ECLI:NL:RBGEL:2022:6362

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
11 november 2022
Publicatiedatum
14 november 2022
Zaaknummer
05-082099-22
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplegging van een taakstraf en rijontzegging na verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel

Op 11 november 2022 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 25 juni 2021 in Apeldoorn een verkeersongeval heeft veroorzaakt. De verdachte, als bestuurder van een personenauto, negeerde een rood verkeerslicht en botste tegen een overstekende bromfietser, waardoor deze zwaar lichamelijk letsel opliep, waaronder een heupfractuur. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend rijgedrag, wat resulteerde in de oplegging van een taakstraf van 100 uren en een rijontzegging van 6 maanden. De rechtbank nam in haar overwegingen de ernst van het letsel van het slachtoffer en de omstandigheden van de verdachte mee. De officier van justitie had een zwaardere straf geëist, maar de rechtbank vond de opgelegde straf passend, rekening houdend met de persoonlijke situatie van de verdachte, die zorg draagt voor haar vier zoons en werkzaam is in de thuiszorg. De rechtbank sprak de verdachte vrij van andere tenlastegelegde feiten, omdat deze niet bewezen konden worden.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/082099-22
Datum uitspraak : 11 november 2022
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1975 in [geboorteplaats] ,
wonende [woonplaats] ,
Raadsvrouw: mr. F.H. Batavier, advocaat in Harderwijk namens raadsman mr. A.H.T. de Haas.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 28 oktober 2022.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na toewijzing van een vordering tot wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 25 juni 2021 te Apeldoorn, in de gemeente Apeldoorn, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, Zutphensestraat, zich zodanig heeft gedragen dat een aan haar schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, rijdend over voornoemde Zutphensestraat en/of gekomen nabij de verkeerslichten met de fietsoversteekplaats (Lupineweg/Barnewinkel) een in haar rijrichting
uitstralend rood verkeerslicht (welk verkeerslicht al 8,3 seconden rood licht uitstraalde) te negeren en/of (daarbij) niet de nodige voorzichtigheid in acht heeft genomen en/of onvoldoende aandacht heeft gehad voor het verkeer en/of de verkeerssituatie ter plaatse en/of (vervolgens) met onverminderde snelheid de fietsoversteekplaats is genaderd en/of over de Zutphensestraat (verder) is opgereden/doorgereden en/of (vervolgens) tegen een (overstekende) medeweggebruiker is gebotst en/of gereden, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel, te weten heupfractuur, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks 25 juni 2021 te Apeldoorn, in de gemeente Apeldoorn, als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, Zutphensestraat, en/of gekomen nabij de verkeerslichten met de fietsoversteekplaats (Lupineweg/Barnewinkel) een in haar rijrichting uitstralend rood verkeerslicht heeft genegeerd en/of (vervolgens) op/tegen een (overstekende) medeweggebruiker is gebotst en/of gereden, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 25 juni 2021 reed verdachte als bestuurder van een personenauto (Opel) over de Zutphensestraat (N345) te Apeldoorn in de richting van de A1. Verdachte naderde een kruispunt, welk kruispunt bestaat uit de wegen Lupineweg/Barnewinkel en de Zutphensestraat. [slachtoffer] reed op een bromfiets op het fietspad, komend uit de richting van de Lupineweg en wilde de Zutphensestraat oversteken richting de Barnewinkel. Tussen verdachte en [slachtoffer] heeft een aanrijding plaatsgevonden. [2] [slachtoffer] heeft als gevolg van dit ongeval letsel opgelopen. Zo was sprake van inwendig bloedverlies en heeft hij een heupfractuur (subtrochantere femurfractuur) opgelopen, waarbij operatief ingrijpen noodzakelijk is geweest. [3]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair ten laste gelegde.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw bepleit vrijspraak van het primair en subsidiair ten laste gelegde, omdat geen sprake is van zeer danwel aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend rijgedrag en de enkele overtreding van een regel uit het RVV 1990 op zichzelf onvoldoende is voor het subsidiair ten laste gelegde gevaarzettend rijgedrag.
Beoordeling door de rechtbank
De mate van schuld
De eerste vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of verdachte schuld heeft aan het ongeval, op een manier zoals bedoeld in artikel 6 van de WVW 1994. Hiervoor is vereist dat het gedrag van de verdachte aanmerkelijk of zeer onoplettend, onvoorzichtig of onachtzaam is geweest. Daarvoor moet beoordeeld worden of sprake was van ten minste een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid. Daarbij geldt dat in zijn algemeenheid niet valt aan te geven of één verkeersovertreding voldoende is voor de bewezenverklaring van schuld in bovenstaande zin. Gekeken moet worden naar het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en voorts naar de overige omstandigheden van het geval.
