ECLI:NL:RBGEL:2022:7406

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
23 december 2022
Publicatiedatum
25 januari 2023
Zaaknummer
05-332147-21
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor stalking met bijzondere voorwaarden en taakstraf

Op 23 december 2022 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan stalking en andere strafbare feiten. De verdachte is veroordeeld tot een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van 180 dagen, met een proeftijd van 2 jaar, en een taakstraf van 100 uur. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zijn ex-partner, de moeder van zijn kinderen, maandenlang heeft lastiggevallen en bedreigd. Hij heeft haar via verschillende kanalen, waaronder sociale media, bedreigende en beledigende berichten gestuurd. Ondanks een eerder opgelegd gebieds- en contactverbod, heeft hij zich niet aan deze voorwaarden gehouden en is hij in de buurt van haar woning gezien. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer zwaar laten meewegen in de strafoplegging. De verdachte heeft ook een auto van het slachtoffer vernield en is schuldig bevonden aan diefstal van haar auto. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder meldplicht bij de reclassering en deelname aan systeemtherapie, om de kans op recidive te verkleinen. De benadeelde partij heeft schadevergoeding gevorderd, welke gedeeltelijk is toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummers: 05.332147.21, 05.235838.19 en 05.300777.21 (gevoegd t.t.z.)
Datum uitspraak : 23 december 2022
Tegenspraak (raadsman gemachtigd art. 279 Sv)
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] .
Raadsman: mr. F.A. van Katwijk, advocaat in Utrecht.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is in de zaak met parketnummer 05.235838.19 ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 20 november 2018, in de gemeente Harderwijk,
opzettelijk en wederrechtelijk de vulslang van een benzinepomp installatie, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan de firma [naam bedrijf] toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
Aan verdachte is in de zaak met parketnummer 05.332147.21 ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 5 december 2021 te Harderwijk [naam slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [naam slachtoffer] dreigend de woorden toe te voegen "Wacht maar, die kogel waar je naam op staat ga je krijgen kankerhoer", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2.
hij op of omstreeks 5 december 2021 te Harderwijk opzettelijk en wederrechtelijk een (auto)band, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam slachtoffer] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
3.
hij op of omstreeks 5 december 2021 te Harderwijk opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de gedragsaanwijzing gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van strafvordering, te weten de gedragsaanwijzing d.d. 5 november 2021 gegeven door de officier van justitie te Oost-Nederland kort weergegeven inhoudende dat hij, verdachte, zich niet zal ophouden in een straal van 500 meter van de woning gelegen aan de [adres] en/of dat verdachte zich dient te onthouden van ieder contact met [naam slachtoffer] geboren op [geboortedatum] , door
- zich om/nabij de woning gelegen aan de [adres] op te houden en/of te begeven en/of op de ramen van die woning te bonken en/of
- die [naam slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, te bellen;
Aan verdachte is in de zaak met parketnummer 05.300777.21 ten laste gelegd dat:
1.
hij op één of meer verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 september 2021 tot
en met 3 november 2021 te Harderwijk, althans in Nederland,
wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [naam slachtoffer] , door
- die [naam slachtoffer] veelvuldig via whatapp en/of instagram en/of facebook, althans social media en/of
mail (bedreigende en/of beledigende) berichten te sturen en/of
- veelvuldig naar de woning van die [naam slachtoffer] te gaan en/of zich in de buurt van die woning die
[naam slachtoffer] zich te bevinden en/of
- veelvuldig te bellen naar die [naam slachtoffer] en/of
- veelvuldig te voicemail van die [naam slachtoffer] in te spreken
met het oogmerk die [naam slachtoffer] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen;
2 .
hij op of omstreeks 28 september 2021 te Harderwijk opzettelijk en wederrechtelijk een auto (Mitsubishi, Colt, grijs, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam slachtoffer] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
3.
hij in of omstreeks de periode van 17 september 2020 t/m 22 september 2020 te Harderwijk
een auto (Mitsubishi, Colt, kenteken [kenteken] ), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam slachtoffer] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, door onrechtmatig gebruik te maken van de (originele) sleutel;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 17 september 2020 tot en met 22 september 2020 te Harderwijk, althans in Nederland opzettelijk wederrechtelijk een motorrijtuig, (Mitsubishi Colt, kenteken [kenteken] ), toebehorende aan [naam slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, als bestuurder heeft gebruikt op de weg, P.C. Boutenslaan en/of andere wegen, in elk geval op een weg;
4.
hij op of omstreeks 4 december 2019 te Elburg opzettelijk en wederrechtelijk(in een woning op/aan de [adres] ) fotoalbums en/of papieren en/of ledikanten en/of kinderspullen en/of fotolijsten en/of een geboortekaart en/of een of meer andere in die woning zich bevindende goederen, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam slachtoffer] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
5.
hij op of omstreeks 2 oktober 2021 te Harderwijk een autosleutel en/of een horloge (Samsung, smartwatch), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam slachtoffer] en/of [naam slachtoffer] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking, inklimming en/of valse sleutel, door onrechtmatig gebruikt de maken van de (originele) sleutels en/of druppel;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 2 en/of 3 oktober 2021 te Harderwijk, een autosleutel en/of horloge (Smartwatch) (toebehorende aan [naam slachtoffer] en/of [naam slachtoffer] ),
althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad, en/of heeft overgedragen,
terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van die goederen wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het door misdrijf verkregen goederen betroffen.

2.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde in parketnummer 05.235838.19 en de 3 feiten van parketnummer 05.332147.21. Voorts heeft de officier van justitie bewezenverklaring gevorderd van feit 1, feit 2, feit 3 subsidiair en feit 4 van parketnummer 05.300777.21. Voor feit 3 primair en feit 5 primair en subsidiair in die zaak is vrijspraak geëist.
