ECLI:NL:RBGEL:2022:6363

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
11 november 2022
Publicatiedatum
14 november 2022
Zaaknummer
05-720099-16
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de maatregel terbeschikkingstelling met één jaar in een strafzaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 11 november 2022 uitspraak gedaan over de verlenging van de terbeschikkingstelling van de betrokkene, die in 2017 was veroordeeld voor ernstige misdrijven, waaronder poging doodslag. De rechtbank heeft de terbeschikkingstelling met één jaar verlengd, na een zorgvuldige afweging van de feiten en omstandigheden. De betrokkene, die in een kliniek verblijft, heeft in het verleden meerdere keren de maatregel ondergaan, en de rechtbank heeft geconstateerd dat hij nog steeds aan het begin staat van zijn behandeling. De officier van justitie had aanvankelijk een verlenging van twee jaar gevorderd, maar heeft haar vordering tijdens de zitting aangepast naar één jaar, gezien het gebrek aan nieuw advies van gedragsdeskundigen. De rechtbank heeft de adviezen van de kliniek gevolgd en benadrukt dat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen de verlenging van de maatregel vereisen. De rechtbank heeft ook de mogelijkheid van een extern advies door het NIFP overwogen voor de volgende verlengingsvordering. De beslissing om de maatregel te verlengen is genomen in het belang van de veiligheid en de voortgang van de behandeling van de betrokkene.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/720099-16
Datum uitspraak: 11 november 2022
Beslissingvan de meervoudige kamer als bedoeld in artikel 6:6:10 van het Wetboek van Strafvordering
in de zaak van

de officier van justitie

tegen

[betrokkene], hierna: betrokkene,

geboren op [geboortedag] 1997 te [geboorteplaats],
thans verblijvende in [kliniek], hierna de kliniek.
Raadsvrouw: mr. A.L. Louwerse, advocaat te Haarlem.

Procedure

Betrokkene is op 28 februari 2017 bij vonnis van deze rechtbank veroordeeld ter zake van (onder meer) de misdrijven poging doodslag, bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en diefstal in vereniging met geweld, waarbij de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden is opgelegd. Deze maatregel is ingegaan op 24 maart 2017. De bijzondere voorwaarden zijn bij beslissingen van 27 oktober 2017 en 13 september 2019 gewijzigd. Op 30 december 2020 heeft deze rechtbank bevolen dat betrokkene alsnog van overheidswege zal worden verpleegd. De terbeschikkingstelling is voor het laatst verlengd bij beslissing van deze rechtbank van 20 augustus 2021.
Bij vordering van 14 juni 2022, bij de griffie van deze rechtbank ingekomen op 14 juni 2022, heeft de officier van justitie gevorderd dat deze maatregel wordt verlengd voor de duur van twee jaren.

Het onderzoek ter terechtzitting

Ter zitting van 28 oktober 2022 zijn gehoord:
- betrokkene;
- de raadsvrouw mr. A.L. Louwerse, advocaat te Haarlem,
- deskundige mevrouw B.S. Wemekamp, behandelcoördinator en GZ-psycholoog en
- de officier van justitie, mr. M. ten Velde.

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft ter zitting haar vordering toegelicht en, anders dan de oorspronkelijke vordering, gevorderd dat de terbeschikkingstelling wordt verlengd voor de duur van 1 jaar. De officier van justitie heeft daartoe aangevoerd dat bij verlenging met twee jaar, de duur van vier jaar zou worden overschreden zonder dat er een nieuw advies van twee gedragsdeskundigen van verschillende disciplines - waaronder een psychiater – voorhanden zou zijn. [1] Dat is niet de bedoeling van de wetgever geweest.

Het standpunt van betrokkene

De raadsvrouw van betrokkene heeft het woord gevoerd en primair gepleit voor aanhouding van de zaak zodat kan worden onderzocht of, en zo ja, onder welke voorwaarden de dwangverpleging van betrokkene voorwaardelijk kan worden beëindigd en subsidiair gepleit voor een verlenging van de maatregel voor de duur van één jaar. Bij dit laatste wijst de raadsvrouw onder meer op het feit dat in 2019 voor het laatst een Pro Justitia rapport rond betrokkene door een externe deskundige is opgemaakt.

De beoordeling

De rechtbank heeft kennis genomen van de processtukken, waaronder het adviesrapport van de kliniek van 25 mei 2022 en een afschrift van de wettelijke aantekeningen. In dit adviesrapport wordt geadviseerd de terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege te verlengen met twee jaren. De rechtbank heeft ook gezien een ongedateerde brief van betrokkene en een brief van diens vader van 3 juli 2022.
In het adviesrapport van de kliniek staat -onder meer- het volgende vermeld:
Betrokkene is een 24-jarige, (boven)gemiddeld intelligente man bij wie sprake is van een antisociale persoonlijkheidsstoornis en stoornissen in alcohol-, amfetamine- en cannabisgebruik (thans in remissie). Uit een analyse van de factoren die hebben geleid tot omzetting van de maatregel die in het FPC is gemaakt, komt naar voren dat nagenoeg dezelfde factoren speelden bij het stroeve verloop van de tbs met voorwaarden als bij de indexdelicten. Daaraan wordt nog toegevoegd het beperkte probleeminzicht, waardoor betrokkene zichzelf overschatte en onvoldoende profiteerde van behandeling. Ondanks meerdere pogingen om hem met vallen en opstaan zijn traject te laten doorlopen, lijkt hij niet te leren van zijn fouten. Hij zoekt bij problemen de oorzaken buiten vooral zichzelf. De behandeling dient, onder andere, te worden gericht op het meer onderliggende kwetsbare en krenkbare zelfbeeld. Het is moeilijk voor hem zijn gedrag af te stemmen op zijn omgeving en regelmatig kwam het voor dat zijn opmerkingen niet gepast of goed getimed waren en hij zich minder goed bewust leek te zijn van de groep waarin hij zich bevond. Hij kreeg hier regelmatig feedback op, maar hoewel hij zich op dat moment aanpaste, bleef gedragsverandering uit. Op meerdere fronten hield hij niet altijd rekening met de ander. Probleembesef en -inzicht is slechts in beperkte mate aanwezig. Betrokkene herkent zich niet in de delictgerelateerde factoren en ziet voor zichzelf weinig behandeldoelen. Hij is van mening dat hij geen behandeling meer nodig heeft omdat hij in het verleden al voldoende heeft geleerd en wil laten zien dat hij de criminaliteit heeft afgezworen en zich aan de voorwaarde kan houden. Hij vindt dat hij niet het vertrouwen krijgt dat hij nodig heeft en mist perspectief. Dat perspectief kan hem pas geboden worden als hij zich inzet voor de behandeldoelen. Hij gaat trouw naar de therapiesessies en zet zich in, voornamelijk om zijn traject snel te kunnen doorlopen.
Betrokkene heeft binnen het huidige kader goede controle op zijn agressie en middelengebruik. Betrokkene heeft nog moeite om naar zijn mindere kanten te kijken wat zich uit in het bagatelliseren van probleemsituaties, in verweer gaan en de oorzaak van problemen buiten zichzelf leggen. Dit lijkt voort te komen uit een kwetsbaar zelfbeeld (onzekerheid), waardoor betrokkene moeite heeft om eigen probleemgedrag onder de loep te nemen. Dit lukt betrokkene beter in individuele therapieën dan in groepsverband. De delictgerelateerde behandeling bevindt zich in de beginfase. Binnenkort zal een aanvraag worden gedaan voor begeleid verlof. Er is sprake van hardnekkige problematiek en een beperkt probleeminzicht waardoor het moeilijk is om in te schatten in hoeverre betrokkene kan profiteren van behandeling en ook hoe lang de behandeling zal duren. Er wordt toegewerkt naar stapsgewijze resocialisatie, aan de hand van de mate waarin betrokkene probleeminzicht ontwikkelt en grip krijgt op grensoverschrijdend gedrag. Hoewel er geen sprake is van agressief gedrag noch van middelengebruik, zijn binnen de huidige context deze delictgerelateerde criminogene factoren nog wel aanwezig. Betrokkene overtreedt impulsief regels, overschrijdt grenzen van anderen en heeft, door zijn wantrouwen en gebrekkige probleeminzicht, moeite om hier zelfkritisch naar te kijken. Zijn krenkbaarheid in combinatie met een beperkt probleeminzicht, betreffen belangrijke actuele risicofactoren in de behandeling, die - bij het wegvallen van toezicht en ondersteuning - kunnen leiden tot agressief delictgedrag. Concluderend kan gesteld worden dat het risico op recidive bij beëindiging van de TBS-maatregel ingeschat kan worden als hoog.
