ECLI:NL:RBGEL:2022:877
Rechtbank Gelderland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de vaststelling van de hoge eigen bijdrage op grond van de Wet langdurige zorg door de rechtbank Gelderland
In deze uitspraak van de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, wordt het beroep van de erven van [betrokkene] tegen de vaststelling van de hoge eigen bijdrage voor het zorgjaar 2020 beoordeeld. De erven hebben beroep ingesteld tegen het besluit van 11 december 2020, waarbij de hoge eigen bijdrage voor het verblijf van betrokkene in een zorginstelling is vastgesteld op basis van de inkomensgegevens van 1 januari 2020. Betrokkene is op 14 maart 2021 overleden, maar de erven hebben de procedure willen voortzetten. De rechtbank heeft op 10 december 2021 de zaak behandeld, waarbij de gemachtigde van verweerder, Centraal Administratiekantoor B.V., aanwezig was.
De rechtbank oordeelt dat de vaststelling van de hoge eigen bijdrage op basis van de peildatum van 1 januari 2020 correct is. De erven betogen dat betrokkene geen eigen vermogen meer had op het moment dat zij in de zorginstelling ging wonen, maar de rechtbank stelt vast dat de regelgeving voorschrijft dat het vermogen aan het begin van het kalenderjaar moet worden vastgesteld. De rechtbank concludeert dat de wet- en regelgever bewust heeft gekozen voor deze regeling om de eigen verantwoordelijkheid van cliënten te bevorderen en de Wlz betaalbaar te houden.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de vaststelling van de hoge eigen bijdrage in stand blijft. De erven hebben niet aannemelijk gemaakt dat de nadelige gevolgen van het besluit onevenredig zijn in verhouding tot de doelen die met het besluit worden gediend. De beslissing is openbaar uitgesproken op 18 februari 2022, en tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.