Het standpunt van de verdediging
Voor het tenlastegelegde in parketnummer 05.235838.19 heeft de verdediging geen bewijsverweer gevoerd. Voor feit 1 van parketnummer 05.332147.21 is aangevoerd dat het dossier geen stemherkenning van de politie bevat zodat niet kan worden vastgesteld dat verdachte degene is die aangeefster telefonisch heeft bedreigd. Voor feit 2 en feit 3 in die zaak is vrijspraak bepleit en gesteld dat objectief bewijs dat verdachte op de ten laste gelegde datum bij de woning van aangeefster is geweest, ontbreekt. Wat betreft de bewezenverklaring van feit 1, feit 2 en feit 3 subsidiair van parketnummer 05.300777.21 heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Voor feit 3 primair is vrijspraak bepleit en aangevoerd dat de auto korte tijd later onbeschadigd terug was bij aangeefster en dat bewijs voor het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening bij verdachte ontbreekt. Voorts heeft de raadsman gesteld dat tussen verdachte en aangeefster sprake was van een zodanige verwantschap dat feit 4 een klachtdelict betreft. Nu de vereiste klacht ontbreekt c.q. pas veel later is ingediend, moet het openbaar ministerie niet-ontvankelijk worden verklaard. Voor feit 5 primair en subsidiair van parketnummer 05.300777.21 is onvoldoende bewijs zodat vrijspraak moet volgen.
Beoordeling door de rechtbank
Parketnummer
05.235838.19 [1]
Aangeefster [naam aangeefster] , bedrijfsleider bij [naam bedrijf] , zag op 20 november 2018 omstreeks 22:58 uur een grijze Volkswagen Golf (kenteken [kenteken] ) bij de pomp staan. Zij hadden de pomp net uitgezet in verband met sluitingstijd. [2] Op camerabeelden van voornoemde datum en tijdstip die de politie heeft bekeken, is te zien dat een man uit de Volkswagen Golf stapt en naar pomp 4 loopt. De man doet het vulpistool van de pomp in de tankopening van de auto. Hierna loopt de man naar de ingang van de shop van het tankstation. De rolluiken van de shop zijn naar beneden. Vervolgens loopt de man terug naar de auto, stapt in en rijdt uit beeld, terwijl de vulslang van de pomp nog in de tank van zijn auto zit. Te zien is dat de vulslang door het wegrijden van de auto kapot wordt getrokken. [3]
Getuige [naam getuige] , op dat moment werkzaam als beveiliger bij het tankstation, zag dat de man tevergeefs probeerde te tanken en direct hierna verhaal probeerde te halen bij de shop van het tankstation, die net was gesloten. Na het wegrijden van de man, zag getuige de kapotte vulslang liggen bij de pomp waar de man had geprobeerd te tanken. [4]
Verbalisant [naam verbalisant] , wijkagent in [plaats] , heeft de bestuurder op bovenstaande camera-beelden met zekerheid herkend als verdachte. Hij herkende verdachte aan zijn loopje, zijn stevige postuur, zijn houding en zijn gezicht. Hij spreekt verdachte geregeld. Tijdens een verkeerscontrole op 3 december 2018 trof hij verdachte aan in dezelfde auto. Verdachte verklaarde toen dat hij de eigenaar was van de zaak op wier naam voornoemde Volkswagen Golf stond geregistreerd. [5]
Op grond van bovenstaande bewijsmiddelen in onderlinge samenhang bezien, stelt de rechtbank vast dat verdachte de bestuurder van de Volkswagen Golf was die is gaan rijden met de vulslang nog in de tankopening van de auto. Gelet op de zeer korte tijdspanne tussen het moment van de tankpoging en het wegrijden, kan het niet anders dan dat verdachte wist dat de vulslang nog in de tankopening van de auto zat. Door onder de gegeven omstandigheden te gaan rijden, heeft verdachte minst genomen voorwaardelijk opzet gehad op vernieling van de vulslang. Daarbij betrekt de rechtbank tevens dat verdachte direct hiervoor vergeefs had geprobeerd verhaal te halen bij de shop van het tankstation, toen hij merkte dat de pomp uitstond. Dat uit het dossier volgt dat verdachte direct na het feit is gestopt kennelijk om de tankdop van de auto te sluiten, leidt de rechtbank niet tot een ander oordeel. De slang was toen immers al vernield zodat dit zijn opzet ten tijde van het rijden niet wegneemt.
Parketnummer
05.332147.21 [6]
Gelet op de onderlinge samenhang zal de rechtbank de feiten 1 tot en met 3 gezamenlijk bespreken, te beginnen met feit 2. Daarbij geldt dat elk bewijsmiddel – ook in zijn onderdelen – wordt gebruikt voor het feit waarop het gezien de inhoud kennelijk betrekking heeft.
Feit 2
Op 5 december 2021 omstreeks 21.30 uur hoorde aangeefster [naam slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] , in haar woning aan de [adres] een hard gebonk op het de raam aan de voorzijde. Zij herkende het gebonk van eerdere keren. Niemand anders bonkt zo hard op haar raam als haar ex-vriend, zijnde verdachte. Zij zag verdachte richting haar auto lopen die tegenover haar woning stond geparkeerd. Zij schreeuwde naar hem. Verdachte liep naar de achterkant van haar auto. Aangeefster zag dat hij een soort van mesje in zijn hand had en met een prikbeweging iets in de rechter achterband van haar auto stak. Vervolgens hoorde zij een sissend geluid uit de achterband komen. Hij had haar autoband lek gestoken. Zij zag dat verdachte een pet droeg en wegreed in een zilvergrijze auto richting de [adres] . [7]
Getuige [naam getuige] heeft verklaard dat zij een vrouw hoorde schreeuwen “'Ga weg, ga weg”. Zij herkende de stem van de buurvrouw, de rechtbank begrijpt: aangeefster. Buiten zag getuige een zilvergrijze auto voorbij rijden. Zij herkende de bestuurder van de auto aan zijn silhouet en zijn neus als de ex-vriend van haar buurvrouw. Getuige weet zeker dat hij het was. Zij zag dat hij alleen in de auto zat en een pet droeg. De auto scheurde de straat uit in de richting van de [adres] . [8]
De rechtbank acht de belastende verklaringen van aangeefster en getuige [naam getuige] gedetailleerd, consistent en voldoende specifiek en ziet geen reden om aan hun verklaringen te twijfelen. Dit betekent dat zij een bewezenverklaring voldoende kunnen dragen.
