ECLI:NL:RBGEL:2022:721

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
16 februari 2022
Publicatiedatum
14 februari 2022
Zaaknummer
C/05/380101 / HZ ZA 20-440
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding en afgifte van een motorjacht na diefstal en onrechtmatige beslaglegging

In deze zaak vorderden eisende partijen, bestaande uit twee eisers, schadevergoeding en de afgifte van een motorjacht dat in beslag was genomen door Achmea, een schadeverzekeraar. De eisers stelden dat het motorjacht, dat in Italië was aangetroffen, niet de gestolen boot was, maar een andere boot die zij te goeder trouw hadden gekocht. De rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, behandelde de zaak en oordeelde dat de eisers niet konden bewijzen dat het in beslag genomen schip niet de gestolen boot was. De rechtbank concludeerde dat Achmea niet ongerechtvaardigd was verrijkt door de uitkering van de verzekeringspenningen aan de oorspronkelijke eigenaar van het schip. De rechtbank wees de vorderingen van de eisers af, omdat zij niet konden aantonen dat Achmea onrechtmatig had gehandeld. De rechtbank oordeelde dat de eisers niet te goeder trouw waren en dat de eigendomsoverdracht van het schip aan Achmea rechtvaardiging bood voor de vermogensvermeerdering. De eisers werden veroordeeld in de proceskosten van Achmea, die op € 8.556,00 werden begroot.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zutphen
zaaknummer / rolnummer: C/05/380101 / HZ ZA 20-440
Vonnis van 16 februari 2022
in de zaak van

1.[eisende partij 1] ,

wonende te [plaats 1] ,
2.
[eisende partij 2],
wonende te [plaats 2] ,
eisers,
advocaat mr. M.C.V. Dornstedt te Hellevoetsluis,
tegen
de naamloze vennootschap
ACHMEA SCHADEVERZEKERINGEN N.V,
gevestigd te Apeldoorn,
gedaagde,
advocaat mr. J.E.G. Joosten te 's-Hertogenbosch.
Partijen zullen hierna [eisende partijen] en Achmea genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 24 februari 2021
  • de akte houdende uitlaten en overleggen producties van [eisende partijen]
  • de akte houdende uitlaten van [eisende partijen]
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 8 april 2021
  • de brief van mr. Joosten met de producties 26 en 27
  • het proces-verbaal van de voortzetting van de mondelinge behandeling van 25 januari 2022.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Op 9 november 2010 heeft de heer [betrokkene 1] geconstateerd dat zijn motorjacht “ [naam motorjacht] ” van het merk [merk motorjacht] was gestolen uit de loods waarin ze gestald stond.
[merk motorjacht] zijn in Italië gebouwde motorjachten met luxe afwerkingen en met een uniek design in hout, chroom en glas. Iedere [merk motorjacht] krijgt een uniek bouwnummer dat onder meer is aangebracht op de romp van het schip. De gestolen [type motorjacht] met het bouwnummer [bouwnummer 1] is gebouwd in 1965 en na aankoop door [betrokkene 1] in 2003 gerepareerd en gerenoveerd. Het schip was in Nederland geregistreerd onder nummer [registratienummer] . [betrokkene 1] had het schip bij Achmea tegen onder meer diefstal verzekerd voor het maximaal verzekerde bedrag van € 45.000,00.
2.2.
Na de ontdekking van de diefstal heeft [betrokkene 1] daarvan melding gemaakt bij Achmea. In opdracht van Achmea heeft Esma Expertise (Esma) een onderzoek ingesteld naar de diefstal. Ook heeft zij op allerlei manieren, maar tevergeefs, ruchtbaarheid gegeven aan de diefstal, onder meer door een advertentie in de Telegraaf, een opsporingsbericht op Youtube, vermelding op verschillende websites en mailing naar dealers en [merk motorjacht] -bezitters.
2.3.
Achmea heeft op 5 april 2011 aan [betrokkene 1] een bedrag van (€ 45.000,00 minus een eigen risico van € 900,00 dus) € 44.100,00 aan verzekeringspenningen uitgekeerd. Zij is op 17 maart 2011 eigenaresse van het schip geworden.
