ECLI:NL:RBGEL:2022:7596

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
27 juni 2022
Publicatiedatum
8 augustus 2024
Zaaknummer
20/4418
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen handhavingsverzoek inzake illegale bebouwing en bestemmingsplan

In deze zaak hebben eisers beroep ingesteld tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente West Betuwe, waarbij hun handhavingsverzoek deels was toegewezen en deels afgewezen. De rechtbank Gelderland heeft op 27 juni 2022 uitspraak gedaan in deze bestuursrechtelijke procedure. De rechtbank oordeelt dat er niet volledig is beslist op het handhavingsverzoek van eisers, die zich verzetten tegen verschillende overtredingen van het bestemmingsplan "Heesseltsche Uiterwaarden". De rechtbank heeft vastgesteld dat er illegale bebouwing aanwezig is op het perceel van de derde-partij, en dat deze niet is meegenomen in de beoordeling door verweerder. De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd voor zover het niet is beslist op het verzoek om handhaving met betrekking tot de houten schuur die tegen het stenen bouwwerk is gebouwd. De rechtbank heeft bepaald dat verweerder een nieuwe beslissing op bezwaar moet nemen, waarbij rekening moet worden gehouden met deze uitspraak. Tevens is verweerder veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht aan eisers.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 20/4418

uitspraak van de enkelvoudige kamer van

in de zaak tussen

[eisers] , te [woonplaats] , eisers

(gemachtigde: mr. R.J. Boogers),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente West Betuwe, verweerder.
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
[derde-partij], te [woonplaats] .

Procesverloop

Bij besluit van 31 december 2019 (het primaire besluit) (kenmerk 0214118605) heeft verweerder het handhavingsverzoek van eisers deels toegewezen en deels afgewezen.
Bij besluit van 7 juli 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder, in afwijking van het advies van de commissie bezwaarschriften, het bezwaar van eisers ongegrond verklaard met aanvulling van de motivering.
Bij besluit van 7 juli 2020 heeft verweerder aan de derde-partij een last onder dwangsom opgelegd.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 maart 2022. Eisers zijn verschenen. Namens verweerder zijn mr. N. Brands en A. Schreuder verschenen. De derde-partij is verschenen.