De door de verdediging aangehaalde verklaringen van [naam] en [naam] en de ontkennende verklaring van verdachte leiden de rechtbank niet tot een ander oordeel. Verdachte heeft verklaard dat hij ten tijde van het feit met een groepje jongens aan de [adres] was. [naam] heeft verklaard dat er die middag een paar jongens onder wie verdachte naar zijn woning aan de [adres] is gekomen en tot circa 21:00 uur is gebleven. Hij weet niet of de jongens tussentijds buiten zijn geweest. [naam] heeft verklaard dat hij die dag tussen 17:00 uur en 21:00 uur met anderen een rondje ging wandelen en dat verdachte, die hij was tegengekomen bij de [adres] , met hem mee liep richting de skatebaan. De rechtbank acht de verklaringen van [naam] en [naam] te weinig concreet en verifieerbaar. Uit hun verklaringen blijkt ook niet eenduidig dat verdachte zich op het door aangeefster genoemde tijdstip, circa 21:30 uur, elders heeft bevonden.
De rechtbank acht het feit dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Feit 1
Terwijl aangeefster op 5 december 2021 in Harderwijk aangifte deed van de onder feit 1 ten laste gelegde vernieling, werd zij in het bijzijn van verbalisant [naam verbalisant] gebeld door een anoniem nummer. Aangeefster nam de telefoon op en hoorde direct: ”
Wacht maar, die kogel waar je naam op staat ga je krijgen kankerhoer”.Zij herkende meteen de stem van haar ex-vriend, verdachte. In het dossier bevindt zich een geluidsfragment waarop de bedreiging is te horen. [9]
Tijdens het opnemen van de aangifte zag verbalisant [naam verbalisant] dat aangeefster op haar mobiele telefoon werd gebeld door een anoniem nummer. Zij hoorde aangeefster zeggen dat zij voortdurend werd gebeld door verdachte met een anoniem nummer. Toen aangeefster de telefoon opnam, hoorde verbalisant een mannenstem die onder meer de hierboven opgenomen dreigende woorden zei alsmede “ kankerhoer, de politie bellen ook iedere keer”. Verbalisant hoorde aangeefster zeggen dat dit haar ex-vriend was. Verbalisant zag dat aangeefster in elkaar dook en begon te huilen. Verbalisant hoorde aangeefster zeggen dat het gedrag van verdachte naar haar steeds heftiger werd en dat zij zo bang was dat zij de volgende dag camera’s zou laten installeren. [10]
De rechtbank ziet geen reden om te twijfelen aan de verklaring van aangeefster dat verdachte degene is die haar telefonisch bedreigde. Voorts wordt haar verklaring voldoende ondersteund door de bevindingen van verbalisant [naam verbalisant] . Daarnaast komt uit het dossier naar voren dat verdachte aangeefster op de ten laste gelegde datum al enige tijd lastig viel, onder meer zoals hierboven bij feit 1 en hierna bij feit 1 van parketnummer 05.300777.21 omschreven. Daarmee acht de rechtbank voldoende vaststaan dat verdachte aangeefster op 5 december 2021 telefonisch heeft bedreigd. Dat zich in het dossier geen stemherkenning door de politie bevindt en dat verdachte het feit heeft ontkend, staat aan bewezenverklaring niet in de weg. Tevens is de rechtbank van oordeel dat de dreigende woorden zoals opgenomen in de tenlastelegging in de gegeven omstandigheden in het algemeen redelijke vrees kunnen opwekken in de zin van artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank acht het feit dan ook bewezen.
Feit 3
In het dossier bevindt zich een gedragsaanwijzing als bedoeld in artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van strafvordering, afgegeven op 5 november 2021 door de officier van justitie van het arrondissement Oost-Nederland. Hierin is aan verdachte een gebiedsverbod opgelegd voor een straal van 500 meter van de woning van aangeefster aan de [adres] en een verbod om direct dan wel indirect op welke wijze dan ook (ook niet middels telefoon) contact te hebben met aangeefster. Uit de tekst blijkt dat de gedragsaanwijzing ingaat met ingang van de dag van uitreiking en, voor zover hier van belang, van kracht blijft voor een periode van 90 dagen. [11] De gedragsaanwijzing is op 5 november 2021 aan verdachte in persoon uitgereikt. [12]
Hierboven is onder feit 1 en 2 reeds vastgesteld dat verdachte zich op 5 december 2021 heeft bevonden rondom de woning van aangeefster en haar telefonisch heeft bedreigd. Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte wist dat hij toen een gebieds-en contactverbod met aangeefster had. Dit leidt de rechtbank tot het oordeel dat verdachte de gedragsaanwijzing bij herhaling opzettelijk heeft overtreden.
