ECLI:NL:RBGEL:2022:6541

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
23 november 2022
Publicatiedatum
24 november 2022
Zaaknummer
21_4957
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkverklaring bezwaar tegen ambtshalve uitschrijving uit basisregistratie personen

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank Gelderland het beroep van eiseres tegen de niet-ontvankelijkverklaring van haar bezwaar tegen de ambtshalve uitschrijving uit de basisregistratie personen (brp) met ingang van 12 april 2021. Het college van burgemeester en wethouders van Arnhem had op 7 oktober 2021 het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk verklaard, omdat zij volgens het college geen procesbelang meer had. Eiseres was sinds 7 september 2021 ingeschreven op een ander adres en het college stelde dat het niet mogelijk was om de uitschrijving ongedaan te maken.

De rechtbank heeft op 5 oktober 2022 de zaak behandeld, waarbij de gemachtigden van beide partijen aanwezig waren. De rechtbank oordeelt dat het college ten onrechte aannam dat eiseres geen procesbelang had. Eiseres heeft aangetoond dat zij door de uitschrijving schade heeft geleden, onder andere met betrekking tot haar zorgverzekering en AOW-opbouw. De rechtbank concludeert dat eiseres belang heeft bij de vaststelling of de uitschrijving rechtmatig was, ongeacht of het college de uitschrijving kan terugdraaien.

De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt het college op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, waarbij het bezwaar van eiseres inhoudelijk moet worden beoordeeld. Tevens moet het college het griffierecht en de proceskosten aan eiseres vergoeden. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige behandeling van bezwaarschriften en de noodzaak voor het college om de rechtmatigheid van de uitschrijving te toetsen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 21/4957

uitspraak van de enkelvoudige kamer van

in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. G. Bozkurt),
en

het college van burgemeester en wethouders van Arnhem

(gemachtigde: mr. R.G.J.T. Kroes).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de niet-ontvankelijkverklaring van haar bezwaar tegen de ambtshalve uitschrijving met ingang van 12 april 2021 als ingezetene uit de basisregistratie personen (de brp). Met het bestreden besluit van 7 oktober 2021 op het bezwaar van eiseres heeft het college dit bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 5 oktober 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het college (via een beeldverbinding).

