ECLI:NL:RBGEL:2022:7436

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
20 december 2022
Publicatiedatum
2 februari 2023
Zaaknummer
05-026222-22
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van vijf mannen voor gewapende overval op hotel in Putten, met bijzondere aandacht voor minderjarige daders en schuldwitwassen

Op 20 december 2022 heeft de Rechtbank Gelderland in Arnhem uitspraak gedaan in een strafzaak tegen vijf mannen uit Putten, Ermelo, Harderwijk en Doetinchem, die betrokken waren bij een gewapende overval op het Fletcher Hotel Mooi Veluwe in Putten op 27 november 2021. De rechtbank heeft vastgesteld dat de overvallers een op een vuurwapen gelijkend voorwerp en een machete gebruikten tijdens de overval, waarbij een aanzienlijk bedrag aan contant geld en de portemonnee van de nachtportier werd gestolen. Drie van de vijf verdachten waren minderjarig. De rechtbank heeft de verdachten veroordeeld voor schuldwitwassen en het voorhanden hebben van een nepvuurwapen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het geld en de portemonnee afkomstig waren van een misdrijf, gezien de omstandigheden van de overval en de verklaringen van getuigen. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van onderdelen van de tenlastelegging die niet bewezen konden worden. De strafmaat omvatte onvoorwaardelijke jeugddetentie, voorwaardelijke jeugddetentie en een leerstraf, met bijzondere voorwaarden voor behandeling en begeleiding door de jeugdreclassering.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team Strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/026222-22
Datum uitspraak : 20 december 2022
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer voor jeugdstrafzaken
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] , wonende aan de [adres] .
Raadsman: mr. D.L.A.M. Pluijmakers, advocaat in Almere.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een terechtzitting achter gesloten deuren.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 27 november 2021 tot en met 29 maart 2022 te Putten, in elk geval in Nederland,
(van)
- een portemonnee en/of
- een geldbedrag (van in totaal ongeveer 50 euro),
althans een of meer voorwerpen
heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet
en/of gebruik heeft gemaakt
terwijl hij, verdachte, wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden dat
dat/die voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit
enig misdrijf;
2.
hij op of omstreeks 29 maart 2022 te Putten,
een wapen van categorie I, onder 7° van de Wet wapens en munitie, te weten
een door de Minister van Justitie en Veiligheid aangewezen voorwerp dat een
ernstige bedreiging van personen kon vormen en/of dat zodanig op een wapen
geleek dat deze voor bedreiging of afdreiging geschikt was, namelijk een voorwerp dat voor wat betreft vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoont met een vuurwapen, te weten een pistool van het merk: Colt, model: 1911
voorhanden heeft gehad.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Feit 1
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld. Op 27 november 2021 heeft er een overval plaatsgevonden op het Fletcher Hotel Mooi Veluwe in Putten door twee overvallers. Deze overvallers hadden een op een vuurwapen gelijkend voorwerp bij zich en een machete. Op het moment van de overval was de nachtportier ( [nachtportier] ) aan het werk in het hotel. Bij de overval werd een groot bedrag aan contant munt- en briefgeld buitgemaakt. Ook werd de portemonnee met pasjes van de nachtportier meegenomen. De overvallers gingen na de overval naar het huisadres van verdachte. Daar werd de buit geteld en verdeeld. [2] De portemonnee van de nachtportier werd later door de politie bij verdachte aangetroffen. [3]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het feit.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken. Verdachte heeft geen (voorwaardelijke) opzet/wetenschap gehad dat de portemonnee en het muntgeld in zijn spaarpot middellijk of onmiddellijk afkomstig waren van een misdrijf. Verdachte heeft de portemonnee gekregen van zijn moeder die de portemonnee weer van medeverdachte [medeverdachte 1] ( [medeverdachte 1] ) had gekregen. Verdachte heeft enkel gehoord dat de portemonnee weggegooid moest worden maar wist niet waarom. De verklaringen in het dossier van verschillende getuigen over de portemonnee spreken elkaar tegen en kunnen daarom niet worden gebruikt.