Parketnummer 05.300777.21 [13]
Feit 1
Met uitzondering van het versturen van de berichten afkomstig van de hieronder genoemde accounts, is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [naam slachtoffer] p. 97-98, gelezen in onderlinge samenhang met proces-verbaal ontvangst klacht p. 100;
- proces-verbaal van bevindingen met afschriften van door aangeefster ontvangen berichten en gemiste oproepen p. 102-104, p. 105-111 en p. 117-145;
- proces-verbaal van bevindingen p. 157, beschreven incidenten vanaf 1 september 2021 p. 158-159;
- het proces-verbaal van verhoor verdachte p. 37 onderste 3 alinea’s, proces-verbaal van verhoor verdachte p. 41 onderste 4 alinea’s, p. 42 alinea 1 tot en met 4 en alinea 11 en 12, p. 43 alinea 4-6, 13-14, p. 44.
Bewijsoverwegingen
Aangeefster heeft verklaard dat zij in de ten laste gelegde periode ook dwingende en bedreigende berichten heeft ontvangen van
[mailadres]alsmede via Instagram, afkomstig van een nepaccount op naam van haar overleden stiefzus. [14] Verdachte ontkent dat voornoemde berichten eveneens van hem afkomstig zijn. De rechtbank gaat hieraan voorbij. De rechtbank stelt vast dat de inhoud, de strekking en het taalgebruik van/in deze berichten zodanige overeenkomsten heeft met de vele berichten van social media waarvan verdachte heeft erkend dat hij die naar aangeefster heeft gestuurd, dat ook deze berichten naar het oordeel van de rechtbank van hem afkomstig zijn. Bovendien komt de naam van verdachte voor in bovenstaand outlook-account en staat in de berichten onder meer dat hij de vader van de kinderen van aangeefster is en contact met hen wil. Voorts bevat het dossier geen aanknopingspunten dat aangeefster door een ander dan verdachte werd lastig gevallen.
Gelet op de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de gedragingen van verdachte, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van aangeefster - is de rechtbank van oordeel dat deze gedragingen naar objectieve maatstaven bezien - zodanig zijn geweest dat van een stelselmatige inbreuk op haar persoonlijke levenssfeer sprake is geweest.
Feit 2
Toen aangeefster [naam slachtoffer] op 28 september 2021 tussen 14:00 uur en 15:00 uur een flatgebouw op P [adres] binnenging, zag zij verdachte buiten lopen. Vervolgens hoorde zij een hard gebonk op de parkeerplaats bij de flat. Ze zag verdachte tegen de achterkant van haar auto, een grijze auto Mitsubishi Colt, trappen. Zij schreeuwde naar hem dat hij moest stoppen. Hij schreeuwde terug en gooide muntjes naar haar. [15]
Getuige [naam getuige] zag verdachte tussen omstreeks 14:30 en 15:30 uur bij het flatgebouw aan de
[adres] . Even later zag hij dat verdachte zich bij de flat verstopte achter een struik. Hij kent verdachte door zijn werk. [16]
Even later was verbalisant [naam verbalisant] ter plaatse. Hij was in uniform en reed in een opvallend dienstvoertuig. Hij zag door de bosjes tussen de [adres] en de [adres] een man staan die hij ambtshalve direct herkende als verdachte. Hij zag verdachte wegrennen bij het zien van zijn dienstvoertuig. [17] De politie heeft een foto gemaakt van de auto van aangeefster. Daarop is te zien dat de achterkant is ingedeukt. [18]
Op grond van bovenstaande bewijsmiddelen in onderlinge samenhang bezien acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de auto van aangeefster opzettelijk heeft beschadigd.
Feit 3
Op 17 september 2020 omstreeks 14:00 uur zag [naam slachtoffer] vanuit haar woning in [adres] iemand wegrijden in haar auto (Mitsubishi Colt [kenteken] ) richting de [adres] . Haar buurman, de rechtbank begrijpt [naam getuige] , was op dat moment bij haar op bezoek. Zij hoorde haar buurman zeggen dat hij verdachte in haar auto de straat uit zag rijden. De auto stond recht voor haar woning geparkeerd. Op 22 september 2021 zag zij haar auto verderop in de straat staan. De portiersloten en het contactslot waren onbeschadigd, de benzinetank was leeg terwijl deze daarvoor vol was. Verdachte had geen toestemming om in haar auto te rijden en heeft ook geen sleutel van de auto. [19]
Getuige [naam getuige] , buurman van aangeefster, heeft verklaard dat hij bij aangeefster thuis was en zag dat verdachte achter het stuur van haar auto zat en daarmee de straat uitreed. Hij kent verdachte en heeft hem wel eens gesproken. [20]
De rechtbank acht de verklaringen van aangeefster en getuige [naam getuige] concreet en voldoende specifiek en ziet geen reden om aan hun verklaringen te twijfelen. De rechtbank gaat dan ook voorbij aan de ontkennende verklaring van verdachte dat hij in de ten laste gelegde periode in de auto van aangeefster heeft gereden. Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat verdachte zonder toestemming en medeweten van aangeefster weg is gereden in haar auto. Hiermee heeft hij haar auto wederrechtelijk weggenomen en aan de machtssfeer van aangeefster onttrokken. Dat de auto vijf dagen later (met lege tank) weer terug was, doet niet af aan het oogmerk van verdachte ten tijde van het wegnemen. Uit de bewijsmiddelen maakt de rechtbank op dat verdachte de auto meerdere dagen onder zich heeft gehad. Daaruit blijkt naar het oordeel van de rechtbank voldoende dat hij als heer en meester over de auto heeft beschikt en zich deze wederrechtelijk heeft toegeëigend. Nu de portiersloten en het contactslot van de auto onbeschadigd waren toen de auto weer terug was, acht de rechtbank tevens bewezen dat verdachte de auto heeft weggenomen met een valse sleutel door onrechtmatig gebruik van de originele sleutel.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot een bewezenverklaring van de primair ten laste gelegde diefstal.