Verder is van belang dat niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met een of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in bovenstaande zin.
Verdachte heeft verklaard dat ze stond te wachten voor een rood verkeerslicht, het verkeerslicht groen werd en dat ze toen is opgetrokken. Ze kwam vervolgens in botsing met iemand. Ze heeft het slachtoffer niet gezien toen ze het kruispunt overstak. Ze zag het slachtoffer pas toen het ongeval al had plaatsgevonden. Na de botsing is ze gaan remmen. [4]
Getuige [getuige] fietste op 25 juni 2021 op de Barnewinkel te Apeldoorn in de richting van de Zutphensestraat. Ze moest wachten voor het verkeerslicht om het kruispunt over te steken. Het verkeerslicht straalde rood uit. Aan de overzijde van de weg zag ze een jongen op een scooter, ook hij stond te wachten voor het verkeerslicht. Na een korte tijd ging het verkeerslicht voor de getuige op groen en is ze de Zutphensestraat overgestoken. Ze zag dat de jongen op de scooter aan de overzijde ook overstak. De getuige hoorde plots dat een auto op de Zutphensestraat optrok en daarbij hoge toeren maakte. Ze keek naar links en zag dat het voertuig met hoge snelheid optrok. Vervolgens zag ze dat de auto tegen de scooterrijder botste. De scooterrijder werd door de lucht geslingerd en deze viel een paar meter verderop op de straat. [5]
Uit de analyse van de verkeersregelinstallatie ter plaatse is gebleken dat verdachte het verkeerslicht omstreeks 13:04:13,8 gepasseerd is, terwijl het verkeerslicht vanaf 13:04:05,5 uur op rood stond. [6] Dit betekent dat de voor haar geldende verkeerslichten minimaal 8,3 seconden op rood stonden. Verdachte is voorafgaande aan het verkeersongeval het kruispunt genaderd met een gemiddelde indicatieve snelheid gelegen tussen de 47 km/h en 57 km/h. [7]
Het verkeerslicht voor de scooterbestuurder ( [slachtoffer] ) straalde vanaf 13:04:09,0 uur groen licht uit. Hij is op 13:04:11,0 uur de stopstreep gepasseerd. Dit houdt in dat de bestuurder van de bromfiets de stopstreep passeerde terwijl het verkeerslicht voor die richting ongeveer 2,0 seconden groen licht uitstraalde. [8]
Uit de voorgaande bewijsmiddelen blijkt dat verdachte met een snelheid van tussen de 47 en 57 kilometer per uur het kruispunt naderde. Zij heeft de kruising met onverminderde snelheid genaderd, terwijl het verkeerslicht voor haar richting op rood stond. Gelet op het feit dat het verkeerslicht al 8,3 seconden op rood stond toen verdachte de kruising opreed en zij vervolgens de bestuurder van de scooter niet heeft gezien kan niet worden gesproken van een tijdelijke onoplettendheid.
Uitgaande van deze bewijsmiddelen, kan geconcludeerd worden dat verdachte weliswaar is gestopt voor het rode verkeerslicht, maar vervolgens toch is gaan rijden terwijl het licht voor haar nog rood was. Vervolgens heeft zij niet voldoende opgelet op het overige verkeer omdat ze kennelijk, en naar eigen zeggen, [slachtoffer] op zijn bromfiets niet heeft zien oversteken, hoewel, deze, gezien de foto’s van de situatie ter plaatse [9] , ruimschoots en gedurende meerdere seconden in haar blikveld moet zijn geweest. Zij heeft daarmee niet de nodige voorzichtigheid in acht genomen en onvoldoende aandacht gehad voor het verkeer en de verkeerssituatie ter plaatse. Als gevolg daarvan heeft het ongeval plaatsgevonden.
Dat, zoals de raadsvrouw heeft gesteld, de voorruit van de personenauto enige tijd voor het ongeval is vervangen, waarbij aan de bovenzijde een donkere zon-/lichtwerende strook is aangebracht en dat verdachte daardoor het verkeerslicht mogelijk niet goed heeft gezien, doet daaraan niet af. Het was immers de verantwoordelijkheid van verdachte om ervoor te zorgen dat ze vrij zicht had vanuit de auto, toen ze zich daarmee in het verkeer begaf.
Gelet op het geheel van verdachtes gedragingen, in samenhang bezien, maakt dat naar het oordeel van de rechtbank verdachtes handelen te kwalificeren is als aanmerkelijk onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam rijgedrag in de zin van artikel 6 van de WVW 1994.