Ten aanzien van het geldbedrag heeft verdachte betwist dat hij thuis een geldbedrag in zijn handen heeft gekregen. Verdachte is in de nacht van 27 november 2022 weliswaar naar beneden gekomen om een glaasje water te halen maar heeft niets meegekregen over het verdelen van de buit. [medeverdachte 1] verklaart wisselend over of verdachte aanwezig was bij het verdelen van de buit en hoe hij het muntgeld in de spaarpot van verdachte heeft gedaan. De verklaringen van [medeverdachte 1] worden bovendien weersproken door de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 2] ( [medeverdachte 2] ) die niet heeft verklaard over het stoppen van muntgeld in de spaarpot van verdachte. De verdediging heeft de rechtbank verzocht om uit te gaan van de verklaring van verdachte en de verklaringen van de anderen uit te sluiten van het bewijs nu deze strijdig zijn met elkaar. Op basis van het dossier kan niet worden vastgesteld dat verdachte wist of had moeten vermoeden dat het geld van een misdrijf afkomstig was. Bovendien heeft verdachte ook niet kunnen vaststellen hoeveel geld er in de spaarpot bij is gekomen. Verdachte dient daarom te worden vrijgesproken van het tenlastegelegde onder feit 1.
Beoordeling door de rechtbank
Niet ter discussie staat dat er op 27 november 2021 een overval heeft plaatsgevonden op het Fletcher hotel in Putten, dat de overvallers de buit hebben verdeeld in het huis van verdachte en dat bij verdachte de gestolen portemonnee van de nachtportier is aangetroffen. De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of verdachte wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat de portemonnee en het geldbedrag van een misdrijf afkomstig waren.
Over het geldbedrag overweegt de rechtbank het volgende. Verdachte heeft verklaard dat hij in de nacht van de overval terwijl de overvallers het geld aan het tellen en verdelen waren in het huis, alleen naar beneden is gegaan om wat drinken te pakken en niets heeft gezien. Verdachte heeft daarnaast ook verklaard dat hij zag dat zijn spaarpot met muntgeld de dag na de overval goed gevuld was en dat hij een vermoeden had dat het muntgeld wat onderdeel was van de buit vlak na de overval erin is gedaan. [4] Verdachte heeft van dit muntgeld een scooter gekocht. [5] Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat verdachte op zijn minst redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het geld van een misdrijf afkomstig was. Ten aanzien van de portemonnee overweegt de rechtbank dat verdachte heeft verklaard dat hij die portemonnee van [medeverdachte 1] of van zijn moeder heeft gekregen en dat er bij hem geen belletje ging rinkelen toen ‘iedereen’ tegen hem zei dat hij de portemonnee moest weggooien. [6] Ook gelet hierop had verdachte naar het oordeel van de rechtbank op zijn minst moeten vermoeden dat de portemonnee afkomstig was van een misdrijf.
De rechtbank komt daarmee tot wettig en overtuigend bewijs voor schuldwitwassen van het geldbedrag en de portemonnee.
Feit 2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het feit.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 802 – 811;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 7 december 2022.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op
één of meertijdstippen in
of omstreeksde periode van 27 november 2021 tot en met 29 maart 2022 te Putten,
in elk geval in Nederland,
(van)
- een portemonnee en
/of
- een geldbedrag (van in totaal ongeveer 50 euro),
althans een of meer voorwerpen
heeft verworven en/ofvoorhanden heeft gehad
en/of heeft overgedragenen/of heeft omgezet
en/of gebruik heeft gemaakt
terwijl hij, verdachte
, wist, althansredelijkerwijs moest vermoeden dat
dat/die voorwerp
(en
)- onmiddellijk of middellijk - afkomstig
was/waren uit
enig misdrijf;
2.
hij op
of omstreeks29 maart 2022 te Putten,
een wapen van categorie I, onder 7° van de Wet wapens en munitie, te weten
een door de Minister van Justitie en Veiligheid aangewezen voorwerp
dat een
ernstige bedreiging van personen kon vormen en/ofdat zodanig op een wapen
geleek dat deze voor bedreiging of afdreiging geschikt was, namelijk een voorwerp dat voor wat betreft vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoont met een vuurwapen, te weten een pistool van het merk: Colt, model: 1911
voorhanden heeft gehad.
De rechtbank heeft eventuele taal- of schrijffouten in de tenlastelegging verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in zijn belang geschaad.