Feit 4
De rechtbank verwerpt het beroep van de raadsman op de bepaling van artikel 316 van het Wetboek van Strafrecht. Uit de aangifte van [naam slachtoffer] maakt de rechtbank op dat aangeefster en verdachte elkaar op de ten laste gelegde datum van 4 december 2019 één jaar kenden. Vanaf september 2019 verbleef verdachte regelmatig bij haar in de woning om haar te ondersteunen bij hun twee pas geboren kinderen. Zijn verblijf in haar woning was tijdelijk en hij was veel weg. Zij betaalde de huur. Van een duurzame relatie als bedoeld in artikel 316 van het Wetboek van Strafrecht was naar het oordeel van de rechtbank geen sprake. De ten laste gelegde vernieling is dan ook geen klachtdelict. Het beroep van de raadsman op niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie slaagt daarom niet. Dat aangeefster de politie bij haar aangifte op 6 december 2019 heeft gevraagd verdachte niet voor dit feit te vervolgen in de hoop dat hij haar met rust zou laten en dat zij zo’n twee jaar later, na maandenlange stalking door verdachte, op dit verzoek terug is gekomen, leidt de rechtbank niet tot een ander oordeel.
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [naam slachtoffer] p. 169-170 met foto’s p. 180-184;
- het proces-verbaal van verhoor verdachte p. 90.
Vrijspraak feit 5 primair en subsidiair
Op basis van het dossier kan de rechtbank niet met voldoende zekerheid vaststellen dat de autosleutels en het sporthorloge van Breman en Kok wederrechtelijk zijn weggenomen en dat verdachte hierbij betrokken is geweest of weet van heeft gehad. Met de officier van justitie en de raadsman acht de rechtbank daarom niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de primair ten laste gelegde (gekwalificeerde) diefstal dan wel de subsidiair ten laste gelegde heling. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
parketnummer
05.235838.19
hij op
of omstreeks20 november 2018, in de gemeente Harderwijk,
opzettelijk en wederrechtelijk de vulslang van een benzinepompinstallatie,
in elk geval enig goed,die
geheel of ten deleaan een ander, te weten aan de firma [naam bedrijf] toebehoorde, heeft vernield
, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
Parketnummer
05.332147.21
1.
hij op
of omstreeks5 december 2021 te Harderwijk [naam slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht
en/of met zware mishandeling, door die [naam slachtoffer] dreigend de woorden toe te voegen "Wacht maar, die kogel waar je naam op staat ga je krijgen kankerhoer",
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2.
hij op
of omstreeks5 december 2021 te Harderwijk opzettelijk en wederrechtelijk een (auto)band,
in elk geval enig goed, dat/die
geheel of ten deleaan [naam slachtoffer]
, in elk geval aan een andertoebehoorde
(n)heeft vernield
, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
3.
hij op
of omstreeks5 december 2021 te Harderwijk opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de gedragsaanwijzing gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van Strafvordering, te weten de gedragsaanwijzing d.d. 5 november 2021 gegeven door de officier van justitie te Oost-Nederland kort weergegeven inhoudende dat hij, verdachte, zich niet zal ophouden in een straal van 500 meter van de woning gelegen aan de [adres] en
/ofdat verdachte zich dient te onthouden van ieder contact met
[naam slachtoffer] geboren op [geboortedatum] , door
- zich om/nabij de woning gelegen aan de [adres] op te houden en
/ofte begeven en
/ofop de ramen van die woning te bonken en
/of
- die [naam slachtoffer]
meermalen, althans eenmaal,te bellen;
parketnummer
05.300777.21.
1.
hij op
één of meer verschillendetijdstippen in
of omstreeksde periode van 1 september 2021 tot
en met 3 november 2021 te Harderwijk, althans in Nederland,
wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [naam slachtoffer] , door
- die [naam slachtoffer] veelvuldig via whatsapp en
/ofinstagram en
/offacebook,
althanssocial media en
/of
mail (bedreigende en/of beledigende) berichten te sturen en
/of
- veelvuldig naar de woning van die [naam slachtoffer] te gaan
en/ofzich in de buurt van die woning die
[naam slachtoffer] zich te bevinden en
/of
- veelvuldig te bellen naar die [naam slachtoffer] en
/of
- veelvuldig te voicemail van die [naam slachtoffer] in te spreken
met het oogmerk die [naam slachtoffer] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en
/of vrees aan te jagen;
2 .
hij op
of omstreeks28 september 2021 te Harderwijk opzettelijk en wederrechtelijk een auto (Mitsubishi Colt, grijs,
in elk geval enig goed, dat/die
geheel of ten deleaan [naam slachtoffer] ,
in elk geval aan een andertoebehoorde
(n
)heeft
vernield,beschadigd
, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
3. primair
hij in
of omstreeksde periode van 17 september 2020 t/m 22 september 2020 te Harderwijk
een auto (Mitsubishi Colt, kenteken [kenteken] )
, in elk geval enig goed, dat/die
geheel of ten deleaan [naam slachtoffer] ,
in elk geval aan een andertoebehoorde
(n)heeft weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte
zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/ofdat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, door onrechtmatig gebruik te maken van de (originele) sleutel;
4.
hij op of omstreeks 4 december 2019 te Elburg opzettelijk en wederrechtelijk (in een woning op/aan de [adres] ) fotoalbums en
/ofpapieren en
/ofledikanten en
/ofkinderspullen en
/ofeen fotolijst
enen
/ofeen geboortekaart en
/of een of meerandere in die woning zich bevindende goederen,
in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam slachtoffer]
, in elk geval aan een andertoebehoorde
(n
)heeft vernield
en beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
parketnummer 05.235838.19
Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.
parketnummer 05.332147.21
feit 1:
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
feit 2:
Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.
feit 3:
Opzettelijk handelen in strijd met een gedragsaanwijzing, gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b, van het Wetboek van Strafvordering, meermalen gepleegd.