2.4.
Ervan uitgaande dat het de gestolen [merk motorjacht] [bouwnummer 1] betrof, heeft de Italiaanse politie op 15 maart 2019 op verzoek van Achmea bij de scheepswerf van [naam werf 1] in Sarnico, Italië, een [merk motorjacht] in beslag genomen. Geconstateerd werd dat op dit schip met verf de cijfers [bouwnummer 2] waren aangebracht. Op 21 juli 2020 heeft de Italiaanse politie het “vaartuig van het merk [type motorjacht] [bouwnummer 1] met oorspronkelijk registratienummer [registratienummer] (NL) met de naam “ [naam motorjacht] ”, voorwerp van diefstal op datum 9.11.2010 in Nederland en op het moment in bezit van Achmea” vrijgegeven en afgegeven aan Achmea. Deze heeft het schip naar Nederland laten vervoeren, waar het nu is gestald in afwachting van de uitkomst van deze procedure.
2.5.
De raadsman van [eisende partijen] heeft op 20 januari 2020 aan Achmea meegedeeld dat de in Italië in beslag genomen [merk motorjacht] de [merk motorjacht] met bouwnummer [bouwnummer 2] van [eisende partijen] is en dat Achmea dus het verkeerde schip aan de ketting heeft laten leggen. [eisende partijen] heeft het schip met nummer [bouwnummer 2] te goeder trouw gekocht en voor een substantieel bedrag restauratiewerkzaamheden daaraan laten uitvoeren door [naam werf 1] , aldus [eisende partijen] . Achmea wordt aansprakelijk gesteld voor de schade die [eisende partijen] zal lijden door de onrechtmatige beslaglegging. Achmea wordt verzocht het schip aan [eisende partijen] vrij te geven.
Achmea heeft dat geweigerd.
2.6.
[eisende partijen] heeft conservatoir beslag tot afgifte op het schip gelegd.

3.De vordering

3.1.
[eisende partijen] vordert dat de rechtbank bij vonnis, voor zover uitvoerbaar bij voorraad,
primair
Achmea veroordeelt tot het doen afgeven van het schip van [eisende partijen] – de [type motorjacht] [bouwnummer 2] - dan wel dat af te (doen) geven en daartoe alles te doen (dan wel na te laten) wat daarvoor vereist, nodig dan wel daaraan bevorderlijk is, een en ander in de ruimste zin van het woord en, in het verlengde daarvan, het eigendom van [eisende partijen] (het schip de [type motorjacht] [bouwnummer 2] ) binnen uiterlijk 72 uur na betekening van het te wijzen vonnis voor haar rekening en risico te (doen) vervoeren naar een door [eisende partijen] aan te wijzen jachthaven in Frankrijk dan wel een andere in Europa gelegen locatie, dat op straffe van een dwangsom ad € 25.000,00 voor iedere dag dat Achmea daarmee in strijd is en blijft (en tot een maximum van € 250.000,00) dan wel een door de rechtbank te bepalen dwangsom,
Achmea veroordeelt om inzage te (doen) geven in de rapportages samengesteld door Brightmaven B.V. en Esma Expertise B.V. voor zover die betrekking (kunnen) hebben op de beslaglegging op het schip van [eisende partijen] (de [type motorjacht] [bouwnummer 2] ) bij [naam werf 1] in Samico, Italie op of omstreeks 15 maart 2019, dat binnen uiterlijk 72 uur na betekening van het te wijzen vonnis en op straffe van een dwangsom ad € 10.000,00 voor iedere dag dat Achmea daarmee in strijd is en blijft (en tot een maximum van € 100.000,00) dan wel een door de rechtbank te bepalen dwangsom,
Achmea veroordeelt tot vergoeding van de door [eisende partijen] geleden en te lijden schade ten gevolge van het onrechtmatig handelen van Achmea, dat voor een bedrag van € 125.000,00 dan wel een zodanig bedrag als de rechtbank meent dat in deze redelijk en passend is,
subsidiair
Achmea veroordeelt tot vergoeding van de door [eisende partijen] geleden en te lijden schade van € 146.500,00 op grond van hetzij ongerechtvaardigde verrijking hetzij de redelijkheid en billijkheid, bestaande uit de door [eisende partijen] getrooste restauratie- en advocaatkosten, de aanschafprijs en gederfde huurinkomsten, te vermeerderen met de over dat bedrag verschuldigde wettelijke rente alsmede de buitengerechtelijke kosten,
in alle gevallen
Achmea veroordeelt tot betaling van de door [eisende partijen] gemaakt advocaatkosten begroot op een bedrag van € 32.000,00 dan wel een zodanig bedrag als de rechtbank meent in deze redelijk en passend te zijn, dat binnen uiterlijk een week na de betekening van het te wijzen vonnis en
Achmea veroordeelt in de kosten van deze procedure, waaronder de kosten van beslaglegging en het salaris van de advocaat van [eisende partijen] .

