ECLI:NL:RBGEL:2022:7581

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
9 december 2022
Publicatiedatum
14 december 2023
Zaaknummer
C/05/410924 / ZJ RK 22-1053
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoofdverblijfplaats en zorg- en opvoedingstaken van minderjarige kinderen in echtscheidingsprocedure

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Gelderland, is er een geschil tussen de ouders over de hoofdverblijfplaats en de verdeling van zorg- en opvoedingstaken van hun vijf minderjarige kinderen. De rechtbank heeft op 9 december 2022 uitspraak gedaan in verschillende procedures, waaronder een voorlopige voorzieningenprocedure en een echtscheidingprocedure. De hoofdverblijfplaats van de vier oudste kinderen is bij de vader vastgesteld, terwijl het jongste kind bij de moeder verblijft. De rechtbank heeft ook een zorgregeling vastgesteld, maar oordeelt dat de schriftelijke aanwijzing van de gecertificeerde instelling niet zorgvuldig tot stand is gekomen. De moeder heeft verzocht om de schriftelijke aanwijzing te laten vervallen en om een nieuwe omgangsregeling vast te stellen. De kinderrechter heeft geoordeeld dat de gecertificeerde instelling niet voldoende zorgvuldigheid in acht heeft genomen bij het opstellen van de schriftelijke aanwijzing, waardoor deze geheel is vervallen verklaard. De kinderrechter heeft de moeder in haar verzoek gevolgd, maar heeft het verzoek om een nieuwe omgangsregeling afgewezen, omdat dit al in de hoofdzaak is behandeld.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Zutphen
Zaaknummer: C/05/410924 / ZJ RK 22-1053
Datum uitspraak: 9 december 2022

Beschikking van de kinderrechter over de schriftelijke aanwijzing

in de zaak van

[naam moeder] ,

wonende op een bij deze rechtbank bekend adres,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. F.R.G. Drenth te Baarn,
betreffende:
-
[de minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [de minderjarige 1] ,
-
[de minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [de minderjarige 2] ,
-
[de minderjarige 3], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [de minderjarige 3] ,
-
[de minderjarige 4], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [de minderjarige 4] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

Jeugdbescherming Gelderland, regio Noord,

hierna te noemen: de gecertificeerde instelling,
gevestigd te Apeldoorn,
en

[naam vader] ,

hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. M.V. Scheffer te Utrecht.

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoek met bijlagen van de moeder van 7 november 2022, ingekomen bij de
griffie op 7 november 2022;
- het e-mailbericht met bijlagen van mr. Drenth van 17 november 2022.
Op 22 november 2022 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld. Verschenen zijn:
- de moeder, bijgestaan door mr. Drenth voornoemd,
  • de vader, bijgestaan door mr. Scheffer voornoemd,
  • twee vertegenwoordigers van de gecertificeerde instelling.
Deze zaak is gelijktijdig behandeld met de behandeling van het verzoek van de gecertificeerde instelling om [de minderjarige 5] uit huis te plaatsen, bekend onder zaaknummer: C/05/410259 / ZJ RK 22-997.
De minderjarige [de minderjarige 1] is in het kader van de echtscheidingsprocedure via beeldbellen gehoord op 11 november 2022. De kinderrechter heeft [de minderjarige 1] toen ook in de gelegenheid gesteld om haar mening kenbaar te maken over het contact met haar moeder.

De feiten

De moeder en de vader zijn met elkaar gehuwd. Uit het huwelijk zijn de volgende minderjarige kinderen geboren:
[de minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
[de minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
[de minderjarige 3], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
[de minderjarige 4], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , en
[de minderjarige 5], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] .
Bij beschikking van de kinderrechter van 22 maart 2022 zijn de minderjarige kinderen van partijen onder toezicht gesteld tot 15 maart 2023.
Op 20 juni 2022 heeft de kinderrechter een machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige 1] , [de minderjarige 2] , [de minderjarige 3] en [de minderjarige 4] bij de andere ouder met gezag (de vader) verleend tot 18 juli 2022. Deze maatregel is steeds verlengd. Voor het laatst tot 15 februari 2023.
Het ouderlijk gezag over [de minderjarige 1] , [de minderjarige 2] , [de minderjarige 3] en [de minderjarige 4] wordt uitgeoefend door de ouders.
De gecertificeerde instelling heeft op 31 oktober 2022 in een schriftelijke aanwijzing de contacten tussen de moeder, [de minderjarige 1] , [de minderjarige 2] , [de minderjarige 3] en [de minderjarige 4] beperkt, in die zin dat de kinderen één keer per week één uur begeleide omgang hebben namelijk op woensdag van 16.00 uur tot 17.00 uur.