parketnummer 05.300777.21
feit 1:
Belaging.
feit 2:
Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen.
feit 3 primair:
Diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels.
feit 4:
Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met aftrek van de tijd doorgebracht in voorarrest en een proeftijd van 2 jaar. Daarbij heeft de officier van justitie verzocht om oplegging van de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden en deze dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
Het standpunt van de verdediging
In geval van bewezenverklaring, heeft de raadsman gepleit voor een gevangenisstraf met een onvoorwaardelijk deel gelijk aan de tijd die verdachte in voorarrest heeft verbleven en een voorwaardelijk deel van maximaal 2 maanden met oplegging van de door de reclassering geadviseerde voorwaarden. Daartoe heeft hij aangevoerd dat verdachte de afgelopen periode door het volgen van systeemtherapie flinke progressie heeft geboekt. Hij is als vader actief betrokken bij de kinderen en aangeefster voelt zich weer veilig bij hem. Verdachte heeft hem te kennen gegeven dat hij bereid is mee te werken aan alle door de reclassering geadviseerde voorwaarden. Ook heeft verdachte inmiddels een datum voor een intakegesprek bij Iriszorg in Harderwijk in het kader van begeleid wonen. Een langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf zal voornoemde positieve ontwikkelingen doorkruisen. De raadsman verzet zich niet tegen de oplegging van een taakstraf daarnaast. Voorts is aangevoerd dat deels sprake is van oudere feiten en een forse schending van de redelijke termijn in parketnummer 05.235838.19. Verzocht is voor die zaak geen straf of maatregel op te leggen.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zijn ex-partner, tevens de moeder van twee van zijn jonge kinderen, maandenlang lastig gevallen en gestalkt. Hij zocht op allerlei manieren contact met haar: in persoon, telefonisch, via social media. Hij heeft haar veelvuldig bedreigende en beledigende berichten gestuurd. Hij is zo ver gegaan dat hij op Instagram een nepaccount op naam van een overleden familielid van aangeefster heeft aangemaakt en haar ook onder die naam nare berichten heeft gestuurd. Ook nadat hij een gebieds- en contactverbod met aangeefster had, heeft hij haar mondeling bedreigd en zich rond haar woning opgehouden. Daarnaast heeft hij spullen van hun kinderen, zoals hun ledikanten, fotoalbums, en de auto van aangeefster vernield. Verder heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan diefstal van de auto van aangeefster. Hij heeft de auto weggenomen en enkele dagen later met lege tank terug in de straat gezet. Verdachte heeft door het bewezenverklaarde handelen over een langere periode doodsangsten en veel stress bij aangeefster veroorzaakt. Het kan dan ook niet anders dan dat zijn gedrag ook negatieve gevolgen heeft gehad voor hun twee jonge kinderen. Daarnaast getuigt zijn gedrag van een gebrek aan respect voor aangeefster en haar eigendommen. De rechtbank acht het handelen van verdachte zeer ernstig en zorgelijk en rekent hem dit aan. De relatieproblemen met aangeefster en de gevolgen daarvan voor het contact met de kinderen vormen geen enkele rechtvaardiging voor het plegen van de bewezenverklaarde feiten. Tevens heeft verdachte in een oudere zaak een vulslang van een tankstation vernield en hierdoor schade veroorzaakt.
De rechtbank houdt ook rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Uit het meest recente reclasseringsrapport van 5 december 2022 komt onder meer het volgende naar voren. Er is sprake van instabiliteit op bijna alle leefgebieden van verdachte. Hij heeft schulden, zijn uitkering is beëindigd en hij heeft geen huisvestiging meer. Daarnaast is vanaf jonge leeftijd sprake van gedragsproblematiek. Mogelijk is bij verdachte sprake van een beperking van de verstandelijke vermogens. De hulpverlening kwam eerder moeizaam op gang met name omdat verdachte onvoldoende gemotiveerd was en afspraken onvoldoende nakwam. De afspraken met de reclassering in het kader van het huidige toezicht, opgelegd in het laatste schorsingsbevel van 31 augustus 2022, verlopen nog steeds moeizaam. Verdachte houdt zich wel aan afspraken met betrekking tot systeemtherapie. Zijn behandelaar, de gezinsvoogd en aangeefster hebben aangegeven dat zij de afgelopen periode een positieve ontwikkeling bij verdachte zien. Hij is gegroeid in zijn rol als vader, laat zien dat hij samen met aangeefster actief betrokken wil zijn bij de kinderen en de afstemming met aangeefster verloopt positief. Verdachte heeft aangegeven dat hij veel baat heeft bij de systeemtherapie. Ook heeft hij eerder aan de reclassering te kennen gegeven dat hij open staat voor systeemtherapie, gedragskundig onderzoek, behandeling en begeleid wonen. Mede op basis hiervan, heeft de reclassering een plan van aanpak opgesteld om het hoge recidiverisico te beperken en de kans op gedragsverandering van verdachte te vergroten. De reclassering heeft de volgende bijzondere voorwaarden geadviseerd: een meldplicht, meewerken aan gedragskundig onderzoek, ambulante behandeling indien nodig geacht, begeleid wonen bij Iriszorg of een soortgelijke instelling, meewerken aan afspraken voor systeemtherapie bij Pactum zolang dit noodzakelijk wordt geacht, aan schuldhulp indien geïndiceerd, aan afspraken over dagbesteding/werk en aan openheid over zijn financiën en inkomsten. Daarbij heeft de reclassering verzocht de voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren. Tegelijkertijd ziet de reclassering een ambivalente houding bij verdachte. Na het eerste gesprek met de reclassering heeft verdachte niet meer gereageerd op contactverzoeken. Hierdoor heeft zij het voorgestelde plan van aanpak niet met hem kunnen bespreken. Ook eerdere ervaringen met verdachte maken dat de reclassering twijfels heeft bij de uitvoerbaarheid van het voorgestelde plan.