Overwegingen

Waar gaat deze procedure over?
1. Eisers hebben op 23 maart 2019 verweerder verzocht om handhavend op te treden tegen illegale bebouwing op het perceel van de derde-partij aan de [adres] . De toezichthouder van verweerder heeft bij de controles van 7 mei 2019 en
31 december 2019 verschillende overtredingen vastgesteld. Bij besluit van 31 december 2019 heeft verweerder het handhavingsverzoek van eisers deels toegewezen en deels afgewezen. Bij besluit van 7 juli 2020 (kenmerk 49426) is het bezwaar van eisers tegen het besluit van
31 december 2019 ongegrond verklaard met een aanvullende motivering. Verweerder heeft overwogen dat in het primaire besluit ten onrechte is aangegeven ten aanzien van het stenen schuurtje te gaan handhaven omdat het stenen schuurtje volgens verweerder onder het overgangsrecht valt. Daarnaast heeft verweerder overwogen niet handhavend op te treden tegen de overschrijding van de maximaal bebouwde oppervlakte omdat er sprake is van zicht op legalisatie omdat op 17 juni 2020 een omgevingsvergunning is aangevraagd voor het afwijken van het bestemmingsplan. Het bestemmingsplan biedt de mogelijkheid om met een omgevingsvergunning tot maximaal 10% af te wijken van het maximaal bebouwd oppervlak.
Bij besluit van 7 juli 2020 (kenmerk 50429) is aan de derde-partij [derde-partij] een last onder dwangsom opgelegd. De derde-partij is gelast om:
  • het hekwerk te verwijderen;
  • de kas te verwijderen;
  • de bloembakken te verwijderen;
  • het gebruik van het bijgebouw ten behoeve van de theetuin te beëindigen;
  • het bijgebouw ten behoeve van de theetuin te verwijderen;
  • geen afvalstoffen (o.a. pallets, kratjes en kunststof) te verbranden;
  • de bovenstaande overtredingen ook niet opnieuw te beginnen;
  • aan de last te voldoen voor 2 oktober 2020.
Voor de verschillende overtredingen zijn verschillende te verbeuren bedragen aangegeven.
Bij besluit van 30 september 2020 is de begunstigingstermijn van de last onder dwangsom verlengd tot zes weken na de uitspraak van de rechtbank.
2. Eisers voeren aan dat niet in geschil is dat er tenminste een overschrijding is van 3 m2 aan bebouwd oppervlak ten opzichte van het ter plaatse op grond van het bestemmingsplan “Heesseltsche Uiterwaarden” maximale toegestane bebouwd oppervlak van 472 m2. Verweerder heeft het onevenredig geacht tegen een dergelijke kleine overschrijding handhavend op te treden. Eisers voeren aan dat de overschrijding groter is omdat verweerder ten onrechte een aantal bouwwerken, of delen daarvan, niet heeft meegenomen in de berekening van het aantal bebouwde vierkante meters.
3. Op de percelen is het bestemmingsplan “Heesseltsche Uiterwaarden” van kracht. Op de percelen liggen de enkelbestemming “Wonen” en de dubbelbestemming “Waterstaat - Uiterwaardgebied”.
4. Op het onderstaande overzichtskaartje is aangegeven om welke bouwwerken het in deze procedure gaat:
Geel: De woning [adres] .
Rood: Het stenen bouwwerk dat volgens verweerder onder het overgangsrecht valt met daarnaast de houten schuur die tegen dat bouwwerk is aangebouwd.
Paars: De kas en de bloembakken die op grond van de last onder dwangsom moeten worden verwijderd.
Groen: De woning [adres] .
Blauw: Het bijgebouw ten behoeve van de theetuin en de schuur met afdak/veranda. In het controlerapport is het prieel hierbij ook genoemd.
De houten schuur gebouwd tegen het stenen bouwwerk
5. Eisers voeren aan dat zij verweerder hebben verzocht om handhavend op te treden tegen alle bebouwing die “onwettig en in strijd met de geldende regelgeving” is opgericht op de percelen [adres] . Volgens eisers heeft verweerder de bouwwerken die op de bestemming “Natuur” staan, buiten beschouwing gelaten. Daarom heeft verweerder volgens eisers de oppervlakte van de houten schuur niet meegenomen in de berekening van het aantal toegestane vierkante meters en is ten onrechte geweigerd om handhavend op te treden tegen de houten schuur die tegen het stenen bouwwerk staat. Eisers voeren aan dat het verzoek om handhavend op te treden niet kan worden afgewezen op grond van het overgangsrecht omdat er geen omgevingsvergunning is voor de houten schuur.
5.1.
Verweerder is bij de besluitvorming uitgegaan van het controlerapport met de datum 28 mei 2019. Dit rapport ziet op de controle die heeft plaatsgevonden op 7 mei 2019.