Het verzoek

De moeder verzoekt de kinderrechter bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
te bepalen dat de schriftelijke aanwijzing van 1 november 2022 geheel dan wel gedeeltelijk vervallen wordt verklaard en dat de kinderrechter zelfstandig een omgangsregeling vaststelt in de zin van artikel 1:265f lid 2 BW, inhoudende dat de kinderen doordeweeks van maandag uit school tot vrijdagochtend bij de moeder verblijven;
te bepalen dat de schriftelijke aanwijzing van 1 november 2022 geheel dan wel gedeeltelijk vervallen wordt verklaard en dat de kinderrechter zelfstandig een omgangsregeling vaststelt in de zin van artikel 1:265f lid 2 BW, inhoudende dat de kinderen van vrijdag uit school tot maandagochtend bij de moeder verblijven;
te bepalen dat de schriftelijke aanwijzing van 1 november 2022 geheel dan wel gedeeltelijk vervallen wordt verklaard en dat de kinderrechter zelfstandig een omgangsregeling vaststelt in de zin van artikel 1:265f lid 2 BW, welke de kinderrechter in het belang van de kinderen acht en welke ruimer is dan de regeling vastgesteld door de gecertificeerde instelling in de schriftelijke aanwijzing van 1 november 2022;
een beslissing neemt zoals de kinderrechter in goede justitie meent te behoren en in het belang van de kinderen acht.
Kort samengevat stelt de moeder zich op het standpunt dat de beslissing van de gecertificeerde instelling niet zorgvuldig tot stand is gekomen, omdat er bijvoorbeeld geen formele aankondiging is gedaan en in de schriftelijke aanwijzing niet is ingegaan op de bezwaren van de moeder. De redenen in de ‘aankondiging’ wijken ook af van de redenen in de schriftelijke aanwijzing en de moeder is niet in de gelegenheid gesteld om zichzelf te verbeteren. Verder stelt de moeder dat er geen noodzaak bestond tot het geven van een schriftelijke aanwijzing, dat de aanwijzing ondeugdelijk en onvoldoende is gemotiveerd en dat het besluit in strijd is met het evenredigheidsbeginsel. Uit het besluit blijkt immers niet dat het belang van de kinderen en de moeder voldoende is meegewogen.
De moeder verzoekt verder om een zorgregeling vast te stellen, waarbij de kinderen doordeweeks bij de moeder verblijven. Dit acht de moeder in hun belang, omdat de kinderen dan naar hun oude school kunnen gaan. Subsidiair verzoekt de moeder om de oude zorgregeling vast te stellen, waarbij de kinderen in het weekend bij haar verblijven. Meer subsidiair verzoekt de moeder om een zorgregeling vast te stellen welke de kinderrechter in het belang van de kinderen acht en welke in ieder geval ruimer is dan de door de gecertificeerde instelling bepaalde zorgregeling.

Het standpunt van de belanghebbenden

de gecertificeerde instelling

Namens de gecertificeerde instelling is naar voren gebracht dat de schriftelijke aanwijzing op een deugdelijke manier tot stand is gekomen. Op 20 oktober 2022 is tijdens een teamoverleg besproken dat er sprake was van een impasse en dat de situatie doorbroken moest worden. De gecertificeerde instelling heeft toen besloten om de vier oudste kinderen volledig bij de vader te plaatsen en het contact met moeder te reduceren. Dit is zowel in een e-mailbericht als in een telefonisch gesprek met de (andere) advocaat van de moeder medegedeeld. Vervolgens is op 21 oktober 2022 aangekondigd dat de zorgregeling vastgesteld zou worden, maar toen was nog niet duidelijk hoe dat juridisch geformaliseerd zou worden en dit heeft uiteindelijk geresulteerd in de schriftelijke aanwijzing. Ten aanzien van de motivering heeft de gecertificeerde instelling naar voren gebracht dat er sprake was van een zorgelijk patroon en dat het patroon doorbroken moest worden. Dat is gebeurd en inmiddels is het gezin in een rustiger vaarwater gekomen. De moeder reageert goed op de kinderen, zij laat zich goed begeleiden en de gecertificeerde instelling heeft grip op de situatie. Nu er sprake is van rust, wil de gecertificeerde instelling de begeleide omgang zo spoedig mogelijk uitbreiden.

de vader

Namens de vader is naar voren gebracht dat de gecertificeerde instelling gesprekken heeft gevoerd met de moeder en haar advocaten. Omdat duidelijkheid noodzakelijk was, is de gecertificeerde instelling overgegaan tot het nemen van een schriftelijke aanwijzing. Wellicht is de procedure wat rommelig verlopen, maar de gecertificeerde instelling heeft er volgens de vader alles aan gedaan om het zo zorgvuldig mogelijk tot stand te laten komen.