Het letsel
Bij de operatie zijn pinnen in de heup en enkele schroeven boven de knie van [slachtoffer] geplaatst. Hij heeft een half jaar na het ongeval thuisgezeten. [slachtoffer] wordt nu tweemaal per week door de fysiotherapeut behandeld en kan niet sporten en werken. Een eindsituatie is nog niet bereikt. [10] Gelet op de aard van dit letsel, de noodzaak van een medische (operatieve) ingreep en het vooruitzicht dat volledig herstel nog niet binnen afzienbare tijd zal optreden, merkt de rechtbank dit letsel aan als zwaar lichamelijk letsel.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan overtreding van artikel 6 WVW 1994 waardoor zwaar lichamelijk letsel is ontstaan. Het primair tenlastegelegde is daarmee bewezen.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
zij op
of omstreeks25 juni 2021 te Apeldoorn, in de gemeente Apeldoorn, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, Zutphensestraat, zich zodanig heeft gedragen dat een aan haar schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door
zeer, althansaanmerkelijk
,onvoorzichtig en
/ofonoplettend, rijdend over voornoemde Zutphensestraat en
/ofgekomen nabij de verkeerslichten met de fietsoversteekplaats (Lupineweg/Barnewinkel) een in haar rijrichting uitstralend rood verkeerslicht (welk verkeerslicht al 8,3 seconden rood licht uitstraalde) te negeren en
/of (daarbij
)niet de nodige voorzichtigheid in acht heeft genomen en
/ofonvoldoende aandacht heeft gehad voor het verkeer en
/ofde verkeerssituatie ter plaatse en
/of (vervolgens
)met onverminderde snelheid de fietsoversteekplaats is genaderd en
/of overde Zutphensestraat
(verder
)is opgereden
/doorgeredenen
/of (vervolgens
)tegen een
(overstekende
)medeweggebruiker is gebotst en
/ofgereden, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel, te weten heupfractuur,
of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezighedenis ontstaan.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander zwaar lichamelijk letsel wordt toegebracht.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van de straf en maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot het verrichten van een taakstraf voor de duur van 120 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 6 maanden.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat rekening dient te worden gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Verdachte woont samen met vier zoons waarvoor zij de zorg draagt en werkt in de thuiszorg als zorgverlener. Voor haar werk heeft verdachte in de nabije toekomst haar auto nodig. Mocht de rechtbank overgaan tot een bewezenverklaring dan is de meest passende strafmodaliteit een geldboete, zo veel als mogelijk in de voorwaardelijke sfeer.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het veroorzaken van een ongeval, waardoor [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. Ook blijkt [slachtoffer] nog dagelijks te kampen met de gevolgen van het ongeval. De rechtbank rekent het verdachte aan dat ze zich zodanig onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam heeft gedragen dat dit ongeval is gebeurd en deze gevolgen voor [slachtoffer] zijn ingetreden.
Uit de justitiële documentatie van verdachte blijkt dat verdachte niet eerder met politie en justitie in aanraking is geweest.
Bij het bepalen van de strafmaat heeft de rechtbank acht geslagen op de oriëntatiepunten van de LOVS en de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Alles afwegend acht de rechtbank een taakstraf voor de duur van 100 uren passend. Daarnaast legt de rechtbank een ontzegging van de rijbevoegdheid op voor de duur van zes maanden. In de door de verdediging aangevoerde omstandigheden ziet de rechtbank geen aanleiding een (voorwaardelijke) geldboete of een voorwaardelijke rijontzegging op te leggen. Hier geldt in het bijzonder ter zake van de rijontzegging dat ter zitting is gebleken dat de werkgever tot heden rekening heeft gehouden met de planning van het werk van verdachte, zodat zij niet met haar auto hoefde te rijden.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en maatregel is gegrond op de artikelen:
- 9, 22 c en 22d van het Wetboek van Strafrecht;
- 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
taakstraf van 100 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
50 dagen.

ontzegtverdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde
de bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
6 maanden.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M.P.T. Blokhuis (voorzitter), mr. F.J.H. Hovens en mr. J.A.L. Heldens, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.A. Teger, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 11 november 2022.
mr. Blokhuis is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [naam verbalisant] van de politie eenheid Oost-Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2021291830, gesloten op 14 april 2022 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal aanrijding misdrijf, p. 2.
3.Geneeskundige verklaring, p. 12.
4.Verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 28 oktober 2022.
5.Proces-verbaal verhoor getuige [getuige] , p. 16.
6.Verkort proces-verbaal analyse VRI data, p. 36.
7.Verkort proces-verbaal analyse VRI data, p. 37-38.
8.Verkort proces-verbaal analyse VRI data, p. 36.
9.Fotoblad p 8 e.v..
10.Proces-verbaal van bevindingen, p. 22.