ECLI:NL:RBGEL:2022:6624

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
30 november 2022
Publicatiedatum
29 november 2022
Zaaknummer
401933
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid en tekortkomingen bij technische installatie in ziekenhuis

In deze zaak heeft de rechtbank Gelderland op 30 november 2022 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen het Academisch Ziekenhuis Groningen (AZG) en een besloten vennootschap, hierna te noemen [gedaagde]. AZG vorderde schadevergoeding wegens tekortkomingen in de uitvoering van een technische installatie in een ziekenhuis. De installatie, die door [gedaagde] was opgeleverd, vertoonde na ingebruikname problemen met de stoomvoorziening. AZG stelde dat [gedaagde] tekort was geschoten in haar verplichtingen en vorderde onder andere een verklaring voor recht dat [gedaagde] aansprakelijk was voor de geleden schade.

De rechtbank heeft vastgesteld dat AZG niet binnen een redelijke termijn heeft geklaagd over de gebreken in de installatie, waardoor de vordering niet ontvankelijk werd verklaard. De rechtbank oordeelde dat AZG niet tijdig heeft geprotesteerd tegen de tekortkomingen, wat volgens de toepasselijke bepalingen in de UAV (Uniforme Administratieve Voorwaarden) en het Burgerlijk Wetboek (BW) noodzakelijk was om een rechtsvordering te kunnen instellen. De rechtbank concludeerde dat er geen sprake was van verborgen gebreken, omdat AZG de gebreken bij de oplevering had kunnen ontdekken.

De rechtbank heeft AZG ook veroordeeld in de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 1.802,00, te vermeerderen met wettelijke rente. De uitspraak benadrukt het belang van tijdige klachten bij tekortkomingen in de uitvoering van contractuele verplichtingen en de gevolgen van het niet tijdig indienen van vorderingen.