4.Het verweer

4.1.
Achmea heeft geconcludeerd tot afwijzing van de vorderingen en veroordeling van [eisende partijen] in de kosten van de procedure, te verhogen met de gebruikelijke nakosten (te verhogen met het gebruikelijke gehanteerde tarief indien het vonnis betekend moet worden), bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad.

5.De beoordeling

5.1.
[eisende partijen] heeft zijn primaire vorderingen gebaseerd op de stellingen dat het schip dat Achmea onder zich houdt niet de gestolen [merk motorjacht] [bouwnummer 1] is maar de aan hem toebehorende [merk motorjacht] [bouwnummer 2] , dat Achmea onrechtmatig jegens hem handelt door te weigeren dat schip aan hem af te geven en dat zij gehouden is de schade te vergoeden die hij door dit onrechtmatig handelen leed en lijdt. Voorafgaande aan de zitting op 25 januari 2022 is hij teruggekomen op dit standpunt en heeft hij verklaard bereid te zijn te accepteren dat het betreffende schip de gestolen [merk motorjacht] [bouwnummer 1] is.
Dat betekent dat er geen sprake is geweest van een onrechtmatig handelen van Achmea en dat zij niet uit hoofde daarvan gehouden is tot vergoeding van door [eisende partijen] gestelde schade. De daarop ziende primaire vorderingen zijn dus niet voor toewijzing vatbaar.
Dat geldt ook voor de vordering tot inzage in de rapporten van Brightmaven en Esma, nu deze rapporten geen betrekking hebben op de [merk motorjacht] [bouwnummer 2] , maar op de [merk motorjacht] [bouwnummer 1] .
5.2.
Subsidiair heeft [eisende partijen] aan zijn vordering ten grondslag gelegd dat er sprake is van ongerechtvaardigde verrijking van Achmea dan wel dat de bevoordeling van Achmea ten laste van hem in strijd is met de eisen van redelijkheid en billijkheid waardoor een plicht tot schadevergoeding is ontstaan tot een gelijk bedrag als de door [eisende partijen] gemaakte kosten.
[eisende partijen] heeft het volgende aangevoerd. Hij heeft het schip op 16 januari 2018 in een slechte staat gekocht voor een bedrag van € 20.000,00. Het was een wrak en de prijs was redelijk. Hij heeft het schip naar de werf van [naam werf 1] in Italië laten vervoeren en het daar laten repareren en restaureren. Toen het schip in beslag werd genomen door de Italiaanse politie was de intensieve en kostbare restauratie net afgerond en was het schip dus weer in goede staat. Voor de werkzaamheden aan de [merk motorjacht] heeft [eisende partijen] een bedrag van in totaal € 69.500,00 aan kosten betaald aan [merk motorjacht] -Ram. Door die door hem betaalde werkzaamheden is de waarde van het schip aanzienlijk gestegen en het is Achmea die nu van die waardestijging profiteert, zonder dat daarvoor een rechtvaardiging is. Als het door hem aangekochte en op zijn kosten gerestaureerde schip inderdaad de [merk motorjacht] [bouwnummer 1] is, dient Achmea hem de aankoopprijs, de door hem geleden schade waaronder de restauratiekosten te vergoeden, aldus [eisende partijen] .
5.3.
Achmea heeft weersproken dat zij ongerechtvaardigd verrijkt is ten laste van [eisende partijen] . Zij heeft onder meer aangevoerd dat de gestolen [merk motorjacht] ten tijde van de diefstal € 75.000,00 waard was en volgens een bericht van de Italiaanse de politie was de waarde op het moment van inbeslagname € 85.000,00. Deze waardevermeerdering is louter een gevolg van het tijdsverloop, aldus Achmea.
5.4.
Artikel 6: 212 van het Burgerlijk Wetboek (BW) bepaalt dat hij die ongerechtvaardigd is verrijkt ten koste van een ander, verplicht is, voor zover dit redelijk is, diens schade te vergoeden tot het bedrag van zijn verrijking.
5.5.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft [eisende partijen] na de met stukken onderbouwde betwisting door Achmea geen bewijs geleverd van
de door hem gestelde slechte staat en geringe waarde van het schip bij aankoop door hem,
zijn stelling dat hij voor een bedrag van € 69.500,00 restauratiewerkzaamheden aan het schip heeft laten verrichten,
zijn stelling dat door die werkzaamheden de waarde van het schip aanzienlijk is gestegen,
zijn stelling dat de verrijking van Achmea door deze waardestijging van het schip ongerechtvaardigd is.
Deze oordelen berusten op het volgende.
Ad a.
5.6.
[eisende partijen] heeft ter onderbouwing van zijn stelling dat het schip een wrak was toen hij het kocht als productie 2 en als productie 44 steeds drie foto’s in het geding gebracht waaruit volgens hem zou blijken wat de conditie van het schip was ten tijde van de aankoop door hem (prod. 2) en kort voor het transport naar Italië (prod. 44).
Achmea heeft gemotiveerd weersproken dat de [merk motorjacht] ten tijde van de verwerving door [eisende partijen] in een zodanige slechte staat verkeerde dat een restauratie als door [eisende partijen] gesteld noodzakelijk was. Het schip was gerestaureerd en had ten tijde van de diefstal een waarde van € 75.000,00. Zij betwist dat de foto’s de staat van de [merk motorjacht] [bouwnummer 1] tonen ten tijde van de verwerving door [eisende partijen] . Ook heeft zij aangevoerd dat een schip in de staat als op de foto’s nog altijd een waarde van € 50.000,00 heeft.
Vooropgesteld wordt dat op de foto’s geen kenmerken of nummers van het schip zichtbaar zijn waardoor het geïdentificeerd zou kunnen worden als de [merk motorjacht] [bouwnummer 1] . Achmea heeft aanvankelijk betwist dat het schip op de foto’s de [merk motorjacht] [bouwnummer 1] is, maar aan die betwisting wordt voorbijgegaan nu ervan uitgegaan moet worden het door [eisende partijen] gefotografeerde schip inderdaad de [merk motorjacht] [bouwnummer 1] (en niet de [bouwnummer 2] ) is. Uit die foto’s blijkt naar het oordeel van de rechtbank niet zonder meer de door [eisende partijen] gestelde zeer slechte staat bij verwerving. Daar komt bij dat uit de tijdens het politieonderzoek vastgelegde verklaring van de transporteur van het schip blijkt dat niet uitgesloten is dat [eisende partijen] zelf het schip gedeeltelijk heeft ontmanteld voorafgaande aan het transport. Deze transporteur verklaart dat hij het schip bij [eisende partijen] in België heeft opgehaald en dat hij het toen vreemd vond dat de stootlijst van de boot af was en dat alle stoelen eruit waren gehaald. [eisende partijen] heeft hem toen gezegd dat dit toch moest gebeuren en dat dit geld scheelde, omdat bij [naam werf 1] het uurtje factuurtje is (prod. 26 van Achmea). Deze foto’s leveren dus geen bewijs van de door [eisende partijen] gestelde slechte staat bij verwerving door hem.
