ECLI:NL:RBGEL:2022:7061

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
28 november 2022
Publicatiedatum
19 december 2022
Zaaknummer
C/05/4104091 KG RK 22/755 en C/05/410410 KG RK 22/756
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek tegen rechters in BPM voldoeningszaken

Op 28 november 2022 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Gelderland te Arnhem uitspraak gedaan op een verzoek tot wraking van drie rechters, ingediend door een groot aantal verzoekers, vertegenwoordigd door A.F.M.J. Verhoeven. Het wrakingsverzoek was gericht tegen mrs. J.M.W. van de Sande, W.W. Monteiro en A.F. Germs-de Goede, in het kader van BPM voldoeningszaken die op enkelvoudige zittingen behandeld zouden worden op 7 en 22 december 2022. Verzoekers voerden aan dat er een gegronde vrees bestond voor partijdige en afhankelijke behandeling van hun zaken door de rechters, omdat deze in eerdere soortgelijke zaken het beginsel van voorrang van het Unierecht niet correct zouden hebben toegepast. De rechters hebben echter laten weten niet in de wraking te berusten en hebben gereageerd op het verzoek.

De wrakingskamer oordeelde dat een rechter alleen gewraakt kan worden als er objectieve omstandigheden zijn die de onpartijdigheid van de rechter in gevaar kunnen brengen. In dit geval bleek dat mrs. W.W. Monteiro en A.F. Germs-de Goede niet belast waren met de behandeling van de zaken van verzoekers, waardoor het verzoek tot wraking tegen hen niet-ontvankelijk werd verklaard. Ten aanzien van mr. J.M.W. van de Sande werd het verzoek afgewezen, omdat kritiek op eerdere rechtspraak geen grond voor wraking kan zijn. De wrakingskamer benadrukte dat het wrakingsinstituut niet kan worden gebruikt als rechtsmiddel tegen inhoudelijke beslissingen van de rechter. De beslissing werd openbaar uitgesproken en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

beslissing
RECHTBANK GELDERLAND, locatie Arnhem.
Wrakingskamer
zaaknummer: C/05/4104091 KG RK 22/755 en C/05/410410 KG RK 22/756
Beslissing van 28 november 2022
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
een groot aantal verzoekers (zie bijlage),
hierna te noemen: verzoekers,
(gemachtigde: A.F.M.J. Verhoeven)
strekkende tot de wraking van
mrs. J.M.W. van de Sande, W.W. Monteiro en A.F. Germs-de Goede,
rechters in deze rechtbank
hierna te noemen: de rechters.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het schriftelijke wrakingsverzoek van 18 oktober 2022
  • een email van 21 oktober 2022 met bijlagen namens verzoekers
  • de schriftelijke reactie van de rechters van 1 november 2022
  • de pleitnota van verzoekers van 3 november 2022
  • de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling op 14 november 2022.
1.2.
Bij de mondelinge behandeling zijn verschenen:
  • de gemachtigde, namens verzoekers, en dhr. J.A. Cardol, zijnde een van de verzoekers.
  • de rechters hebben laten weten niet te zullen verschijnen

2.Het wrakingsverzoek

2.1
Het verzoek strekt tot wraking van de rechters in de zaken
tussen verzoekers en de inspecteur van de Belastingdienst. Het betreffen BPM voldoeningszaken die op enkelvoudige zittingen van 7 en 22 december 2022 worden behandeld (zie bijlage).
2.2
Verzoekers hebben blijkens het schriftelijke verzoek, zoals toegelicht bij de mondelinge behandeling, kort samengevat, het volgende aan hun verzoek ten grondslag gelegd. Er is sprake van een gegronde vrees voor partijdige en afhankelijke behandeling van hun zaken door de rechters. De rechters hebben in eerdere soortgelijke zaken het beginsel van voorrang van het Unierecht niet juist toegepast doordat zij de draagwijdte en de betekenis van het Unierecht hebben uitgelegd terwijl de exclusieve bevoegdheid daartoe behoort aan het Hof van Justitie. Zij hebben hun persoonlijke en nationale belangen laten prevaleren boven het algemene belang van de Europese Unie. Verzoekers vrezen dat de rechters dit ook zullen doen in de zaken waarin zij gewraakt zijn, waardoor ook die zaken in strijd met het Unierecht zullen worden beslist.
2.3
De rechters hebben laten weten niet in de wraking te berusten en hebben op het verzoek gereageerd. Die reactie wordt hierna voor zover nodig besproken.

3.De beoordeling

3.1.
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid. Uit de wet volgt dat de verzoeker die concrete omstandigheden moet aanvoeren en wel zodra deze aan hem bekend zijn geworden.
3.2.
Het is de wrakingskamer gebleken dat de rechters mrs. W.W. Monteiro en A.F. Germs-de Goede niet belast zijn met de behandeling van de zaken van verzoekers, maar dat deze zaken op enkelvoudige zittingen van mr. J.M.W. van de Sande gepland staan. Om die reden kunnen verzoekers niet in het wrakingsverzoek tegen mrs. W.W. Monteiro en A.F. Germs-de Goede worden ontvangen. Een wrakingsverzoek kan alleen gericht zijn tegen een rechter die een bepaalde zaak behandelt.
3.3.
Ten aanzien van de wraking van mr. J.M.W. van de Sande overweegt de wrakingskamer als volgt. Kritiek op - al dan niet constante - rechtspraak van een rechter of een rechterlijk college komt niet in aanmerking als wrakingsgrond: het instituut van wraking kan niet benut worden als rechtsmiddel. Als verzoekers het (uiteindelijk) inhoudelijk niet eens zouden zijn met de beoordeling van hun zaken door de rechter, kunnen zij daartegen een rechtsmiddel (zoals hoger beroep of cassatie) instellen. De omstandigheid dat een rechter eerder uitspraak heeft gedaan in soortgelijke zaken, is niet een omstandigheid die erop wijst dat de rechterlijke onpartijdigheid van die rechter schade zou kunnen leiden. Daarom wordt het verzoek afgewezen.
3.4.
Omdat het instituut van wraking niet kan worden benut als rechtsmiddel en de wrakingskamer niet bevoegd is zich uit te laten over inhoudelijke beslissing(en) in de onderliggende zaken, zoals (de reikwijdte van) het beginsel van voorrang van het Unierecht, zal de wrakingskamer geen (prejudiciële) vragen stellen aan het Hof van Justitie, zoals door verzoekers is verzocht.
3.5.
De wrakingskamer zal ook over het wrakingsverzoek als zodanig geen prejudiciële vragen stellen aan het Hof van Justitie, omdat bij de beoordeling van dit verzoek geen interpretatie van enige bepaling uit het Europese recht aan de orde is.

4.De beslissing

De wrakingskamer van de rechtbank:
  • verklaart verzoekers niet-ontvankelijk in het verzoek tot wraking van mrs. W.W. Monteiro en A.F. Germs-de Goede;
  • wijst het verzoek tot wraking van mr. J.M.W. van de Sande af.
Deze beslissing is gegeven door mrs. J.M. Graat (voorzitter), M.J.M. Verhoeven en R.M.H. Pennings in tegenwoordigheid van de griffier [griffier] en in openbaar uitgesproken op 28 november 2022.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.