Beoordeling door de rechtbank

2. In deze uitspraak komt de rechtbank tot het oordeel dat het beroep gegrond is. Het college heeft ten onrechte aangenomen dat eiseres geen procesbelang had bij het beoordelen van haar bezwaar. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en wat de gevolgen zijn.
De niet-ontvankelijkverklaring van het bezwaar
3. Het college heeft het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk verklaard omdat het procesbelang aan de bezwaarprocedure is komen te ontvallen. Eiseres staat sinds 7 september 2021 ingeschreven op het adres [locatie] te [woonplaats] in de gemeente [woonplaats] . Gelet hierop is het voor het college feitelijk niet meer mogelijk om het verzoek van eiseres, de ambtshalve uitschrijving ongedaan te maken, door te voeren. De werking van de Wet basisregistratie personen (Wet brp) is dat op het moment dat eiseres is ingeschreven in de gemeente [woonplaats] , deze gemeente als bijhoudingsgemeente verantwoordelijk is voor de bijhouding van de persoonslijst als ingezetene van die gemeente. Met andere woorden, wijziging van de gegevens van eiseres kan uitsluitend plaatsvinden in de actuele persoonslijst door het college van de gemeente waar eiseres staat ingeschreven. Volgens het college kan eiseres met haar bezwaar niet (meer) datgene bereiken wat zij wil bewerkstelligen, omdat hij bevoegd noch in staat is om de door eiseres gewenste correctie door te voeren.
Het standpunt van eiseres
4. In het beroepschrift voert eiseres aan dat zij (nog) geen wens heeft geuit voor een correctieverzoek bij de gemeente Arnhem of een andere gemeente. Dit kan alleen als het bezwaarschrift bij de gemeente Arnhem (of in beroep) gegrond wordt verklaard en het besluit wordt herzien. Eiseres heeft in bezwaar het college verzocht om herziening van de ambtshalve uitschrijving. Alleen dan heeft eiseres het recht om een correctieverzoek brp in te dienen bij de gemeente die verantwoordelijk is tot de bijhouding van de persoonslijst. Het standpunt van het college dat er nu een correctieverzoek dient te worden ingediend bij de gemeente [woonplaats] en niet bij de gemeente Arnhem kan dus niet worden gevolgd, aldus eiseres.
Eiseres voert verder aan dat het bestreden besluit onzorgvuldig tot stand is gekomen en onvoldoende is gemotiveerd omdat zij niet is gehoord bij de algemene bezwaarschriftencommissie of op een andere manier. Volgens de ‘Regeling voor de behandeling van bezwaarschriften voor de gemeente Arnhem 2010’ beslist de voorzitter van de commissie over de toepassing van artikel 7:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en dus om af te zien van het horen. Een beslissing van de voorzitter van de commissie om af te zien van het horen ontbreekt, aldus eiseres.
Had eiseres nog procesbelang?
5. Het college ziet geen procesbelang bij het nemen van een besluit op het bezwaar omdat het noch bevoegd noch in staat is om de gewenste correctie door te voeren. De rechtbank gaat hier niet in mee. Eiseres heeft wel degelijk belang bij de vaststelling of de uitschrijving rechtmatig was.
5.1.
Op de zitting heeft de gemachtigde van eiseres verteld dat tussen de uitschrijving in de gemeente Arnhem en de inschrijving in de gemeente [woonplaats] een periode zat. Voordat de daadwerkelijke verhuizing plaatsvond, moest zij eerst een ander adres vinden. De zorgverzekeraar stelt zich op het standpunt dat eiseres voor de periode dat zij niet in Nederland woonde (ingeschreven was) geen recht op zorgverzekering had. Verder voorziet eiseres problemen met de opbouw van haar AOW, gelet op het gat van vijf maanden. Gelet hierop heeft eiseres tot op zekere hoogte aannemelijk gemaakt dat zij door de uitschrijving als ingezetene schade heeft geleden. Zij heeft er daarom belang bij om vastgesteld te krijgen of die uitschrijving al dan niet rechtmatig was.
5.2.
Daaraan doet niet af dat het college niet zelf de uitschrijving kan terugdraaien. Een inhoudelijke beoordeling van haar bezwaar kan alleen door het college plaatsvinden. Indien die beoordeling ertoe leidt dat de uitschrijving onrechtmatig wordt gevonden, dan kan het college of eiseres zich tot de gemeente [woonplaats] wenden met een correctieverzoek.
5.3.
Het college heeft het bezwaar daarom bij het bestreden besluit ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard. De beroepsgrond slaagt.
5.4.
De rechtbank beoordeelt de beroepsgrond over het horen niet, omdat, zo blijkt hierna onder 6.1, het college een nieuw besluit moet nemen.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is gegrond. Dit betekent dat eiseres gelijk krijgt: het college had haar bezwaar wel inhoudelijk moeten beoordelen. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit. De rechtbank ziet geen reden om de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten of zelf een beslissing over het bezwaar te nemen. Ook draagt de rechtbank niet aan het college op om het gebrek te herstellen met een betere motivering of een ander besluit (een zogenoemde bestuurlijke lus). Dit omdat deze zaak tot nu toe alleen ging over de ontvankelijkheid van het bezwaar van eiseres en de uitschrijving nog niet inhoudelijk is beoordeeld.
6.1.
De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb dat het college een nieuw besluit moet nemen met inachtneming van deze uitspraak. Het college moet dus inhoudelijk beoordelen of het bezwaar gegrond is. Het college krijgt hiervoor zes weken.
6.2.
Omdat het beroep gegrond is moet het college het griffierecht aan eiseres vergoeden en krijgt eiseres een vergoeding van haar proceskosten. Het college moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 1.518 omdat de gemachtigde van eiseres een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. Omdat de zaak een gemiddeld gewicht heeft is op deze waarde de factor 1 toegepast. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt het college op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van eiseres met inachtneming van deze uitspraak;
- bepaalt dat het college het griffierecht van € 181 aan eiseres moet vergoeden;
- veroordeelt het college tot betaling van € 1.518 aan proceskosten aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.P.C.G. Derksen, rechter, in aanwezigheid van mr. F.E.M. Rosmalen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.