ECLI:NL:RBGEL:2022:6593

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
19 oktober 2022
Publicatiedatum
28 november 2022
Zaaknummer
22-008085 & 05-327735-21
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaarschrift DNA-afname en de vereisten voor informed consent

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 2 november 2022 uitspraak gedaan over een bezwaarschrift dat was ingediend op grond van artikel 7 van de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden. De veroordeelde, die de Nederlandse taal niet machtig is, had bezwaar gemaakt tegen de afname van zijn DNA-profiel, omdat deze niet was uitgevoerd door een daartoe bevoegde persoon. De rechtbank heeft vastgesteld dat de afname van het celmateriaal niet conform de wettelijke regeling heeft plaatsgevonden, omdat er geen adequate communicatie heeft plaatsgevonden in een taal die de veroordeelde verstaat. Dit heeft geleid tot de conclusie dat er geen sprake was van informed consent. De rechtbank heeft het bezwaar gegrond verklaard en bevolen dat het celmateriaal van de veroordeelde terstond moet worden vernietigd.

De procedure begon met de indiening van het bezwaarschrift op 22 april 2022. De rechtbank heeft het bezwaar op 19 oktober 2022 in besloten raadkamer behandeld, waarbij de raadsman van de veroordeelde en de officier van justitie zijn gehoord. De veroordeelde was niet verschenen, ondanks een goede oproep. De raadsman voerde aan dat de DNA-afname onrechtmatig was, omdat deze niet door een arts of verpleegkundige was uitgevoerd en dat de veroordeelde niet op de hoogte was gesteld van zijn recht om bezwaar te maken. De officier van justitie stelde dat het bezwaarschrift ongegrond was, omdat de veroordeelde zijn medewerking had verleend aan de afname.

De rechtbank heeft de argumenten van beide partijen gewogen en geconcludeerd dat de afname van het DNA-materiaal niet voldeed aan de wettelijke vereisten. De rechtbank benadrukte dat de wetgever heeft gekozen voor een zorgvuldige procedure bij de afname van celmateriaal, waarbij de rechten van de veroordeelde gewaarborgd moeten zijn. Aangezien de communicatie met de veroordeelde niet adequaat was, was er geen sprake van een geldige toestemming voor de afname. De rechtbank heeft daarom het bezwaar gegrond verklaard en de officier van justitie opgedragen het celmateriaal te vernietigen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
parketnummer : 05/327735-21
raadkamernummer : 22/008085
datum : 19 oktober 2022
uitspraak : 2 november 2022
beslissing van de enkelvoudige raadkamer op het bezwaar op grond van artikel 7 Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden (Wet DNA) van:

[veroordeelde] ,

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: de veroordeelde.
Raadsman: mr. M. Rafik, advocaat te Amsterdam,

Procedure

Het bezwaarschrift is op 22 april 2022 ter griffie van deze rechtbank ontvangen.
De rechtbank heeft op 19 oktober 2022 het bezwaar in besloten raadkamer behandeld.
De rechtbank heeft de gemachtigde raadsman van de veroordeelde en de officier van justitie op zitting gehoord.
De veroordeelde is, hoewel daartoe goed opgeroepen, niet in raadkamer verschenen.

Bezwaar

Het bezwaar richt zich tegen het bepalen en verwerken van het DNA-profiel van de veroordeelde.
Namens de veroordeelde is onder meer aangevoerd dat de DNA-afname op een onrechtmatige wijze heeft plaatsgevonden, omdat deze afname niet is uitgevoerd door een daartoe bevoegd persoon, althans dat veroordeelde geen toestemming heeft gegeven dat de afname door een ander dan een arts of verpleegdkundige is uitgevoerd. Verder is niet aan veroordeelde kenbaar gemaakt dat hij bezwaar kan maken tegen de afnamen. Tot slot blijkt uit het dossier niet dat er is gecommuniceerd met behulp van een tolk Roemeens. Veroordeelde is de Nederlandse taal niet machtig, zoals blijkt ueit het dossier.

Standpunt van het Openbaar Ministerie

De officier van justitie stelt dat het bezwaarschrift ongegrond is. Er is sprake van een misdrijf waarvoor het bepalen en verwerken van het DNA-profiel van veroordeelde van betekening is. Uit het dossier is niet gebleken dat veroordeelde bezwaard had tegen de afname van het DNA-monster, veroordeelde heeft zijn medewerking verleend.