De rechtbank spreekt verdachte vrij van die onderdelen van de tenlastelegging die niet zijn bewezen.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1:
schuldwitwassen
feit 2:
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van de straf

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot onvoorwaardelijke jeugddetentie gelijk aan het voorarrest van verdachte, voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van drie maanden met een proeftijd van twee jaar en de bijzondere voorwaarden zoals door de jeugdreclassering zijn geadviseerd en de leerstraf TACt Plus. Het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis dient te worden opgeheven.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht de feiten verminderd aan verdachte toe te rekenen. Uit de rapportage van de psycholoog is gebleken dat verdachte functioneert op een veel jongere leeftijd dan zijn kalenderleeftijd. Er is sprake van een gebrek aan weerbaarheid en verdachte lijkt niet te kunnen handelen naar juist gedrag. De psycholoog heeft beschreven dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar moet worden verklaard voor zijn medeplichtigheid aan de overval. Nu dat feit niet ten laste is gelegd maar wel de twee andere feiten moet verdachte ook voor die feiten verminderd toerekeningsvatbaar worden verklaard. De raadsman vindt bij een veroordeling onvoorwaardelijke jeugddetentie gelijk aan het voorarrest met daarnaast de voorgestelde leerstraf TACt en een voorwaardelijke werkstraf passend. Voorwaardelijke jeugddetentie is gelet op de feiten te zwaar. De raadsman heeft daarnaast verzocht het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op te heffen.
De beoordeling door de rechtbank
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, betrekt de rechtbank de aard en de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder die zijn begaan. Ook houdt de rechtbank rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte en met de inhoud van de volgende stukken:
  • het uittreksel justitiële documentatie van 25 oktober 2022;
  • het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming van 24 november 2022;
  • de Pro Justitia rapportage psychologisch onderzoek van 30 juni 2022, opgesteld door drs. D.B. Wisman, GZ-psycholoog BIG.
In het bijzonder neemt de rechtbank het volgende in aanmerking.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan twee strafbare feiten. Allereerst is verdachte schuldig aan het schuldwitwassen van een geldbedrag dat onderdeel was van de buit van een gewapende overval op het Fletcher Hotel Mooi Veluwe in Putten op 27 november 2022. Het voorhanden hebben en het gebruiken van geld dat afkomstig is uit misdrijven vormt een bedreiging voor de legale economie en het financiële verkeer. De rechtbank neemt het verdachte kwalijk dat hij, ondanks dat hij moest vermoeden dat het geld van een ernstig geweldsmisdrijf afkomstig was, het geld heeft gehouden voor eigen financieel gewin. Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een nepvuurwapen dat een sprekende gelijkenis vertoonde met een echt vuurwapen en daarom voor afdreiging geschikt was. Het ongecontroleerde bezit van dergelijke voorwerpen levert een ernstige aantasting van de maatschappelijke veiligheid op en brengt in het algemeen een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen mee. Dit alles neemt de rechtbank verdachte kwalijk.
Strafblad
Verdachte is niet eerder met politie en justitie in aanraking gekomen.
Pro Justitia rapportage
Verdachte is onderzocht door een psycholoog. Deze deskundige heeft het volgende over verdachte geconcludeerd. Er is bij verdachte sprake van laagbegaafde intellectuele vaardigheden (zwakbegaafdheid) en een gestagneerde identiteitsontwikkeling wat samenhangt met trauma (PTSS) en gezinsproblematiek (ouder-kindrelatieproblemen). De deskundige vindt het aannemelijk dat de feiten in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen zijn gelet op deze problematiek. Ook heeft de deskundige geconcludeerd dat verdachte mentaal op een veel jongere leeftijd functioneert dan zijn kalenderleeftijd. Verdachte weet wat juist en niet juist gedrag is maar kan daar niet naar handelen en is gevoelig voor enige (negatieve) sociale druk. De deskundige schat het risico op recidive in als matig of laag. Gezien de gestagneerde identiteitsontwikkeling heeft de deskundige behandeling geadviseerd binnen de forensische of reguliere GGZ. De behandeling moet zich richten op traumaverwerking en het bevorderen van de emotionele ontwikkeling van verdachte. Ook is systemische behandeling gericht op de relatie tussen verdachte en zijn moeder en rolpatronen van belang. Als de effecten van de GGZ-behandeling zichtbaar zijn, kan er aanvullend een TACt training worden gevolgd door verdachte om zijn sociale weerbaarheid te vergroten.
