Uitspraak
RECHTBANK Gelderland
1.De procedure
- het verkorte proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 10 november 2022 en de daarin genoemde stukken.
2.De kern van de zaak
3.De feiten
De Obligaties dragen een rente over hun uitstaande hoofdsom, met ingang van de Opnamedatum tot aan de Aflossingsdatum tegen het tarief van acht procent (8%) per jaar.
‘de uitstaande hoofdsom van de Obligaties (met inbegrip van de verschuldigde rente) dadelijk door de Obligatiehouders kan worden opgeëist’indien de Uitgevende instelling – kort samengevat – na aanmaning met inachtneming van een termijn van 30 dagen, de verschuldigde rente niet of niet tijdig voldoet, dan wel enige andere verplichting uit de obligatievoorwaarden niet nakomt.
4.Het geschil
‘De Obligaties dragen een rente over hun uitstaande hoofdsom, (…).’Nadat [gedaagde partij] de (inmiddels opgeëiste) hoofdsom heeft afgelost, resteerde er geen ‘uitstaande hoofdsom’ meer waarover op grond van artikel 5.1 van de obligatievoorwaarden rente diende te worden betaald. Vanaf het moment van het aflossen van de lening op 4 februari 2022, bestond er derhalve geen verplichting meer aan de zijde van [gedaagde partij] tot betaling van de maandelijkse rente.
de verschuldigde rente) dadelijk door de Obligatiehouders kan worden opgeëist indien de Uitgevende instelling – kort samengevat – na aanmaning met inachtneming van een termijn van 30 dagen,
de verschuldigde renteniet of niet tijdig voldoet. De term ‘verschuldigde rente’ komt tweemaal voor in deze bepaling, en het is evident dat het de ene keer de reeds vervallen en onbetaald gelaten rente betreft waarvoor is aangemaand. Het zou niet logisch zijn indien met ‘verschuldigde rente’ in de tussenzin op andere (toekomstige) rentetermijnen zou worden gedoeld. Dit zou temeer onlogisch zijn aangezien toekomstige rente nog niet verschuldigd is.