Uitspraak

RECHTBANK Gelderland

Civiel recht
Zittingsplaats Arnhem
Zaaknummer: C/05/401933 / HA ZA 22-146
Vonnis van 30 november 2022
in de zaak van
de publiekrechtelijke rechtspersoon
ACADEMISCH ZIEKENHUIS GRONINGEN,
te Groningen,
eisende partij,
hierna te noemen: AZG,
advocaat: mr. P.P.R. Hoekstra te Groningen,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde],
te [gedaagde] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
advocaat: mr. P.B. Sissing te Vught.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 22 juni 2022
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 18 juli 2022.
1.1.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
AZG exploiteert een academisch ziekenhuis.
2.2.
Haskoning DHV Nederland B.V. (hierna: Royal Haskoning) heeft in opdracht van Universitair Medisch Centrum Groningen (hierna: UMCG) een ontwerp gemaakt voor de technische installatie ten behoeve van een nog te bouwen sterilisatiecentrum. In de Centrale Sterilisatie Afdeling (hierna: CSA) zou onder meer medisch instrumentarium worden gesteriliseerd ten bate van (operatieve) zorg, zowel klinisch als poliklinisch.
2.3.
Het ontwerp van de technische installatie is vastgelegd in het ‘Bestek Nieuwbouw CSA Eempoort UMCG’ van 1 september 2014 (hierna: het bestek; productie 1 van AZG).
2.4.
UMCG heeft op 26 januari 2015 aan [gedaagde] opdracht gegeven om de technische installatie ten behoeve van het CSA te vervaardigen, dit overeenkomstig het door Royal Haskoning gemaakte bestek. De aanneemsom bedroeg € 2.238.000,-- (exclusief BTW).
heeft de opdracht op 10 februari 2015 aanvaard.
2.5.
Op de overeenkomst met [gedaagde] (productie 3 van AZG) zijn onder meer van toepassing de Algemene Voorwaarden voor uitvoeren van werken voor het UMCG (hierna: Algemene Voorwaarden UMCG; productie 6 van AZG) alsmede de aanvullende administratieve bepalingen U.A.V. 1989 (hierna: de UAV; productie 9 van AZG).
2.6.
In de UAV komen onder meer de navolgende bepalingen voor:
“§ 12. Aansprakelijkheid van de aannemer na de oplevering1. Na de dag, waarop het werk overeenkomstig het bepaalde in § 10, eerste of tweede lid, als opgeleverd wordt beschouwd, is de aannemer niet meer aansprakelijk voor tekortkomingen aan het werk.2. Het in het eerste lid bepaalde lijdt uitzondering:a.(…)
b.indien het werk of enig onderdeel daarvan door schuld van de aannemer, zijn leverancier, zijn onderaannemer of zijn personeel een verborgen gebrek bevat en de aannemer van zodanig verborgen gebrek binnen een redelijke termijn na de ontdekking mededeling is gedaan.
3. Een gebrek als bedoeld in het tweede lid onderbis slechts dan als een verborgen gebrek aan te merken, indien het, ondanks nauwlettend toezicht tijdens de uitvoering dan wel bij de opneming van het werk, bedoeld in § 9, tweede lid, door de directie redelijkerwijs niet onderkend had kunnen worden.
4. De rechtsvordering uit hoofde van een verborgen gebrek is niet ontvankelijk, indien zij wordt ingesteld na verloop van vijf jaren na de in het eerste lid bedoelde dag (…)”
2.7.
[gedaagde] heeft de installatie op 11 april 2016 aan UMCG opgeleverd. De installatie is door UMCG aanvaard. In het proces-verbaal van oplevering zijn enkele door [gedaagde] nog uit te voeren (herstel) werkzaamheden vastgelegd. [gedaagde] heeft bedoelde werkzaamheden uitgevoerd.
2.8.
Na ingebruikname van de installatie ontstonden er problemen met de stoomvoorziening in die zin dat er vaak storingen plaatsvonden en stoomgeneratoren veelvuldig automatisch afsloegen.
2.9.
De primaire stoomvoorziening wordt gerealiseerd door twee niet-modulerende stoomgeneratoren.
2.10.
[gedaagde] heeft eind 2016 in opdracht van UMCG als meerwerk een 3e stoomgenerator geleverd en geïnstalleerd.
2.11.
De problemen met de stoomvoorziening zijn niet (voldoende) verholpen.
De installatie is thans niet meer in gebruik.
2.12.
De raadsman van AZG heeft per e-mail van 23 september 2021 (productie 2 van [gedaagde] ) onder meer het volgende aan [gedaagde] medegedeeld:
“(…)Wij hebben intussen nader onderzoek gedaan. Onze voorlopige conclusie is dat wel ook sprake is van tekortkomingen van [gedaagde] bij de uitvoeringen van de werkzaamheden, maar dat de grootste fouten liggen bij Royal Haskoning die heeft geadviseerd om de stoomketels aan te schaffen die ongeschikt lijken voor het beoogde doel. Die bevindingen zijn gebaseerd op een veelheid aan stukken en over wat betrokkenen en deskundigen daarover tot nog toe hebben gezegd (…). ”