Voor zover eisers hebben verwezen naar een ander controlerapport van 28 mei 2019 waar een ander aantal vierkante meter is opgenomen, is dat controlerapport geen onderdeel van deze procedure omdat het niet aan de besluitvorming ten grondslag is gelegd. Daarnaast staat in dat controlerapport dat de meting niet compleet is.
5.2.
Uit de gedingstukken volgt dat het stenen bouwwerk onderdeel vormde van de voorheen aanwezige steenfabriek en naar het oordeel van de rechtbank is het voldoende aannemelijk dat dit bouwwerk onder het overgangsrecht valt. Daarom heeft verweerder tegen dit bouwwerk terecht niet handhavend opgetreden. De houten schuur die tegen het stenen bouwwerk aanstaat vormde geen onderdeel van de steenfabriek en valt daarom niet onder het overgangsrecht. Uit het hiervoor opgenomen overzichtskaartje blijkt dat de houten schuur niet binnen de woonbestemming en het daarbij behorende bouwvlak valt, maar binnen de bestemming Natuur. Naar het oordeel van de rechtbank had dit gebouw meegenomen moeten worden in de beoordeling van het handhavingsverzoek omdat handhaving is gevraagd ten aanzien van alle illegale bouwwerken op de percelen [adres] . Uit het van toepassing zijnde controlerapport blijkt dat de houten schuur in het geheel niet is meegenomen in de beoordeling. Ter zitting is dat door verweerder bevestigd. Dat betekent dat verweerder ten onrechte niet heeft beslist op dit deel van het handhavingsverzoek van eisers. De beroepsgrond slaagt.
Stenen schuur/veranda
6. Eisers voeren aan dat verweerder bij de vaststelling van het bebouwd oppervlak binnen de woonbestemming (het bouwvlak) ten onrechte 15 m2 buiten beschouwing heeft gelaten van een stenen schuur waartegen een veranda is opgericht. Deze stenen schuur valt volgens eisers binnen de woonbestemming.
7.1.
Uit het besluit van 31 december 2021 blijkt dat bij de controle op 7 mei 2019 alle bouwwerken zijn ingemeten. In het bijbehorende controlerapport van 28 mei 2019 staat dat de schuur/prieel in het blauwe kader een oppervlakte heeft van 56 m2. In het besluit van 31 december 2019 staat echter dat de schuur/veranda een oppervlakte heeft van 41 m2.
De rechtbank maakt uit de gedingstukken en hetgeen op zitting is besproken op dat het door eisers geconstateerde verschil in het aantal vierkante meters komt omdat verweerder de derde-partij in het handhavingsbesluit heeft opgedragen om het prieel ten behoeve van de theetuin te verwijderen omdat dit zonder omgevingsvergunning is gebouwd. Het prieel is wel een bouwwerk, maar omdat het buiten de woonbestemming ligt telt het niet mee in het totale bebouwde oppervlakte binnen het bestemmingsvlak van de enkelbestemming “Wonen”. Het voorgaande betekent dat verweerder de 15 m2 waarnaar eisers wijzen niet heeft hoeven mee nemen in de berekening van het aantal vierkante meters. De beroepsgrond slaagt niet.
De overstekken
8. Eisers voeren aan dat er dichtgebouwde overstekken aanwezig zijn die in totaal 13,5 m2 bedragen. Deze overstekken zijn gelegen binnen de woonbestemming en het bouwvlak. Doordat de overstekken dicht zijn gebouwd voldoen zij niet aan de definitie die is opgenomen in artikel 2.1 en 2.5 van het bestemmingplan. Dit leidt er volgens eisers toe dat ten onrechte is besloten om niet handhavend op te treden tegen de dichtbebouwde overstekken.
8.1.
De woning [adres] heeft overstekken. Dit is te zien op de foto’s in het controlerapport van 28 mei 2019. In het controlerapport staat dat de overstekken zijn gemeten. Er staat dat de woning een oppervlakte heeft van 290 m2 en dat indien de overstekken worden meegerekend de oppervlakte 330 m2 is.
Deze overstekken zijn niet allemaal meegenomen in de beoordeling van het oppervlak van de woning. Dat komt omdat op grond van artikel 2.5 van de planregels de oppervlakte van het bouwwerk moet worden vastgesteld tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk. Uit de brief van verweerder van 20 mei 2020 aan de commissie bezwaarschriften blijkt dat de toezichthouder de bouwwerken buitenwerks heeft ingemeten. Daarnaast is tijdens de zitting vast komen te staan dat bij de berekening de overstekken zijn meegenomen die door de gemachtigde van eisers op pagina 6 van het beroepschrift zijn gearceerd. Deze overstekken zijn uitgebouwd. Deze overstekken passen binnen de wijze van meten zoals in artikel 2.5 van de planregels is opgenomen. Eisers hebben niet aannemelijk gemaakt dat het inmeten van de bebouwing niet op de juiste wijze is uitgevoerd. Dat betekent dat verweerder terecht is uitgegaan van de metingen die in het controlerapport zijn opgenomen. De rechtbank oordeelt dat verweerder op grond van het voorgaande van mocht uitgaan dat de bebouwing op juiste wijze is ingemeten en dat er terecht voor is gekozen om niet handhavend op te treden tegen de overstekken. De beroepsgrond slaagt niet.