De beoordeling

Op grond van artikel 1:263, lid 1, van het Burgerlijk Wetboek (hierna te noemen: BW) kan de gecertificeerde instelling een schriftelijke aanwijzing geven om concrete bedreigingen in de ontwikkeling van de kinderen weg te nemen. Zij kan dit doen indien de met het gezag belaste ouder niet instemt met dan wel niet of onvoldoende medewerking verleent aan de uitvoering van het plan, bedoeld in artikel 4.1.3, lid 1, van de Jeugdwet.
Op grond van artikel 1:264 van het BW kan een met het gezag belaste ouder verzoeken een schriftelijke aanwijzing geheel of gedeeltelijk vervallen te verklaren. De moeder heeft het verzoek tot vervallenverklaring van de schriftelijke aanwijzing ingediend binnen de wettelijke termijn van twee weken en kan daarom in haar verzoek worden ontvangen.
De gecertificeerde instelling is een bestuursorgaan in de zin van artikel 1:1, aanhef onder a, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), zodat de schriftelijke aanwijzing van de gecertificeerde instelling een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Awb is. Dit betekent dat voldaan moet worden aan de eisen van een zorgvuldige voorbereiding en een deugdelijke motivering.
Ten aanzien van de zorgvuldige voorbereiding overweegt de kinderrechter het volgende. Op 19 oktober 2022 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen de gecertificeerde instelling en de ouders. De inhoud van dat gesprek is achterhaald door gebeurtenissen die later hebben plaatsgevonden. Hierdoor zijn de feiten in de vooraankondiging anders dan de feiten waarop de schriftelijke aanwijzing uiteindelijk is gebaseerd. De kinderrechter begrijpt dat de gecertificeerde instelling wilde ingrijpen en de situatie wilde doorbreken, maar de kinderrechter is van oordeel dat het zorgvuldigheidsbeginsel hierbij niet in acht is genomen.
In de aanwijzing met als datum 31 oktober 2022 staat verder vermeld dat op 21 oktober 2022 een aankondiging van de schriftelijke aanwijzing is verstuurd, maar in diezelfde aanwijzing staat vermeld:
“Deze regeling is op 21-10-2022 mondeling en digitaal met mevrouw [naam moeder] en
haar advocaat gedeeld. Op dat moment was nog niet duidelijk in welk juridisch format
deze regeling moest worden verstrekt. Derhalve is deze regeling in een schriftelijke
aanwijzing op 1 november 2022 aan mevrouw [naam moeder] en haar advocaat verstuurd.
De inhoud is zo goed als ongewijzigd.”.
De inhoud van de aanwijzing vindt de kinderrechter tegenstrijdig. Ook vindt de kinderrechter het merkwaardig dat in een aanwijzing van 31 oktober 2022 is opgenomen dat de schriftelijke aanwijzing op 1 november 2022 is verstuurd.
Gelet hierop kan de kinderrechter de vrouw volgen in haar standpunt dat de schriftelijke aanwijzing niet zorgvuldig tot stand is gekomen. De kinderrechter zal de schriftelijke aanwijzing om die reden geheel vervallen verklaren. Nu de kinderrechter in de hoofdzaak (bekend onder zaakgegevens C/05/400182 FZ RK 22-497) een verdeling van zorg- en opvoedingstaken heeft bepaald, verwijst de kinderrechter naar de hoofdzaak en zal zij in deze procedure niet nogmaals een beslissing nemen over het contact tussen de moeder en de vier oudste kinderen. Dit deel van het verzoek van de moeder zal om die reden worden afgewezen.

De beslissing

De kinderrechter:
verklaart de schriftelijke aanwijzing van 1 november 2022 geheel vervallen;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. C.M. Koopman, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. S.P. van der Meer, als griffier en in het openbaar uitgesproken op 9 december 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden.