ECLI:NL:RBGEL:2022:6746

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
5 december 2022
Publicatiedatum
5 december 2022
Zaaknummer
AWB- 22_5069
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huisvesting van arbeidsmigranten in caravans in strijd met bestemmingsplan; handhaving door college; schorsing van last onder dwangsom

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, wordt een verzoek om een voorlopige voorziening behandeld. Verzoeker, een aardbeienkweker, heeft bezwaar gemaakt tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zaltbommel, dat hem gelastte de huisvesting van arbeidsmigranten in caravans te beëindigen. Het college heeft op 29 augustus 2022 een last onder dwangsom opgelegd, waarbij verzoeker een dwangsom van € 30.000 riskeert als hij niet voldoet aan de last. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 21 november 2022 behandeld, waarbij zowel verzoeker als de gemachtigde van het college aanwezig waren.

De voorzieningenrechter oordeelt dat de huisvesting van arbeidsmigranten in caravans in strijd is met het bestemmingsplan en dat het college bevoegd is om handhavend op te treden. Er is geen concreet zicht op legalisatie van de huisvesting, en het beroep van verzoeker op het vertrouwensbeginsel slaagt niet. De voorzieningenrechter stelt vast dat de begunstigingstermijn van zes weken die aan de last is verbonden, voldoende is om aan de last te voldoen. Echter, gezien de belangen van verzoeker en de omstandigheden, schorst de voorzieningenrechter de last met terugwerkende kracht tot drie weken na de uitspraak, zodat verzoeker de tijd heeft om aan de last te voldoen zonder direct een dwangsom te verbeuren.

De uitspraak benadrukt dat de huidige situatie niet brandonveilig is en dat het college niet heeft ontkend dat alternatieve huisvesting voor de arbeidsmigranten moeilijk te vinden is. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening toe, schorst de last en bepaalt dat de schorsing drie weken na de uitspraak eindigt. De voorzieningenrechter ziet geen reden om het college te verplichten het griffierecht aan verzoeker te vergoeden, aangezien de voorlopige voorziening niet voortkomt uit een gebrek in het bestreden besluit.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 22/5069