De door [eisende partijen] overgelegde factuur van € 20.000,00 van 16 januari 2018, volgens de factuur verstrekt aan [eisende partij 1] te Rijswijk door De Mon Products BV uit Brielle, biedt evenmin steun aan die stelling van [eisende partijen] . Het verkochte wordt daarin als volgt omschreven:
“ [merk motorjacht] nr. [bouwnummer 2]
Originele sleutel in zeer slechte staat gezien en akkoord bevonden
Motor defect (…)”
Zou al ervan uitgegaan moet worden dat dit een echte factuur is (hetgeen volgens de Nederlandse politie niet het geval is) dan blijkt daaruit niet de slechte staat van het schip. In de factuur wordt alleen melding gemaakt van de slechte staat van de sleutel.
Dit leidt tot het oordeel dat [eisende partijen] na betwisting geen bewijs heeft geleverd van zijn stelling dat het schip in een slechte staat verkeerde en slechts een geringe waarde had toen hij het verwierf.
Ad b en c
5.7.
[eisende partijen] heeft als productie 4a foto’s in het geding gebracht die volgens hem zijn gemaakt van de restauratie van de [merk motorjacht] tussen mei 2018 en maart 2019. Achmea heeft betwist dat op deze foto’s de [merk motorjacht] [bouwnummer 1] te zien is, maar aan die betwisting gaat de rechtbank voorbij. Aanleiding daarvoor is het proces-verbaal van 12 oktober 2021 dat Achmea als productie 26 in het geding heeft gebracht. Daarin wordt verslag gedaan van het onderzoek dat door de Landelijke Eenheid Dienst Infrastructuur van de politie is ingesteld naar de diefstal van de [merk motorjacht] [bouwnummer 1] .
Anders dan door [eisende partijen] gewenst, zal de rechtbank niet voorbijgaan aan dit proces-verbaal. Het enkele feit dat (nog) niet tot vervolging van [eisende partijen] is besloten kan er niet toe leiden dat dit ambtsedig opgemaakte proces-verbaal moet worden afgedaan als een relaas van ongefundeerde suggesties van de verbalisant, zoals [eisende partijen] heeft betoogd.
In dit proces-verbaal wordt onder het kopje “Omkatten naar bouwnummer [bouwnummer 2] ” verslag gedaan van het onderzoek door het Landelijk Vaartuigenteam naar en aan de [merk motorjacht] [bouwnummer 1] zoals zij is aangetroffen op de Italiaanse werf van [naam werf 1] en zij nu in Nederland is gestald. Vermeld wordt dat van Achmea foto’s zijn ontvangen die de renovatie van de [merk motorjacht] [bouwnummer 1] in beeld brengen. Uit de in het proces-verbaal vermelde datering van de foto’s (11-6-2018, 15-6-2018 en 4-10-2018) en de verdere beschrijvingen maakt de rechtbank op dat dit in ieder geval een deel van de door [eisende partijen] als productie 4a in het geding gebrachte foto’s is.
In dit proces-verbaal wordt verwezen naar een rapport van het team Vaartuigcriminaliteit naar de identiteit van het schip waaruit blijkt dat geprobeerd is de oude bouwnummers [bouwnummer 1] te verwijderen en dat met nieuwe verf het nummer [bouwnummer 2] is aangebracht. Uit het proces-verbaal van 10 september 2020 dat als productie 2 door Achmea in het geding is gebracht blijkt dat het bouwnummer was aangebracht op het stalen neusstuk van het schip en op de onderkant van de vlonders. De conclusie van de politie dat geprobeerd is de bouwnummers [bouwnummer 1] van het schip te verwijderen wordt onderschreven door de werf [naam werf 2] in productie 12 van Achmea. Uit de verschillende processen-verbaal en uit de e-mail van deze werf blijkt dat het lakwerk van het schip niet was vervangen, waardoor het registratienummer van het schip [registratienummer] en de naam [naam motorjacht] ook na de verwijdering van de metalen plaatjes met kenteken en naam nog zichtbaar waren. Omdat door invloed van zon/UV-licht de laklaag in de loop van de tijd lichter is geworden, is de laklaag onder de naam en kentekenplaatjes na het verwijderen van de plaatjes donkerder, waardoor ze zichtbaar en leesbaar zijn gebleven. Zowel de Italiaanse als de Nederlandse politie komt tot de conclusie dat de werkzaamheden aan het schip tot doel hadden te verhinderen dat het schip kon worden geïdentificeerd als de [merk motorjacht] [bouwnummer 1] , maar zou worden aangezien voor de [merk motorjacht] [bouwnummer 2] .