3.De vordering

3.1.
AZG vordert dat de rechtbank bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
a. voor recht zal verklaren dat [gedaagde] tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen jegens AZG,
b. voor recht zal verklaren dat [gedaagde] aansprakelijk is voor de door AZG geleden en te lijden schade als gevolg van de tekortkomingen van [gedaagde] ,
c. [gedaagde] zal veroordelen tot vergoeding van de door AZG geleden en nog te lijden schade, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet,
d. [gedaagde] zal veroordelen in de kosten van het geding, de nakosten daaronder begrepen alsmede in een bijdrage in de kosten van juridische bijstand aan de zijde van AZG, een en ander te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het in deze te wijzen vonnis en
- voor het geval voldoening van de (na)kosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt - te vermeerderen met de wettelijke rente over de (na) kosten te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening.
3.2.
AZG baseert haar vordering tegen de achtergrond van de vaststaande feiten op de navolgende stellingen.
Door de jaren heen is naar oplossingen gezocht om de problemen met de stoomvoorziening op te lossen. Daarbij zijn gebreken in de installatietechnische werkzaamheden van [gedaagde] aangetroffen, die zorgden voor een versnelde slijtage van de stoomgeneratoren.
Zo heeft [gedaagde] meerdere filters in het stoomsysteem met de filterkorf omlaag gemonteerd. Er bevonden zich niet overal ontwateringspunten voor de drukreduceer- toestellen, waardoor corrosie en erosie zijn veroorzaakt. Na verloop van tijd kon het drukreduceertoestel niet meer volledig sluiten, waardoor de druk na het toestel op is gelopen. Als deze druk te hoog wordt, zal het veiligheidsventiel langzaam openen. Dit kan voor onveilige situaties zorgen. De werkelijke oorzaak is het stagnerende condensaat voor het reduceerventiel. Daarom moeten stoomfilters gemonteerd worden met de korf zijwaarts. Verder heeft [gedaagde] beide stoomgeneratoren voorzien van tegendrukregelaars. Deze regelaars sluiten de stoomuitgang van de ketels als de druk in de ketels te laag wordt. Dit om overdracht van ketelwater uit de stoomafscheider in het stoomnet te voorkomen. Deze tegendrukregelaars zijn ingebouwd met onvoldoende rechte leidinglengte voor en na de regelaars, terwijl er ruim voldoende lengte aanwezig was. Tot slot heeft [gedaagde] onvoldoende reduceren gemonteerd (één in plaats van drie).
De installatie heeft ook los van de concrete gebreken nimmer naar behoren gefunctioneerd.
Het heeft veel tijd en geld (aan onderhoudskosten) gekost om de installatie aan de praat te houden. Door de veelvuldige automatische uitschakeling, waarna de installatie weer opgestart moest worden, is de economische levensduur van de installatie aanzienlijk verkort.
[gedaagde] had een installatie moeten opleveren die naar behoren functioneerde. [gedaagde] is toerekenbaar tekortgeschoten en is gehouden om de schade die AZG daardoor lijdt te vergoeden. Aangezien het begroten van de schade (nog) niet mogelijk is, zal de omvang van de schade in een schadestaatprocedure moeten worden vastgesteld, aldus AZG.