De rechtbank overweegt dat verdachte zonder opgave van reden niet op de zitting van 9 december 2022 is verschenen. Daartoe was hij niet verplicht, maar de rechtbank heeft hem hierdoor niet zelf kunnen bevragen over zijn bereidheid mee te werken aan de door de reclassering opgestelde voorwaarden. Daarnaast stelt de rechtbank vast dat verdachte de afgelopen periode met de hulp van systeemtherapie een positieve gedragsdragsverandering heeft laten zien. Hierdoor is er sinds lange tijd meer rust gekomen in de gezinssituatie van aangeefster. Er is weer contact met aangeefster en de kinderen, wat zonder incidenten verloopt. Vanuit het oogpunt van preventie, in het bijzonder de veiligheid van het gezin van aangeefster, acht de rechtbank daarom van belang dat verdachte deze systeemtherapie blijft volgen. De behandeling kost de nodige tijd. De rechtbank acht het pakket aan voorwaarden dat de reclassering heeft opgesteld, nodig om het recidiverisico te verminderen en dit geeft verdachte ondersteuning bij het opbouwen van stabiliteit. Mede gelet op hetgeen ter zitting is besproken en de namens verdachte uitdrukkelijk uitgesproken bereidheid, gaat de rechtbank ervan uit dat verdachte zal meewerken aan de door de reclassering opgestelde voorwaarden.
Verder heeft de rechtbank voor de strafoplegging gekeken naar het strafblad van verdachte. In zijn nadeel weegt de rechtbank mee dat hij bij herhaling is veroordeeld voor het plegen van een misdrijf. Verder houdt de rechtbank in strafverminderende zin rekening met de omstandigheid dat de situatie als bedoeld in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht meermaals van toepassing is. Daarnaast stelt de rechtbank vast dat in parketnummer 05.235838.19 sprake is van een forse schending van de redelijke termijn. De rechtbank zal hier bij de strafoplegging rekening mee houden. Toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht in die betreffende zaak zoals de raadsman heeft bepleit, is niet aan de orde reeds nu de zaken ter zitting zijn gevoegd.
Alles afwegend, acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 228 dagen passend en geboden met aftrek van de tijd doorgebracht in voorarrest, waarvan 180 dagen (6 maanden) voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Hiermee is het onvoorwaardelijk strafdeel gelijk aan de duur van het voorarrest. De door de raadsman bepleite duur van het voorwaardelijk strafdeel is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende stok achter de deur en staat niet in verhouding met de ernst van de feiten. Aan het voorwaardelijk strafdeel zal de rechtbank de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden verbinden, zoals hierboven opgenomen. Mede gelet op hetgeen de reclassering hierover in haar advies van 5 december 2022 heeft opgenomen, ziet de rechtbank geen reden voor het opleggen van een contactverbod aan verdachte met aangeefster en/of hun kinderen.
Gelet op de ernst van de feiten, acht de rechtbank daarnaast een taakstraf voor de duur van 100 uur, subsidiair 50 dagen vervangende hechtenis op zijn plaats.
Gezien het strafblad van verdachte en het door de reclassering beschreven hoge recidiverisico, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een feit zal plegen dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een ander. Daarom zal de rechtbank bevelen dat de bijzondere voorwaarden en het toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn.
Het geschorste bevel voorlopige hechtenis zal worden opgeheven.

8.De beoordeling van de civiele vordering

De benadeelde partij [naam slachtoffer] heeft in verband met feit 2 (vernieling autoband) van parketnummer 05.332147.21 een vordering tot schadevergoeding ingediend van € 520,01 aan materiële schade met toekenning van de wettelijke rente. Voorts heeft zij in verband met feit 2 (beschadiging achterklep auto) van parketnummer 05.300777.21 een vordering tot schadevergoeding ingediend van € 2.541,79 aan materiële schade, eveneens met de wettelijke rente. Verder is in beide zaken verzocht om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunten
De officier van justitie heeft verzocht beide vorderingen naar billijkheid te matigen. Daarbij heeft zij zich op het standpunt gesteld dat de kostenpost voor de autobanden ziet op het vervangen van vier banden, terwijl in de aangifte enkel wordt gesproken over de vernieling van één autoband. Verder stroken de spuitkosten voor de achterklep die in de vordering worden genoemd niet met de vervangen achterklep die op de door benadeelde bevoegde foto van de auto is te zien. Voorts heeft de officier van justitie verzocht om toekenning van de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat gelet op het dossier, de schade voor vervanging van hooguit twee autobanden toewijsbaar is en dat de opgenomen spuitkosten geen daadwerkelijke schade betreft. Verzocht is om de vorderingen te matigen.
Overweging van de rechtbank
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat benadeelde [naam slachtoffer] als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte in parketnummer 05.332147.21 en parketnummer 05.300777.21 rechtstreeks schade heeft geleden. Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk. Over de omvang van de schade overweegt de rechtbank als volgt.
Met betrekking tot de schade aan de autoband overweegt de rechtbank dat de ingediende kostenberaming haar niet onredelijk voorkomt ook al is er geen factuur bijgevoegd. Daarbij stelt de rechtbank vast dat de beraming ziet op de kosten voor vier autobanden, terwijl vernieling van één autoband ten laste is gelegd en bewezen is verklaard. De rechtbank zal de schade voor de autoband schattenderwijs bepalen op € 125 en de vordering voor dit bedrag toewijzen met toekenning van de wettelijke rente vanaf 5 december 2021. Benadeelde wordt voor het overige niet-ontvankelijk verklaard in de vordering.
