In deze zaak verzoekt [verzoekster] de rechtbank om de Stichting BKR te bevelen de kredietregistratie van 3 juli 2017 te verwijderen, alsook de bijzonderheidscoderingen die aan deze registratie zijn gekoppeld. [verzoekster] stelt dat zij geen klant is van de Volksbank en dat de registratie onrechtmatig is, omdat er geen achterstand zou zijn. De procedure begint met een verzoekschrift dat door [verzoekster] is ingediend, waarin zij haar standpunten uiteenzet. BKR voert aan dat het verzoek niet ontvankelijk is, omdat het verzoekschrift niet binnen de gestelde termijn is ingediend en dat de rechtmatigheid van de registratie niet onder hun verantwoordelijkheid valt. De rechtbank oordeelt dat het verzoek ontvankelijk is, omdat het binnen de termijn is ingediend na de duidelijke afwijzing van BKR. De rechtbank stelt vast dat de registratie van de achterstand op 1 juli 2017 rechtmatig is, maar dat de tweede codering, '2 opeising', niet voldoende is onderbouwd door BKR en daarom moet worden verwijderd. De rechtbank beveelt BKR om deze codering binnen vijf dagen te verwijderen en legt een dwangsom op voor het geval BKR hier niet aan voldoet. De proceskosten worden gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt.