeft verlaten, zodat ook feit 2 wettig en overtuigend bewezen is.
Feit 3
Uit een controle uit het rijbewijsregister blijkt dat verdachte niet bevoegd is een motorrijtuig te besturen. [22] Aan verdachte is nimmer een rijbewijs afgegeven. [23] Uit voorgaande volgt dat verdachte de bromfiets is gaan besturen zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit een rijbewijs was afgegeven voor het besturen van een bromfiets, zodat ook feit 3 wettig en overtuigend bewezen is.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1. primair
hij op
of omstreeks13 juli 2021 te Ede
, in elk geval in Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (bromfiets, snorfiets), daarmede rijdende over de weg, de Parkweg, zeer
, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en
/ofonachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,
- terwijl hij niet in bezit van een rijbewijs was,
- ( voortdurend) het door hem bestuurde motorrijtuig onvoldoende onder controle heeft gehouden en
/ofniet met de nodige voorzichtigheid heeft bestuurd, immers heeft hij slingerend over voornoemde weg gereden en
/of
- is uitgeweken voor een hem, verdachte, tegemoetkomend en
/oftoen dicht genaderd zijnde ander voertuig (personenauto) om een aanrijding te voorkomen en
/of
- in strijd met artikel 3 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 niet aan zijn verplichting heeft voldaan om zoveel mogelijk rechts te houden en
/of
- in strijd met het gestelde in artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 de snelheid van het door hem bestuurde voertuig niet zodanig heeft geregeld dat hij in staat was het voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij die weg kon overzien en waarover deze vrij was en
/of
-
(frontaal
)is gebotst tegen,
althans in aanrijding gekomen met, een fiets en
/ofde bestuurster van die fiets en
/ofde passagier op die fiets, en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor anderen (genaamd
[slachtoffer 1] en/of[slachtoffer 2] ) zwaar lichamelijk letsel
en/of zodanig lichamelijk letselwerd toegebracht
, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
2.
hij, als degene door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt, welke gedraging hij al dan niet als bestuurder van een motorrijtuig had verricht en welk verkeersongeval had plaatsgevonden in Ede op
/aande Parkweg, op
of omstreeks13 juli 2021 de
(voornoemde
)plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, aan een ander (te weten
[slachtoffer 1] en/of[slachtoffer 2] ) letsel
en/of schadewas toegebracht en
/ofeen ander (te weten [slachtoffer 2] ), aan wie bij dat ongeval letsel was toegebracht, in hulpeloze toestand werd achtergelaten.
3.
hij op
of omstreeks13 juli 2021 te Ede, in elk geval in Nederland, als bestuurder van een motorrijtuig (bromfiets, snorfiets) heeft gereden op de weg, Parkweg, zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde.
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1 primair:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander zwaar lichamelijk letsel wordt toegebracht;
feit 2:
overtreding van artikel 7, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994;
feit 3:
overtreding van artikel 107, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van de straf en maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de feiten 1 en 2 zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden en een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de duur van 3 jaren.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair bepleit tot vrijspraak van alle ten laste gelegde feiten. Subsidiair verzoekt de raadsvrouw rekening te houden met de vaste baan van verdachte, die hij kwijt zou raken als hij een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd krijgt. Ook zou hij dan zijn schulden niet kunnen blijven afbetalen.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte beschikt niet over een rijbewijs, maar heeft wel als bestuurder van een bromfiets gebruik gemaakt van de openbare weg. Daarbij heeft hij zich onverantwoordelijk gedragen door te hard en slingerend over een smalle weg te rijden waarvan ook andere verkeersdeelnemers gebruik maakten. Hij heeft daarbij een ernstig verkeersongeval veroorzaakt. Verdachte heeft een fietsster aangereden met haar drie jaar oude kind. Dit is op zichzelf bezien al een ernstig feit. Vervolgens is de verdachte er vandoor gegaan en heeft de politie hem pas later kunnen aanhouden. Bij aanhouding door de politie en ook tijdens de zitting heeft verdachte iedere betrokkenheid bij het ongeval ontkend. De rechtbank trekt hieruit de conclusie dat verdachte geen enkele verantwoordelijkheid voor zijn daden en zijn keuzes neemt, wat de rechtbank verdachte zeer kwalijk neemt. Verdachte heeft kennelijk alleen gedacht aan zijn eigen belang: het ontkomen aan de politie.
[slachtoffer 2] is zwaar gewond geraakt, zo blijkt uit het omschreven zwaar lichamelijk letsel. Ter zitting is een schriftelijke slachtofferverklaring voorgelezen, waaruit blijkt dat ze nog steeds niet volledig hersteld is en de gevolgen van het ongeval haar mogelijk levenslang zullen volgen. De rechtbank heeft bij de strafbepaling rekening gehouden met de gevolgen die het ongeluk voor het slachtoffer heeft gehad.
Op het strafblad van de verdachte is te zien dat hij al eerder is veroordeeld voor rijden zonder rijbewijs en voor verschillende andere verkeersfeiten. Verdachte lijkt het niet nauw te nemen met de verkeersregels. Juist omdat het niet de eerste keer is dat de verdachte voor een dergelijke feit veroordeeld wordt, dient er een duidelijk signaal afgegeven te worden richting de verdachte. Het moet duidelijk zijn dat hij niet zonder rijbewijs een motorvoertuig kan besturen en dat hij, als er ongelukken gebeuren, er niet zomaar vandoor kan gaan. De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat er in dit geval dan ook niet kan worden volstaan met een andere straf dan een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de hoogte van de op te leggen straffen gekeken naar de landelijke oriëntatiepunten straftoemeting van het LOVS. Bij het veroorzaken van een verkeersongeval waarbij de verdachte zeer onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam gedrag heeft vertoond, kan aansluiting gezocht worden bij de categorieën “ernstige schuld” en “zeer hoge mate van schuld”. Bij “ernstige schuld” geldt als oriëntatiepunt een taakstraf voor de duur van 160 uren en een jaar onvoorwaardelijke rij-ontzegging en bij “zeer hoge mate van schuld” geldt als uitgangspunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden en een onvoorwaardelijke rij-ontzegging van 2 jaren.
Er zijn geen oriëntatiepunten voor het verlaten van de plaats van het ongeval en het hierbij in hulpeloze toestand achterlaten van het slachtoffer. De richtlijnen van het Openbaar Ministerie gaan voor dit soort feiten bij een first offender, terwijl geen sprake is van artikel 6 WVW, uit van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden en een onvoorwaardelijke rij-ontzegging voor de duur van 60 maanden.
Gelet op wat hiervoor is overwogen acht de rechtbank een (onvoorwaardelijke) gevangenisstraf van 10 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk en een rij-ontzegging voor de duur van 3 jaren passend. De rechtbank hoopt dat de 5 maanden voorwaardelijk als stok achter de deur verdachte stimuleert om zich aan de verkeersregels te houden.
Voor het rijden zonder rijbewijs legt de rechtbank een aparte straf op, omdat dat feit een overtreding betreft. De rechtbank heeft bij het bepalen van de hoogte van de op te leggen straffen gekeken naar de landelijke oriëntatiepunten straftoemeting van het LOVS waarbij rekening wordt gehouden met recidive. Gelet hierop acht de rechtbank een geldboete van € 375,- en een week voorwaardelijke hechtenis met een proeftijd van 3 jaren passend.