Redenering 3 m2 onjuist
9. Eisers voeren aan dat verweerder ten onrechte stelt dat 3 m2 niet kan worden afgebroken vanwege de bestaande bebouwing omdat dit bouwtechnisch niet of nauwelijks uitvoerbaar zou zijn en dit kan leiden tot aantasting van de bestaande ruimtelijke kwaliteit.
9.1.
Uit de gedingstukken blijkt dat het bijgebouw ten behoeve van de theetuin (dat deels binnen de woonbestemming ligt) moet worden verwijderd. Binnen de woonbestemming resteren na de last onder dwangsom woningen van 132 m2 en 290 m2, en de schuur/veranda van 41 m2 Dat is in totaal 463 m2. Hierdoor is er geen overschrijding van het maximale toegestane bebouwde oppervlakte van 472 m2. De beroepsgrond slaagt niet.
Schending artikel 7:9 Awb
10. Voor zover eisers hebben betoogd dat er nieuwe feiten en omstandigheden waren die niet zijn gedeeld met eisers is de rechtbank daarvan niet gebleken. De beroepsgrond slaagt niet.
Parasols
11. Namens eisers wordt gesteld dat de parasols, die niet zijn waargenomen tijdens de controle, een klaarblijkelijk gevaar van een overtreding opleveren. Omdat de parasols in het seizoen weer worden geplaatst is er naar hun mening sprake van gegronde vrees voor herhaling, waardoor handhavend optreden wel gepast is. De parasols hebben volgens eisers een gezamenlijk oppervlak van 30 m2.
11.1.
De rechtbank oordeelt dat verweerder terecht niet heeft opgetreden tegen de parasols.
Verweerder heeft in december 2019 gecontroleerd doordat eisers toen uit het mediationtraject zijn gestapt en een ingebrekestelling hebben gestuurd in verband met het niet tijdig beslissen op het handhavingsverzoek. Verweerder heeft vervolgens een besluit genomen op basis van de situatie op dat moment en niet op basis van een situatie van meer dan een half jaar daarvoor. Dat de parasols redelijk eenvoudig geplaatst kunnen worden betekent niet dat er sprake is van een klaarblijkelijk gevaar van een overtreding die met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid zal plaatsvinden. De beroepsgrond slaagt niet.
Indien de parasols opnieuw worden geplaatst hebben eisers de mogelijkheid om verweerder te verzoeken om handhaving.
Conclusie
12. Het beroep is gegrond. De rechtbank zal het bestreden besluit vernietigen, voor zover daarbij niet is beslist op het verzoek om handhaving met betrekking tot de in rechtsoverweging 5 bedoelde houten schuur, gebouwd tegen het stenen bouwwerk.
13. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eisers het door hen betaalde griffierecht vergoedt.
14. De rechtbank veroordeelt verweerder in de volgende door eisers gemaakte proceskosten. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde in de beroepsprocedure levert 2 punten op (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen op de zitting) met een waarde per punt van € 759 en met een wegingsfactor 1. Totaal wordt toegekend wordt € 1.518. Van overige voor vergoeding in aanmerking komende kosten is niet gebleken.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit, voor zover daarbij niet is beslist op het verzoek om handhaving met betrekking tot de in rechtsoverweging 5 bedoelde houten schuur, gebouwd tegen het stenen bouwwerk;
  • draagt verweerder op een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen met in achtneming van deze uitspraak;
  • bepaalt dat verweerder het door eisers betaalde griffierecht van € 178 aan hen vergoedt;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 1.518.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.J.M. Besselink, rechter, in tegenwoordigheid
van mr. M.H. Dijkman, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op:
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.