Ter zitting heeft de deskundige het rapport aangevuld in die zin dat betrokkene nu met begeleid verlof is gestart. Het grote struikelpunt van betrokkene is probleeminzicht. Als er een gedragsverandering tot stand moet komen, is het belangrijk dat hij begrijpt wat het probleem is. Dat is een moeilijk proces en daar wordt hard aan gewerkt.
Betrokkene heeft voorafgaande aan de zitting een brief gestuurd naar de rechtbank. Daarin erkent hij dat hij fouten heeft gemaakt, in het verleden niet naar zijn eigen optreden keek maar de oorzaak van problemen vooral bij anderen zocht. Hij schrijft nu, mede door de therapie, tot de kern van zijn problematiek en van zijn persoonlijkheid te zijn gekomen en dat hij zich moet wapenen tegen de daarin gelegen valkuilen.
De rechtbank overweegt dat de maatregel van terbeschikkingstelling is opgelegd in verband met een veroordeling voor een misdrijf dat gericht was tegen of gevaar veroorzaakte voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
De rechtbank is van oordeel dat verlenging van de maatregel en voortzetting van de verpleging van overheidswege op dit moment noodzakelijk is. Ondanks het feit dat betrokkene het op vele onderdelen aanmerkelijk beter doet dan in het verleden, ziet de rechtbank ook dat betrokkene aan het begin staat van zijn behandeling. De rechtbank volgt hierin de adviezen van de kliniek.
Door de raadsvrouw is onder meer bepleit tot aanhouding van de zaak zodat kan worden onderzocht middels een reclasseringsrapportage of, en zo ja, onder welke voorwaarden de dwangverpleging van betrokkene voorwaardelijk kan worden beëindigd. De rechtbank ziet op dit moment nog te weinig perspectief voor het mogelijk voorwaardelijk beëindigen van de verpleging, minder dan twee jaar na het bevel alsnog verplegen, zeker gezien de bevindingen van de kliniek dat er nog onvoldoende aantoonbaar sprake is van zelfinzicht en reflectie op zijn gedrag en de impact daarvan op anderen. Dit is wel belangrijk om meer zelfstandig op eigen benen te kunnen staan, zoals doorgaans wel de bedoeling is bij voorwaardelijke beëindiging.
Artikel 6.6.12 lid 3 Wetboek van Strafvordering (Sv) schrijft voor dat bij ommekomst van telkens vier jaar van de terbeschikkingstelling met verpleging een dubbelrapportage moet worden opgemaakt.
De terbeschikkingstelling met verpleging is echter pas ingegaan bij het onherroepelijk worden van de beslissing tot omzetting van 30 december 2020 zodat dit wettelijk voorschrift nog niet in zicht komt.
Desondanks zal de rechtbank de maatregel met één jaar verlengen omdat het, gezien de ontwikkelingen in het afgelopen jaar en de houding van betrokkene, zoals mede blijkt uit de eerder vermelde brief en zijn verklaring tijdens de behandeling (waarbij overigens ook in het oog moet worden gehouden dat de reclassering bij de omzetting van de maatregel sprak van “schijnaanpassing” van betrokkene), nuttig lijkt dat een of meer externe deskundigen zich volgend jaar buigen over de zaak en adviseren over de voortgang van de maatregel. De rechtbank geeft het openbaar ministerie dan ook in overweging om, los van het bepaalde in artikel 6.6.12 lid 3 Sv bij de volgende verlengingsvordering, toch zodanig advies door het NIFP te laten opmaken.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen, de algemene veiligheid van personen de verlenging van de maatregel vereist. De maatregel zal worden verlengd met een periode van 1 (één) jaar.

De beslissing

De rechtbank:
wijst afhet verzoek tot aanhouding van de behandeling;
verlengtde termijn van de terbeschikkingstelling van [betrokkene] met
1 (één) jaar.
Deze beslissing is gegeven door mr. W. Bruins, als voorzitter, mr. F.J.H. Hovens en mr. A.M.P.T. Blokhuis, als rechters in tegenwoordigheid van mr. S.A. Teger, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 11 november 2022.

mr. Blokhuis is buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 6:6:12, derde lid Sv.