4.Het verweer

4.1.
[gedaagde] concludeert dat de rechtbank bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad AZG niet-ontvankelijk zal verklaren in haar vorderingen, althans haar deze zal ontzeggen, met veroordeling van AZG in de kosten van het geding, te voldoen binnen veertien dagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis, bij gebreke waarvan AZG de nakosten en de wettelijke rente over de proceskosten en de nakosten aan [gedaagde] verschuldigd is tot aan de dag der algehele voldoening.
4.2.
[gedaagde] heeft als verweer onder meer het volgende aangevoerd.
De dagvaarding is uitgebracht namens AZG, terwijl de aannemingsovereenkomst met [gedaagde] is gesloten door UMCG. Dit betekent dat namens de verkeerde partij is gedagvaard en dat AZG niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar vorderingen.
Verder betwist [gedaagde] dat AZG heeft geklaagd over de door haar gestelde gebreken, althans dat zij dit heeft gedaan binnen een redelijke termijn als bedoeld in § 12 lid 2 onder b van de UAV. Voor zover AZG wel tijdig zou hebben geklaagd dient zij volgens [gedaagde] niet-ontvankelijk in haar vorderingen te worden verklaard omdat de rechtsvordering uit hoofde van de gebreken is verjaard op grond van artikel 7:761 lid 1 BW.
voert verder aan dat, als zij AZG goed begrijpt, de storingen in de stoomgeneratoren te wijten zijn aan de omstandigheid dat de stoomgeneratoren niet-modulerend zijn. Dat maakt de installatie wellicht ongeschikt voor het door UMCG beoogde doel, maar dat maakt de installatie op zichzelf nog niet gebrekkig in de zin van de UAV.
betwist dat de overige door AZG gestelde gebreken de oorzaak vormen van de in het algemeen gestelde storing in de stoomvoorziening, omdat oorzakelijk verband ontbreekt. De achterliggende oorzaak van het disfunctioneren van de installatie is nog onbekend. Als er al sprake is van enig gebrek, dan is dat niet terug te voeren op uitvoeringsfouten zijdens [gedaagde] , maar vloeit dit voort uit het door Royal Haskoning gemaakte ontwerp, waarvoor [gedaagde] als uitvoerder niet aansprakelijk is.
[gedaagde] heeft - na een klacht van AZG over lekkage - de filterkorfen al meteen in juni 2016 in de gewenste stand gedraaid. Hierna heeft [gedaagde] tot aan de dagvaarding niets meer van AZG gehoord over de beweerdelijk verkeerd gepositioneerde filterkorfen.
Op [gedaagde] rustte de contractuele plicht om het bestek uit te voeren. De drie drukreguleer-toestellen met ontwateringspunten staan niet in het bestek. Bij wijze van meerwerk heeft zij op 11 april 2016 drie drukreduceertoestellen aan UMCG opgeleverd. Zij heeft toen geen opdracht gekregen om daarbij tevens drie ontwateringspunten aan te brengen. Dat was overigens ook niet nodig.
betwist dat de tegendrukregelaars zijn ingebouwd met onvoldoende rechte leidinglengte voor en na de regelaars. De leidingen vóór de tegendrukregelaars zijn recht. In de installatievoorschriften staat niet vermeld dat er na de tegendrukregelaars rechte stoomleidingen dienen te zijn. Het is niet zo dat als er (te) weinig lengte vóór de tegendrukregelaar zit, het toestel niet functioneert of de gehele installatie niet functioneert.
Bovendien had AZG al de door haar gestelde gebreken kunnen ontdekken bij de oplevering, zodat er geen sprake is van verborgen gebreken in de zin van de UAV, aldus [gedaagde] .
AZG heeft volgens [gedaagde] geen schade geleden waarvoor [gedaagde] aansprakelijk is.

