Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
1.De procedure
- het tussenvonnis van 27 juli 2022
- de door de griffier op 24 augustus 2022 aan partijen verstuurde agenda voor de mondelinge behandeling
- het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 21 september 2022.
2.De feiten
7. De levering van de goederen is onderworpen aan het eigendomsvoorbehoud overeenkomstig § 455 BGB met de volgende aanvullingen:
Op 23 december 2021, dat wil zeggen net tegen kerstmis) heb ik telefonisch contact gehad met [bedrijf 1] . Dat is rond 13.00-14.00 uur geweest. Ik heb aan [bedrijf 1] aangegeven dat wij de 17 ton WPC 80 van [gefailleerde] hadden gekocht en [bedrijf 1] verzocht deze 17 ton WPC 80 vrij te geven voor ons althans deze op te slaan voor ons bedrijf.
Tot het faillissement was ik werkzaam voor [gefailleerde] .
Sehr geehrte Damen und Herren,
Enclosed you will find our purchase contract.” Deze Einkaufbestätigung is vrijwel gelijk aan de Einkaufbestätigung genoemd in 2.4, met dien verstande dat de Einkaufbestätigung in de bijlage bij de e-mail van 28 december 2021 is gedateerd op 22 december 2021 en 7 MTO respectievelijk 10 MTO vermeldt als hoeveelheid verkochte WPC 80. Later die dag heeft [eiser] opnieuw een e-mail naar [bedrijf 1] gestuurd met de boodschap “
please forget my previous mail. Enclosed once the confirmation.” In de bijlage bij die laatste e-mail bevindt zich het bericht genoemd in 2.8.
3.De vordering
4.Het verweer
5.De beoordeling
De kern van het geschil
NJ1992/226 (Breda/Antonius)). [gedaagde] heeft voldoende onderbouwd gesteld dat [gefailleerde] een kostbare fabrieksinstallatie had voor de vervaardiging van WPC 80 uit wei 30% en dat er daarom geen sprake is van geringe kosten van zaaksvorming zoals hiervoor bedoeld.
3.540,00(2,0 punten × tarief € 1.770,00)