Beoordeling

Bij vonnis van 3 maart 2022 is de veroordeelde door de politierechter in deze rechtbank veroordeeld ter zake van diefstal door twee of meer verenigde personen. De rechtbank is bevoegd.
Het bezwaar is tijdig en op de juiste wijze ingediend.
De raadsman heeft aangevoerd dat het celmateriaal is afgenomen door een opsporingsambtenaar, dat op het betreffende formulier weliswaar is aangekruist dat veroordeelde daarin toestemde, maar dat hij de Nederlandse taal niet machtig is en niet is vermeld dat hij bij de afname van celmateriaal op Schiphol is bijgestaan is een tolk. De veronderstelde machtiging voor afname door een opsporingsambtenaar is daarom ongeldig.
Hierover het volgende.
Blijkens artikel 5 lid 1 Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden wordt DNA-materiaal afgenomen door een monster te nemen van wangslijmvlies en wanneer dat om bijzondere geneeskundige redenen of vanwege verzet onwenselijk is of geen geschikt materiaal oplevert, door afname van bloed of haarwortels. Lid 2 bepaalt dat het celmateriaal wordt afgenomen door een arts of verpleegkundige of, in bij algemene maatregel van bestuur nader te bepalen gevallen, door een persoon die voldoet aan de daarbij te stellen eisen. Dit is nader uitgewerkt in het Besluit DNA-onderzoek in strafzaken. Artikel 3 lid 3 daarvan bepaalt dat het afnemen van wangslijmvlies kan geschieden door een daartoe door de officier van justitie aangewezen opsporingsambtenaar die voldoet aan door bij ministeriële regeling vastgestelde eisen, ingeval de veroordeelde daartegen geen bezwaar maakt.
Uit het proces-verbaal van afname DNA-materiaal blijkt dat veroordeelde op 8 april 2022 op grond van een signalering is aangehouden op Schiphol en dat vervolgens door een wachtmeester van de Koninklijke Marechaussee wangslijm is afgenomen ter uitvoering van een daartoe strekkend bevel van de officier van justitie. In het gebruikelijke standaardformulier is aangekruist dat veroordeelde geen bezwaar heeft tegen afname van wangslijm door een opsporingsambtenaar en niet door een arts of verpleegkundige. De rechtbank heeft geen reden eraan te twijfelen dat de betreffende KMar-wachtmeester hiertoe bevoegd was, nu hij zulks onder ede heeft verklaard. Probleem is echter dat noch in dit formulier, noch in het begeleide proces-verbaal van bevindingen iets wordt gezegd over de wijze en met name in welke taal met veroordeelde is gecommuniceerd. Daar wringt hier de schoen. Veroordeelde heeft bij de politie verklaard op dat moment sinds een week in Nederland te verblijven. Uit de stukken van het strafdossier blijkt dat hij bij de politie verhoord is met bijstand van een tolk Roemeens en dat voor de strafzitting een tolk Roemeens is opgeroepen. Aangenomen moet worden dat hij de Nederlandse taal niet machtig is, het tegendeel is niet gebleken
De wetgever heeft ervoor gekozen dat een relatief eenvoudige en niet bijster ingrijpende wijze van verzameling van celmateriaal door het afname van wangslijm met behulp van een wattenstaafje in beginsel dient te geschieden door een arts of verpleegkundige. De gedachte zou kunnen opkomen dat dit voorschrift inmiddels wellicht als achterhaald kan worden beschouwd, in het licht van de Covidpandemie waarbij het afnemen van wangslijm inmiddels gemeengoed is geworden en bij de gemiddelde Covidtest wangslijm gewoon door vrijwilligers zonder verpleegkundige opleiding met een spoedcursus wordt gedaan.
Het is echter nog steeds een uitgangspunt in de wettelijke regeling dat afname van wangslijm geschiedt door een arts of verpleegkundige, en alleen mag geschieden door een aangewezen (en gecertificeerde) opsporingsambtenaar indien betrokkene daarmee instemt. Nu niet blijkt dat communicatie met veroordeelde heeft plaatsgevonden in een taal die hij verstaat en op een wijze die voldoende waarborgen biedt dat hij daadwerkelijk zijn rechten heeft begrepen en de consequenties van het afstand doen daarvan (het afnemen van celmateriaal door een ander dan een arts of verpleegkundige) en dus niet afdoende is verzekerd dat er daadwerkelijk sprake is van informed consent, moet de conclusie zijn dat de afname van celmateriaal niet conform de wettelijke regeling heeft plaatsgevonden.
Het bezwaarschrift is daarom gegrond. De officier van justitie dient ervoor te dragen dat het celmateriaal van veroordeelde terstond wordt vernietigd.

Beslissing

De rechtbank verklaart het bezwaar gegrond en beveelt dat de officier van justitie ervoor zorg draagt dat het celmateriaal terstond wordt vernietigd.
Deze beslissing is gegeven door
mr. F.J.H. Hovens, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. B. Doedens, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 2 november 2022.
De griffier is buiten staat de beslissing mede te ondertekenen.