ECLI:NL:RBGEL:2022:6542

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
23 november 2022
Publicatiedatum
24 november 2022
Zaaknummer
21_5834
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van het beroep tegen de niet-ontvankelijkheid van de aangifte voor hervestiging in Arnhem

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Gelderland het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aangifte om hervestiging op het adres [locatie] in Arnhem. Het college van burgemeester en wethouders van Arnhem had op 12 november 2021 het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk verklaard, omdat het procesbelang aan de bezwaarprocedure zou zijn komen te ontvallen. Eiseres was sinds 7 september 2021 ingeschreven op een ander adres in de gemeente [woonplaats], waardoor het college niet meer bevoegd was om haar verzoek tot hervestiging te honoreren.

De rechtbank heeft op 5 oktober 2022 de zaak behandeld, waarbij de gemachtigden van beide partijen aanwezig waren via een beeldverbinding. De rechtbank concludeert dat het college terecht heeft gesteld dat het voor hen niet meer mogelijk was om het verzoek van eiseres tot hervestiging door te voeren, aangezien zij op het moment van het bestreden besluit al ingeschreven stond in de gemeente [woonplaats]. Eiseres voerde aan dat zij een correctieverzoek had ingediend bij de gemeente [woonplaats] en dat zij wel procesbelang had, maar de rechtbank oordeelt dat het college niet meer bevoegd was om de inschrijving op het adres in Arnhem te effectueren.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Eiseres krijgt geen terugbetaling van het griffierecht en ook geen vergoeding van haar proceskosten. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 21/5834

uitspraak van de enkelvoudige kamer van

in de zaak tussen

[eiseres], uit [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: mr. G. Bozkurt),
en

het college van burgemeester en wethouders van Arnhem

(gemachtigde: mr. R.G.J.T. Kroes).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aangifte om hervestiging op het adres [locatie] in Arnhem.
1.1.
Met het bestreden besluit van 12 november 2021 op het bezwaar van eiseres heeft het college het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
1.2.
Het college heeft met een verweerschrift op het beroep gereageerd.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 5 oktober 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het college (via een beeldverbinding).

Beoordeling door de rechtbank

2. Het college heeft het bezwaar van eiseres tegen het besluit van 23 september 2021 niet-ontvankelijk verklaard omdat het procesbelang aan de bezwaarprocedure is komen te ontvallen. Eiseres staat sinds 7 september 2021 ingeschreven op het adres [locatie] in [woonplaats] in de gemeente [woonplaats]. Gelet hierop is het voor het college feitelijk niet meer mogelijk om haar verzoek, om haar met ingang van 19 augustus 2021 in te schrijven op het adres [locatie] in Arnhem, door te voeren. De werking van de Wet basisregistratie personen (Wet brp) is dat op het moment dat eiseres is ingeschreven in de gemeente [woonplaats], deze gemeente als bijhoudingsgemeente verantwoordelijk is voor de bijhouding van de persoonslijst van eiseres als ingezetene van die gemeente. Met andere woorden, wijziging van de gegevens van eiseres kan uitsluitend plaatsvinden in de actuele persoonslijst door het college van de gemeente waar eiseres staat ingeschreven. Volgens het college kan eiseres met haar bezwaar niet datgene bereiken wat zij wil bewerkstelligen, omdat het college bevoegd noch in staat is om de door eiseres gewenste correctie door te voeren.
3. Eiseres voert aan dat zij een correctieverzoek bij de gemeente [woonplaats] heeft ingediend. Volgens eiseres had zij wel procesbelang in bezwaar.
3.1.
Eiseres heeft zich op 7 september 2021 ingeschreven in de gemeente [woonplaats] op het adres [locatie]. Dit betekent dat de gemeente vanaf die datum bijhoudingsgemeente is. [1] De bijhoudingsgemeente houdt de persoonslijst bij. [2] Op de persoonslijst worden onder meer gegevens over de bijhoudingsgemeente en het adres in die gemeente, alsmede over het verblijf in Nederland, en gegevens in verband met de inschrijving en de wijziging van de bijhoudingsgemeente opgenomen. [3]
3.2.
Gelet op wat de rechtbank onder 3.1 heeft overwogen was het college vanaf 7 september 2021 niet meer bevoegd eiseres op het adres [locatie] in te schrijven. Het college was daartoe ook niet meer bevoegd op het moment van het nemen van het bestreden besluit omdat eiseres ook op dat moment in de gemeente [woonplaats] stond ingeschreven. Dit betekent dat het college zich terecht op het standpunt stelt dat het voor hem niet meer mogelijk was om het verzoek van eiseres tot hervestiging op het adres [locatie], door te voeren. Dit geldt zowel voor de periode van 19 augustus 2021 tot 7 september 2021, als voor de periode vanaf 7 september 2021 tot aan het bestreden besluit. Omdat eiseres met het bezwaar niet meer kon bereiken dat zij op het adres [locatie] werd ingeschreven, heeft verweerder het bezwaar terecht niet-ontvankelijk verklaard. De beroepsgrond slaagt niet.
3.3.
Eiseres heeft op de zitting aangevoerd dat de uitschrijving van het adres [locatie] gevolgen voor haar zorgverzekering had. Dit neemt echter niet weg dat de inschrijving door eiseres in [woonplaats] ook het door eiseres niet beoogde gevolg had dat Arnhem vanaf 7 september 2021 niet meer de bijhoudingsgemeente was.

Conclusie en gevolgen

4. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.P.C.G. Derksen, rechter, in aanwezigheid van mr. F.E.M. Rosmalen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Dat volgt uit artikel 1.1, aanhef en onder h, van de Wet brp.
2.Dat volgt uit artikel 1.1, aanhef en onder c, van de Wet brp.
3.Dat staat in artikel 2.7, eerste lid, aanhef en onder a, aanhef en onder 7°, en aanhef en onder b, aanhef en onder 1°, van de Wet brp.