5.De beoordeling

Is er namens de verkeerde partij gedagvaard?
5.1.
AZG heeft bij gelegenheid van de mondelinge behandeling aangevoerd dat er geen verschil bestaat tussen Academisch Ziekenhuis Groningen en UMCG. Dit is door [gedaagde] niet weersproken. Dit betekent dat niet gezegd kan worden dat het Academisch Ziekenhuis Groningen [gedaagde] namens de verkeerde partij heeft gedagvaard. AZG kan in zoverre in haar vorderingen worden ontvangen.
Heeft AZG nog een rechtsvordering op [gedaagde] ?
5.2.
Door AZG wordt gesteld dat de problemen met de stoomvoorziening zijn ontstaan na de oplevering en ingebruikname van de installatie. De gebreken waarop AZG haar rechtsvorderingen baseert, waren derhalve ten tijde van de oplevering niet zichtbaar en in zoverre is sprake van verborgen gebreken. Op grond van het bepaalde in § 12 lid 4 UAV is een rechtsvordering uit hoofde van een verborgen gebrek niet-ontvankelijk indien zij wordt ingesteld na verloop van vijf jaren na de dag waarop het werk als opgeleverd wordt beschouwd. Vaststaat dat AZG [gedaagde] binnen voormelde termijn heeft gedagvaard. Daarmee is de vraag echter niet beantwoord.
5.3.
[gedaagde] kan immers slechts aansprakelijk gehouden worden voor tekortkomingen in het werk, indien AZG binnen redelijke termijn na de ontdekking van die tekortkomingen daarvan mededeling heeft gedaan aan [gedaagde] . Dit volgt uit § 12 lid 2 onder b van de UAV. Omdat deze bepaling geen antwoord geeft op de vraag wanneer de hier bedoelde klachttermijn gaat lopen, geldt hiervoor het bepaalde in artikel 6:89 BW. Daarin is vastgelegd dat een schuldeiser op een gebrek in de prestatie geen beroep meer kan doen, indien hij niet binnen bekwame tijd nadat hij het gebrek heeft ontdekt of redelijkerwijze had moeten ontdekken, daarover bij de schuldeiser heeft geprotesteerd. De klachttermijn gaat dus lopen op het moment dat AZG het gebrek heeft ontdekt of redelijkerwijs had moeten ontdekken.
5.4.
AZG heeft - zo leidt de rechtbank af uit de hiervoor onder 2.12 weergegeven inhoud van de e-mail van 23 september 2021- eerst kort voor het uitbrengen van de dagvaarding aan [gedaagde] laten weten dat “ook het werk van [gedaagde] ” tekortkomingen bevat, zonder deze overigens te concretiseren. Dat laatste heeft AZG eerst in de inleidende dagvaarding gedaan. Uit de stelling van AZG dat er door de jaren heen naar allerlei oplossingen is gezocht (en dus ook naar oorzaken) en dat daarbij de nodige gebreken in de installatietechnische werkzaamheden van [gedaagde] waren gevonden die zorgden voor versnelde slijtage van de stoomgeneratoren, volgt dat UMCG niet binnen redelijke termijn na ontdekking van de beweerde tekortkomingen daarvan mededeling heeft gedaan aan [gedaagde] . AZG voert aan dat haar dat niet kan worden verweten omdat [gedaagde] goed op de hoogte was van de problematiek. [gedaagde] heeft immers een derde stoomgenerator geplaatst om de installatie in bedrijf te kunnen houden. En [gedaagde] is ook nadien vele malen verschenen om problemen te verhelpen als de installatie weer disfunctioneerde. Voor AZG was er daarom geen concrete reden om bij [gedaagde] te klagen over (verborgen) gebreken en haar daarvoor aansprakelijk te stellen, aldus AZG. Omdat er nimmer is geklaagd over de wijze van uitvoering van het werk door [gedaagde] , kan er ook geen verjaringstermijn als bedoeld in artikel 7:761 lid 1 BW zijn gaan lopen en is de vordering volgens AZG dus niet verjaard.
5.5.
In dit geval was van meet af aan sprake van een - ook na diverse nadere werkzaamheden door [gedaagde] - niet naar behoren functionerende installatie. AZG heeft bij gelegenheid van de mondelinge behandeling naar voren gebracht dat zij al die jaren is bijgestaan door adviseurs, uitvoerders en leveranciers die probeerden het probleem op te lossen. Daarbij is kennelijk echter niet komen vast te staan dat een van de contractspartijen van AZG bij de uitvoering van haar werkzaamheden iets verkeerd had ontworpen, uitgevoerd, geadviseerd of geleverd. Het is ook thans nog onduidelijk of er sprake is van een ontwerpfout (waarvoor Royal Haskoning aansprakelijk is) dan wel een uitvoeringsfout (waarvoor [gedaagde] aansprakelijk is) of een combinatie van beide die er de oorzaak van is dat de installatie nog steeds niet naar behoren functioneert. De rechtbank is van oordeel dat in die omstandigheden niet kan worden geoordeeld dat AZG haar klachten over de installatie niet bij [gedaagde] had behoeven te melden omdat laatstgenoemde had moeten begrijpen dat haar werk gebreken vertoonde. In dit verband speelt mede een rol dat [gedaagde] “slechts” het door Royal Haskoning vervaardigde bestek moest volgen. Van AZG had dan ook gevergd mogen worden dat zij, voor zover zij meende dat [gedaagde] bij de uitvoering van een of meer onderdelen van het werk was tekortgeschoten, ter zake bij [gedaagde] had geprotesteerd.