8.De beoordeling van het beslag

De bromfiets (Peugeot Zenith, kenteken [kenteken] ) waarop de verdachte reed, is in beslag genomen. De bromfiets is eigendom van verdachte en vatbaar voor verbeurdverklaring, omdat de feiten met behulp van deze bromfiets zijn begaan.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en maatregel is gegrond op de artikelen:
- 14 a, 14b, 14c, 33, 33a, 58 en 62 van het Wetboek van Strafrecht; en
- 6, 7, 107, 175, 176, 177 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
Ten aanzien van de feiten 1 primair en 2:
 veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
10 maanden;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht (2 dagen), bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 bepaalt dat een
gedeelte van deze gevangenisstraf, te weten
5 maanden,
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van drie jaren schuldig heeft maakt aan een strafbaar feit;

ontzegtverdachte ten aanzien van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde
de bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
3 jaren.
Ten aanzien van feit 3:
 legt op een
geldboete van € 375,-, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 7 dagen hechtenis;
 veroordeelt verdachte tot een
hechtenisvoor de duur van
1 week;
 bepaalt dat deze
hechtenis niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van drie jaren schuldig heeft maakt aan een strafbaar feit.
Ten aanzien van het beslag:
 beveelt de
onttrekking aan het verkeervan de in beslag genomen
bromfiets Peugeot Zenith.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.J.H. Hovens (voorzitter), mr. A.M.P.T. Blokhuis en mr. J.A.L. Heldens, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.A. Teger, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 11 november 2022.
mr. Blokhuis is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [naam verbalisant 3] van de politie eenheid Oost-Nederland, district Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2021325535, gesloten op 21 april 2022 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal aanrijding misdrijf, p. 12-13.
3.Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 2] , p. 40-41.
4.Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 3] , p. 44.
5.Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 4] , p. 48-49.
6.Proces-verbaal van bevindingen, p. 74-75.
7.Proces-verbaal van bevindingen, p. 83-84.
8.Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 5] , p. 53.
9.Proces-verbaal van bevindingen, p. 85-94.
10.Proces-verbaal schade inpassing, p. 137-141.
11.Proces-verbaal schade inpassing, p. 134-136.
12.Proces-verbaal schade inpassing, p. 142.
13.Proces-verbaal uitdraai CBR, p. 153; verklaring verdachte ter terechtzitting van 28 oktober 2022.
14.Proces-verbaal van bevindingen, p. 75.
15.Proces-verbaal van bevindingen, p. 74-75.
16.Proces-verbaal van bevindingen, p. 95.
17.Proces-verbaal verhoor verdachte, p. 62.
18.Proces-verbaal verhoor verdachte, p. 61.
19.Geneeskundige verklaring, aanvullend proces-verbaal, p. 4.
20.Bijlage 1 bij e-mail letseladvocaat van 20 juli 2021.
21.Schriftelijke slachtofferverklaring van 26 oktober 2022.
22.Proces-verbaal uitdraai CBR, p. 152.
23.Verklaring verdachte op de terechtzitting van 28 oktober 2022.