Dit alles leidt tot het oordeel dat Achmea voldoende bewijs heeft geleverd van haar stelling dat de werkzaamheden door [naam werf 1] aan de [merk motorjacht] [bouwnummer 1] zijn verricht met het oogmerk de identiteit van het schip te veranderen. Daartegenover heeft [eisende partijen] zijn stelling dat de werkzaamheden zagen op restauratie van het schip waardoor de waarde ervan aanzienlijk is gestegen niet voldoende onderbouwd. De door hem als productie 45 in het geding gebrachte factuur van Ram [merk motorjacht] betreffende de [merk motorjacht] [bouwnummer 2] met daarin een opsomming van werkzaamheden is daarvoor niet voldoende.
Zo al [eisende partijen] voor de werkzaamheden door [naam werf 1] het bedrag van € 69.500,00 heeft betaald, wat Achmea betwist, dan is niet komen vast te staan dat die betalingen tot een waardestijging van het schip hebben geleid. Achmea is dus niet door door [eisende partijen] betaalde werkzaamheden aan het schip verrijkt.
Ad d
5.8.
[eisende partijen] heeft aangevoerd dat Achmea een bedrag van € 44.100,00 aan de voormalige eigenaar heeft uitgekeerd en dat zij daarvoor de eigendom van een schip met een aanzienlijk hogere waarde heeft verkregen. Voor deze verrijking is geen rechtvaardiging, terwijl hij als koper te goeder trouw door de situatie gedupeerd wordt. Zou er geen sprake zijn van een onrechtvaardige verrijking, dan brengen de beginselen van redelijkheid en billijkheid mee dat Achmea zijn schade vergoed, aldus [eisende partijen] .
Van ongerechtvaardigde verrijking is sprake als voor het behouden van de vermogensvermeerdering geen redelijke oorzaak (rechtvaardigingsgrond) aanwezig is, zoals een wettelijke regeling of een rechtshandeling die de vermogensverschuiving legitimeert. Vast staat dat de eigendom van het schip op 17 maart 2011 door [betrokkene 1] aan Achmea is overgedragen. Het feit dat Achmea eigenaar van het schip is geworden rechtvaardigt het behouden van de vermogensvermeerdering. In dat verband merkt de rechtbank op dat [betrokkene 1] ingevolge de akte van eigendomsoverdracht als het schip terug wordt gevonden als eerste het recht heeft het schip terug te kopen tegen terugbetaling van het uitgekeerde bedrag.
Dit alles leidt tot het oordeel dat er geen sprake is geweest van ongerechtvaardigde verrijking van Achmea ten koste van [eisende partijen] .
Daar komt bij dat degene die verrijkt is alleen tot schadevergoeding aan de verarmde verplicht is, voor zover dit redelijk is. De navolgende feiten en omstandigheden leiden tot het oordeel dat ook aan die voorwaarde voor een schadevergoeding wegens onrechtvaardigde verrijking niet is voldaan.
5.9.
Het beroep van [eisende partijen] op de beginselen van redelijkheid en billijkheid stuit af op het oordeel dat op z’n minst getwijfeld kan worden aan zijn goede trouw.