Tot slot heeft de deskundige ook intensieve begeleiding bij het invullen van de vrije tijd van verdachte en het vinden van werk geadviseerd. Om de combinatie van een GGZ-behandeling, training, scholing en vrijetijdsbesteding te coördineren, heeft de deskundige geadviseerd om toezicht te laten uitvoeren door de jeugdreclassering. Wanneer het ten laste gelegde wordt bewezen, wordt een (deels) voorwaardelijke straf geadviseerd met als bijzondere voorwaarde dat verdachte zich houdt aan de aanwijzingen van de jeugdreclassering, ook als dat inhoudt het ondergaan van een ambulante behandeling bij een forensische GGZ-instelling en een reguliere training TACt of iets vergelijkbaars.
Raad voor de Kinderbescherming
De Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) heeft over verdachte gerapporteerd. Uit deze rapportage en de aanvulling daarop ter terechtzitting is het volgende gebleken. Bij aanvang van het onderzoek door de Raad waren er zorgen over de hygiëne in huis en de opvoedvaardigheden van de moeder. Vanwege deze zorgsignalen heeft de Raad een kinderbeschermingsonderzoek overwogen. Moeder stond echter open voor hulpverlening waardoor de hulp in een vrijwillig kader geboden kon worden. Zowel moeder als verdachte zijn deze hulp aangegaan de afgelopen periode. Op dit moment is Curess vier keer per week betrokken door middel van intensieve systeembegeleiding. Het huis is sindsdien opgeruimder en het lukt moeder steeds beter om grenzen te stellen. Verdachte laat een positieve ontwikkeling zien die ligt in het feit dat hij het gesprek kan aangaan en welwillend is ten aanzien van hulp. De Raad vindt het van belang dat er verder ingezet wordt op het verkleinen van de risicofactoren. De Raad kan zich vinden in de adviezen van de psycholoog. Het is van belang dat de huidige situatie eerst versterkt wordt en dat er daarna ingezet wordt op het vergroten van de vaardigheden van verdachte. Indien het tenlastegelegde bewezen wordt, vindt de Raad jeugddetentie voor verdachte niet passend. Een onvoorwaardelijke leerstraf in de vorm van TACt Plus (35 uren) vindt de Raad een passende leerstraf voor verdachte. De Raad is van mening dat de leerstraf nodig is om de kans op herhaling te verkleinen. Daarnaast adviseert de Raad een voorwaardelijke werkstraf met als bijzondere voorwaarden begeleiding door de jeugdreclassering, een adequate vorm van dagbesteding en meewerken aan hulpverlening zoals beschreven in het onderzoek van de psycholoog inhoudende behandeling van ’s Heeren Loo (GGZ) of een soortgelijke instelling.
De jeugdreclassering
De betrokken jeugdreclasseerder heeft ter terechtzitting verklaard dat verdachte zich goed aan zijn schorsingsvoorwaarden heeft gehouden. Verdachte werkt op dit moment maar wordt nog twee tot drie jaar door school op de achtergrond begeleid. De jeugdreclasseerder kan zich vinden in de adviezen van de Raad en de psycholoog.
Alles afwegend komt de rechtbank tot het volgende. De rechtbank ziet op basis van het rapport van de psycholoog aanleiding om verdachte voor de bewezenverklaarde feiten verminderd toerekeningsvatbaar te verklaren. De stoornissen en de doorwerking hiervan op het gedrag van verdachte waren ook aanwezig bij de bewezenverklaarde feiten, net zoals door de psycholoog is geconcludeerd bij de medeplichtigheid aan de overval die eerder aan verdachte ten laste was gelegd. Gelet hierop en rekening houdend met de feiten vindt de rechtbank het niet passend om een forse voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen naast onvoorwaardelijke jeugddetentie gelijk aan het voorarrest en de leerstraf TACt Plus (35 uren) zoals door de officier van justitie is geëist.