Ten aanzien van de schade aan de achterklep van de auto overweegt de rechtbank dat de in de vordering opgenomen (spuit)kosten niet terug zijn te zien op de bijgevoegde foto van de auto. Daarop is te zien is dat de auto inmiddels een andere, niet originele, achterklep heeft. De rechtbank schat de schade aan de achterklep op € 500 en zal de vordering voor dit bedrag toewijzen met de wettelijke rente vanaf 28 september 2021. De rechtbank zal benadeelde voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
Daarnaast zal de rechtbank ten aanzien van beide vorderingen de schadevergoedings-maatregel opleggen aan verdachte, eveneens met de wettelijke rente vanaf 5 december 2021
respectievelijk 28 september 2021. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14e, 22c, 22d, 36f, 57, 63, 184a, 285, 285b, 311 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van feit 5 primair en subsidiair in parketnummer 05.300777.21;
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de duur van 228 (tweehonderdachtentwintig) dagen;
• bepaalt dat een gedeelte van deze gevangenisstraf, te weten 180 (honderdtachtig) dagen niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van twee jaren niet heeft gehouden aan de volgende voorwaarden:
• stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
• stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte:
- zich blijft melden bij de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. Dit zal zijn, zo lang er nog geen geschikte huisvesting is, bij de reclassering van het LdH in Rotterdam. Wanneer hij (begeleid) woont in de regio Harderwijk, zal het reclasseringstoezicht worden uitgeoefend door de Reclassering in de betreffende regio (vermoedelijk) Zutphen;
- meewerkt aan persoonlijkheidsonderzoek uitgevoerd door Trajectum of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. Hij volgt, indien geïndiceerd, een hieruit voortvloeiend behandeltraject. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering in samenspraak met de behandelende instelling dit nodig vindt. Betrokkene houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
  • verblijft bij IRISzorg of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start zodra verdachte is geaccepteerd door de instelling en zo gauw er een beschikbare plek is voor hem. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld. Zo lang verdachte geen vaste woon- of verblijfplaats heeft in Harderwijk, verblijft hij nog steeds op de reeds goedgekeurde adressen bij ouders en/of broer in Rotterdam;
  • meewerkt aan de afspraken betreffende ambulante begeleiding, indien dit door de reclassering geïndiceerd wordt geacht;
- zich houdt aan afspraken, te maken met de reclassering, betreffende (betaalde en reguliere) dagbesteding;
- openheid geeft over zijn financiën en inkomsten en, indien dit door de reclassering geïndiceerd wordt geacht, meewerkt aan schuldhulp;
- zich houdt, zo lang dit door de reclassering geïndiceerd wordt geacht, aan afspraken betreffende de systeemtherapie van Pactum en zolang de therapeut in samenspraak met de reclassering dit nodig acht;
• stelt als overige voorwaarden dat verdachte:
  • zijn medewerking zal verlenen aan het ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit afnemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
  • zijn medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht. De medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht zijn daaronder begrepen;

beveelt dat de gestelde bijzondere en overige voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekeringen voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 legt op een taakstraf van 100 (honderd) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 50 dagen;
 heft op het - geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis in de zaak met parketnummer 05.332147.21;
 veroordeelt verdachte in verband met feit 2 in parketnummer 05.332147.21 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [naam slachtoffer] van € 125 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 december 2021 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
 verklaart de benadeelde partij [naam slachtoffer] voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering tot materiële schade in parketnummer 05.332147.21;
 veroordeelt verdachte in verband met feit 2 in parketnummer 05.300777.21 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [naam slachtoffer] van € 500 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 september 2021 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
 verklaart de benadeelde partij [naam slachtoffer] voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering tot materiële schade in parketnummer 05.300777.21;
 veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [naam slachtoffer] een bedrag te betalen van € 125 aan materiële schade. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 december 2021 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 2 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
 legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [naam slachtoffer] een bedrag te betalen van € 500 aan materiële schade. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 september 2021 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 10 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M.P.T. Blokhuis, voorzitter, mr. M.C. van der Mei en
mr. M.S. de Vries, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.J.M. Fransen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 23 december 2022.
Mr. De Vries is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [naam verbalisant] van de politie Oost-Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2018539776, gesloten op 30 april 2019 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte p. 3-4.
3.Proces-verbaal van bevindingen p. 10.
4.Proces-verbaal van getuige p. 8.
5.Proces-verbaal van herkenning door opsporingsambtenaar p. 13-14.
6.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [naam verbalisant] van de politie Oost-Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2021574908, gesloten op 10 december 2021 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
7.Proces-verbaal aangifte p. 16-17.
8.Proces-verbaal van verhoog getuige p. 23.
9.Proces-verbaal aangifte p. 17 gelezen in onderlinge samenhang met proces-verbaal verhoor aangeefster p. 20 en de namens aangeefster verstrekte WhatsApp-audio.
10.Proces-verbaal van bevindingen p. 22.
11.Gedragsaanwijzing p. 33-34.
12.Door verdachte ondertekende akte van uitreiking, niet doorgenummerd in het dossier.
13.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [naam verbalisant] van de politie Oost-Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2021480414, gesloten op 14 december 2021 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
14.Proces-verbaal van bevindingen met afschriften van berichten die aangeefster via Instagram heeft ontvangen, p. 149-151 en proces-verbaal van bevindingen met afschriften van door aangeefster ontvangen berichten p. 103 en p. 112-116;
15.Proces-verbaal aangifte p. 189.
16.Proces-verbaal getuige p. 193.
17.Proces-verbaal van bevindingen p. 192.
18.Proces-verbaal met fotoblad p. 39.
19.Proces-verbaal aangifte p. 196.
20.Proces-verbaal van verhoor getuige p. 198.