uitspraak van de voorzieningenrechter van

in de zaak tussen

[verzoeker], uit [woonplaats], verzoeker

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zaltbommel(het college)
(gemachtigde: V. Vaessen).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorlopige voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker tegen het besluit van het college om een last onder dwangsom op te leggen.
1.1
Met het bestreden besluit van 29 augustus 2022 heeft het college verzoeker gelast de huisvesting van personen in caravans op het perceel met het adres [locatie] in [woonplaats], te (laten) stoppen en gestopt te (laten) houden. Voldoet verzoeker niet (tijdig) aan de last dan verbeurt hij een dwangsom van € 30.000 ineens.
1.2
Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter gevraagd een voorlopige voorziening te treffen.
1.3
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 21 november 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker en de gemachtigde van het college.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
3. Verzoeker heeft een aardbeienkwekerij in [woonplaats]. Het werk wordt voor een deel uitgevoerd door arbeidsmigranten. Zij verblijven bij verzoeker. Verzoeker heeft een vergunning om hen in de bedrijfsloods te laten overnachten.
Op 22 juni 2022 hebben toezichthouders een controle uitgevoerd bij de slaapvertrekken. Zij concludeerden dat deze vertrekken niet aan de (brandveiligheids)eisen voldeden. Zij hebben verzoeker gelast voor 20.00 uur diezelfde dag alle huisvesting in de bedrijfsloods te beëindigen en beëindigd te houden.
Op 18 augustus 2022 heeft een hercontrole plaatsgevonden. Vastgesteld werd dat de slaapvertrekken leeg waren en dat de medewerkers werden gehuisvest in stacaravans achter de kas. Huisvesting van personen is in strijd met het ter plaatse geldende bestemmingsplan. Daarom heeft het college verzoeker gelast de huisvesting van personen in de stacaravans te beëindigen en beëindigd te houden.
Is het college bevoegd handhavend op te treden?
4. Ter plaatse geldt het bestemmingsplan Herziening Inpassingsplan en reparatie Inpassingsplan Tuinbouw Bommelerwaard. Het perceel heeft de enkelbestemming ‘Tuinbouw Bommelerwaard’. Tussen partijen is niet in geschil dat huisvesting van arbeidsmigranten in strijd is met het bestemmingsplan. Het college is daarom bevoegd handhavend op te treden.
Beginselplicht tot handhaving
5. Het is vaste rechtspraak dat bij overtreding van een wettelijk voorschrift in beginsel handhavend dient te worden opgetreden. Gelet op het algemeen belang dat is gediend met handhaving, zal in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met een last onder bestuursdwang of dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag van het bestuursorgaan worden gevergd, dit niet te doen. Dit kan zich voordoen indien concreet zicht op legalisering bestaat. Voorts kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien.
Concreet zicht op legalisatie
6. Tussen partijen is niet in geschil dat er geen sprake is van een concreet zicht op legalisatie van de huisvesting van de arbeidsmigranten in stacaravans..
Zijn er andere bijzondere omstandigheden die maken dat het college van handhaving af kan zien?
7. Verzoeker stelt dat hij de arbeidsmigranten op advies van de toezichthouders in stacaravans huisvest. Hij doet hiermee een beroep op het vertrouwensbeginsel. Het college beaamt dat er een controle heeft plaatsgevonden, waarbij is vastgesteld dat de huisvesting in de loods niet aan de eisen voldeed en dat de situatie erg brandgevaarlijk was. Een advies om de arbeidsmigranten in caravans achter de loods te huisvesten is echter niet gegeven. Tijdens de controle heeft verzoeker gesteld dat ze dus veiliger zitten in de caravans. De respons van een van de toezichthouders was daarop: ‘ja men zit in een caravan veiliger dan in de loods, dit mede door het ontbreken van vluchtwegen.’ Verder verwijst het college naar de voorgeschiedenis. Verzoeker heeft in mei 2022 ook mensen gehuisvest in units op de plek tussen de kassen en het waterbassin. Na een controle op 6 mei 2022 is de huisvesting daarvan beëindigd en de units zijn daarna ook verwijderd. Verzoeker wist dan ook wel dat hij geen mensen in de caravans mocht huisvesten en dat het is derhalve ook onwaarschijnlijk dat de toezichthouders gezegd zouden hebben dat verzoeker de arbeidsmigranten nu weer in caravans achter de kas mocht plaatsen, aldus het college.
7.1
Voor een geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel is vereist dat de betrokkene aannemelijk maakt dat van de kant van de overheid toezeggingen of andere uitlatingen zijn gedaan of gedragingen zijn verricht waaruit de betrokkene in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs kon en mocht afleiden of en zo ja, hoe het bestuursorgaan in een concreet geval een bevoegdheid zou uitoefenen. [1] De enkele stelling dat de toezichthouders gezegd zouden hebben dat verzoeker de arbeidsmigranten in caravans achter de kas kon huisvesten is daartoe, mede in aanmerking genomen het feit dat verzoeker al eerder was gelast de arbeidsmigranten niet langer in caravans te huisvesten, niet genoeg. Het betoog slaagt daarom niet.
Is de begunstigingstermijn te kort?
8. Het is vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State dat bij het bepalen van de lengte van de begunstigingstermijn als uitgangspunt geldt dat deze termijn niet wezenlijk langer mag worden gesteld dan noodzakelijk is om de overtreding te kunnen opheffen. Een begunstigingstermijn mag ook niet wezenlijk korter worden gesteld dan noodzakelijk is om de overtreding te kunnen opheffen. De begunstigingstermijn dient ertoe de overtreder in de gelegenheid te stellen de last uit te voeren zonder dat de dwangsom verbeurt. [2]
8.1
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de aan de last verbonden begunstigingstermijn van zes weken genoeg is om aan de last te voldoen. De termijn van zes weken was lang genoeg om andere huisvesting voor de arbeidsmigranten te vinden. Het college hoefde de begunstigingstermijn niet zo lang te stellen dat verzoeker de loods kan verbouwen zonder dat de dwangsom verbeurt. Hierbij is van belang dat de omgevingsvergunning om de loods te verbouwen 10 augustus 2021 is verleend en verzoeker geen aanstalten heeft gemaakt om daadwerkelijk met de verbouwing te starten, maar de arbeidsmigranten zelfs in de brandonveilige loods onderdak heeft geboden.
8.2
De voorzieningenrechter stelt vast dat de begunstigingstermijn van de last onder dwangsom sinds 21 oktober 2022 is verstreken. In een dergelijk geval kan de voorzieningenrechter een last onder dwangsom met terugwerkende kracht schorsen als daarvoor aanleiding bestaat. Het college heeft ter zitting bevestigd dat de huisvesting van de arbeidsmigranten in de caravans achter de kas niet brandonveilig of gevaarlijk is. Alleen vanwege het ontbreken van voldoende buitenruimte acht het college huisvesting op deze locatie ongewenst. Verzoeker heeft aangegeven dat het lastig is om alternatieve huisvesting voor de arbeidsmigranten te vinden. In een hotel mag slechts drie weken overnacht worden en ook overigens is het lastig huisvesting te vinden in de nabijheid van het bedrijf. Hij heeft de arbeidsmigranten in zijn bedrijf hard nodig.
De voorzieningenrechter ziet in de belangen van verzoeker reden om de last met terugwerkende kracht te schorsen, zodat verzoeker nog de tijd heeft om aan de last te voldoen. Hierbij neemt de voorzieningenrechter in aanmerking dat de huidige situatie niet brandonveilig of gevaarlijk is en dat het college niet heeft ontkend dat alternatieve huisvesting lastig te vinden is. Wel ziet de voorzieningenrechter aanleiding om te bepalen dat de schorsing drie weken na deze uitspraak eindigt. Dat voorkomt dat bij verzoeker het gevoel ontstaat dat hij achterover kan leunen en geen actie hoeft te ondernemen. De voorzieningenrechter benadrukt dat het derhalve aan verzoeker is om op korte termijn alternatieve huisvesting te zoeken voor zijn medewerkers om te voorkomen dat de dwangsom alsnog verbeurt.

Conclusie:

9. De voorzieningenrechter is van oordeel dat het college verzoeker heeft kunnen gelasten de huisvesting van de arbeidsmigranten in de caravans achter de kas te beëindigen en beëindigd te houden. De door het college geboden begunstigingstermijn is ook voldoende lang. In de belangen van verzoeker ziet de voorzieningenrechter echter aanleiding de last met terugwerkende kracht te schorsen tot drie weken na deze uitspraak.
10. Omdat de getroffen voorlopige voorziening niet voortkomt uit een gebrek in het bestreden besluit ziet de voorzieningenrechter geen reden om het college op te dragen het door verzoeker betaalde griffierecht aan hem te vergoeden.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
wijst het verzoek om voorlopige voorziening toe;
schorst het besluit van 29 augustus 2022 met terugwerkende kracht tot 29 augustus 2022;
bepaalt dat de schorsing drie weken na deze uitspraak eindigt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.M. Verhoeven, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M.H.Y Snoeren-Bos, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 3 augustus 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2223, ro. 3.1
2.Zie onder meer de uitspraak van 16 december 2015, ECLI:NL:RVS:2015:3891