5.6.
AZG zal dan ook niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vorderingen.
Ten overvloede
5.7.
AZG heeft zich er bij gelegenheid van de mondelinge behandeling nog op beroepen dat [gedaagde] haar waarschuwingsplicht als bedoeld in artikel 7:754 BW heeft geschonden. In dat verband heeft AZG aangevoerd dat de hele installatie bedoeld was om meerdere apparaten op aan te sluiten, die ieder op zichzelf soms meer of minder capaciteit van de stoominstallatie vragen, maar die de ene keer ook wel en de andere keer niet gelijktijdig aan staan. Het is van meet af aan voor alle betrokkenen, dus ook [gedaagde] , duidelijk geweest dat de installatie geschikt moest zijn om het ‘aanbod’ aan de ‘vraag’ aan te passen en dus om te moduleren. Voor zover de door [gedaagde] opgeleverde niet-modulerende installatie in het bestek was voorgeschreven, heeft [gedaagde] niet aan haar waarschuwingsplicht voldaan, aldus nog steeds AZG. [gedaagde] heeft betwist dat het voor haar duidelijk was dat AZG een modulerende installatie wenste. Nu AZG dit verder niet heeft onderbouwd, is niet komen vast te staan dat [gedaagde] haar waarschuwingslicht zou hebben verzaakt.
5.8.
AZG heeft bij gelegenheid van de mondelinge behandeling ook nog aangevoerd dat uit het bestek blijkt dat het om een modulerende installatie gaat. Zij heeft echter nagelaten de vindplaats in het bestek aan te wijzen. Het is niet aan de rechtbank om in een bestek van maar liefst 236 pagina’s te gaan zoeken waar die eis eventueel staat vermeld. Bovendien heeft [gedaagde] eveneens bij gelegenheid van de mondelinge behandeling aangevoerd dat over de specificaties van de voorgeschreven installatie van te voren met UMCG is overlegd en dat samen met UMCG en Royal Haskoning is gezocht naar alternatieven. Het gevonden alternatief mocht van Royal Haskonig worden uitgevoerd. UMCG heeft het alternatief goedgekeurd en zij, [gedaagde] , heeft het zo uitgevoerd. Dit is door AMG niet weersproken. Het feit dat [gedaagde] een niet-modulerende installatie heeft opgeleverd kan dan ook niet worden aangemerkt als een toerekenbare tekortkoming aan de zijde van [gedaagde] .
Conclusie
5.9.
AZG heeft de gestelde gebreken in de uitvoering van het door [gedaagde] verrichte werk niet bij [gedaagde] gemeld binnen redelijke termijn nadat AZG deze heeft ontdekt of heeft kunnen ontdekken. Daarom is [gedaagde] voor de gestelde tekortkomingen niet aansprakelijk. AZG zal om die reden niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vorderingen. Overigens is niet komen vast te staan dat [gedaagde] toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit de overeenkomst.
Kosten
5.10.
Bij deze uitslag van het geding zal AZG worden veroordeeld in de proceskosten.
Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van [gedaagde] als volgt vastgesteld:
-griffierecht € 676,00
-salaris advocaat
€ 1.126,00 (2,00 punten x € 563,00
Totaal € 1.802,00
5.11.
De door [gedaagde] gevorderde veroordeling van AZG in de nakosten is toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.

6.De beslissing

De rechtbank
6.1.
verklaart AZG niet-ontvankelijk in haar vorderingen,
6.2.
veroordeelt AZG in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot dit vonnis vastgesteld op € 1.802,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de veertiende dag na betekening van deze uitspraak tot de dag van volledige betaling, indien betaling binnen voormelde termijn achterwege blijft,
6.3.
veroordeelt AZG in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 163,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen met € 85,00 aan salaris advocaat en met de explootkosten als AZG niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de nakosten met ingang van de veertiende dag na betekening van deze uitspraak tot de dag van volledige betaling,
6.4.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.L. Braaksma en in het openbaar uitgesproken op
30 november 2022.