[eisende partijen] stelt dat hij van een tipgever heeft gehoord dat een [merk motorjacht] te koop was. Nadat hij had laten weten belangstelling te hebben, hebben twee vertegenwoordigers van verkoper [betrokken bedrijf 2] het schip met een trailer naar zijn huis in België gebracht. Daar heeft hij het schip bekeken en is de verkoopovereenkomst tot stand gekomen. De koopprijs heeft hij contant betaald, aldus [eisende partijen] .
Overwogen wordt dat in de situatie waarin een (te) lage prijs wordt gevraagd voor een zeer gewild model schip, de verkoper geen reguliere dealer in schepen is, geen eigendoms- of registratiebewijzen worden verstrekt of getoond en de aanzienlijke verkoopprijs contant betaald wordt, de koper erop bedacht moet zijn dat het schip van diefstal afkomstig kan zijn. Het is dan aan de koper zich te vergewissen van de beschikkingsbevoegdheid van de verkoper. Dat geldt hier in het bijzonder nu eisers, zoals [eisende partijen] heeft gesteld, groot liefhebbers zijn van dit soort vaartuigen en zij geacht worden niet onbekend te zijn met dit soort handel.
[eisende partijen] heeft aangevoerd dat op het vaartuig geen registratienummer zichtbaar was, maar dat kan hem niet baten. Hij verklaart in de dagvaarding dat de [merk motorjacht] toen hij het schip kocht het registratienummer [registratienummer] droeg. In zijn akte houdende uitlaten verklaart hij echter dat op het vaartuig geen registratienummer zichtbaar was, terwijl hij tegenover de politie heeft verklaard dat hij het zichtbare registratienummer niet heeft gezien omdat er iets over heen was geplakt. Tegenover deze niet consistente verklaringen van [eisende partijen] staat de verklaring van de transporteur dat hem was opgevallen dat de naam en het registratienummer in het hout leesbaar waren toen hij het schip voor transport naar Italië kwam halen. Het team Vaartuigcriminaliteit heeft na onderzoek aan de [merk motorjacht] vastgesteld dat het registratienummer ook na verwijdering van de metalen letters nog zichtbaar en leesbaar is gebleven. De rechtbank gaat er daarom vanuit dat bij aankoop van het schip door [eisende partijen] het registratienummer zichtbaar was. [eisende partijen] had simpel door het intoetsen van de naam [merk motorjacht] en het registratienummer kunnen bemerken dat de [merk motorjacht] met dat registratienummer gestolen was. [eisende partijen] heeft dat echter niet gedaan en daardoor het aanmerkelijke risico genomen dat het schip gestolen was.
5.10.
Ook het feit dat [eisende partijen] aanvankelijk steeds het heeft voorgedaan of het door hem gekochte schip de [merk motorjacht] [bouwnummer 2] was en niet de gestolen [bouwnummer 1] , gevoegd bij het feit dat de door [eisende partijen] betaalde werkzaamheden in Italië tot doel hadden de identiteit van het schip te veranderen van [bouwnummer 1] naar [bouwnummer 2] maakt dat niet uitgegaan kan worden van de goede trouw van [eisende partijen] .
Dit alles leidt er niet alleen toe dat [eisende partijen] geen beroep toekomt op de beginselen van redelijkheid en billijkheid, maar ook dat niet voldaan is aan de voorwaarde voor schadevergoeding.
5.11.
De vorderingen van [eisende partijen] zullen worden afgewezen en hij zal als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld worden in de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van Achmea worden begroot op:
- griffierecht 4.131,00
- salaris advocaat
4.425,00(2,5 punten × tarief € 1.770,00)
Totaal € 8.556,00
5.12.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.

6.De beslissing

De rechtbank
6.1.
wijst de vorderingen af,
6.2.
veroordeelt [eisende partijen] in de proceskosten, aan de zijde van Achmea tot op heden begroot op € 8.556,00,
6.3.
veroordeelt [eisende partijen] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 157,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [eisende partijen] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 82,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
6.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.F.A. Bierbooms en in het openbaar uitgesproken op 16 februari 2022.
Ap/PB