De rechtbank zal daarom naast de leerstraf en de onvoorwaardelijke jeugddetentie gelijk aan het voorarrest (18 dagen), zeven dagen voorwaardelijke jeugddetentie opleggen met een proeftijd van twee jaren en de door de Raad geadviseerde bijzondere voorwaarden dat verdachte een adequate vorm van dagbesteding heeft en verdachte wordt verplicht zich onder behandeling van 's Heeren Loo (GGZ) of een soortgelijke instelling te stellen.
De rechtbank zal het – geschorste – bevel voorlopige hechtenis opheffen.

8.De beoordeling van de civiele vorderingen

[nachtportier]
De benadeelde partij [nachtportier] (vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger 1] ) heeft in verband met de feiten een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 5.791,51 aan materiële schade.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gelet op de bepleite vrijspraak de rechtbank primair verzocht om de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering. Subsidiair heeft de raadsman bepleit dat er geen sprake is van een rechtstreeks verband tussen de handelingen van verdachte en de schade die is ontstaan. Verder onderzoek naar dit rechtstreeks verband zal een onevenredige belasting van het strafproces opleveren.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat er onvoldoende causaal verband bestaat tussen het bewezenverklaarde handelen (schuldwitwassen) van verdachte en de door de benadeelde partij gevorderde schade. Er kan niet worden vastgesteld dat door het handelen van verdachte rechtstreekse schade aan de benadeelde partij is toegebracht. De rechtbank zal om die reden de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering verklaren.
Fletcher Hotel Mooi Veluwe
De benadeelde partij Fletcher Hotel Mooi Veluwe (vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger 2] ) heeft een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 4.953,75 aan materiële schade.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank overweegt dat de overval en de vernieling van het hotel niet aan verdachte ten laste zijn gelegd. Er is daarom onvoldoende causaal verband tussen de gedragingen van verdachte en de gevorderde schade. De rechtbank zal om die reden de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering verklaren.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 420quatr van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 13 en 55 van de Wet wapens en munitie.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot:
een jeugddetentievoor de duur van
25 (vijfentwintig) dagen;
bepaaltdat van die
jeugddetentie 7 (zeven) dagen niet ten uitvoer zullen worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
steltdaarbij een proeftijd vast van 2 (twee) jaren onder de
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit, en
steltals bijzondere voorwaarden dat verdachte:
- zich onder behandeling stelt van ’s Heeren Loo (GGZ) of een soortgelijke instantie, door de jeugdreclassering te bepalen;
- een adequate vorm van dagbesteding heeft in overleg met de jeugdreclassering te bepalen;
alles voor zover en zo vaak als de jeugdreclassering dat nodig acht;
waarbij de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering te Amsterdam opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
onder de voorwaarden dat verdachte:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in art. 77aa, eerste tot en met vierde lid, Wetboek van Strafrecht, uit te voeren door de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de jeugdreclassering zo vaak en zolang de jeugdreclassering dit noodzakelijk vindt, daaronder begrepen;
beveeltdat de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering zal worden gebracht;
 veroordeelt verdachte daarnaast tot:
een leerstraf, te weten TACt Plus 35 (vijfendertig) uren, met bevel dat als deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 17 (zeventien) dagen;
 heft op het – geschorste – bevel voorlopige hechtenis;
Beslissing op de vorderingen van de benadeelde partijen
[nachtportier]
 verklaart de benadeelde partij [nachtportier] (vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger 1] ) niet-ontvankelijk in de vordering tot materiële schade;
Fletcher Hotel Mooi Veluwe
 verklaart de benadeelde partij Fletcher Hotel Mooi Veluwe (vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger 2] ) niet-ontvankelijk in de vordering tot materiële schade.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.D. Jacobs (voorzitter en kinderrechter), mr. A.A.M. Bögemann en mr. M.C. Gerritsen, kinderrechters, in tegenwoordigheid van mr. E. van Grol, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 20 december 2022.
mr. M.C. Gerritsen is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, districtsrecherche Noord- en Oost-Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2021554677 gesloten op 6 juni 2022 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van verhoor verdachtes [medeverdachte 1] 25 april 2022, p. 74 – 83; proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] 6 april 2022, p. 130 – 146.
3.Proces-verbaal van bevindingen, p. 415 – 437.
4.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] 31 maart 2022, p. 226.
5.Verklaring van verdachte [verdachte] ter terechtzitting van 6 december 2022.
6.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] 11 mei 2022, p. 241.