ECLI:NL:RBGEL:2023:1152

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
6 maart 2023
Publicatiedatum
7 maart 2023
Zaaknummer
05-220461-22
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte wegens ontucht, feitelijke aanranding van de eerbaarheid en bezit van kinderporno

Op 6 maart 2023 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van ontucht, feitelijke aanranding van de eerbaarheid en het verwerven en bezitten van kinderporno. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 9 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar. De zaak kwam aan het licht na een aangifte van de moeder van het slachtoffer, die meldde dat haar dochter door de verdachte was gedwongen om naaktfilmpjes van zichzelf te maken en deze naar hem te sturen via Instagram. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de tenlastelegging, ondanks het ontbreken van lichamelijk contact tussen de verdachte en het slachtoffer. De rechtbank benadrukte dat de gedragingen van de verdachte, waaronder het geven van instructies aan het slachtoffer en het dreigen met openbaarmaking van eerder gemaakte beelden, voldoende waren om te spreken van ontuchtige handelingen. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer, dat op het moment van de feiten 12 jaar oud was en gediagnosticeerd met autisme en ADD. De rechtbank legde ook bijzondere voorwaarden op, waaronder een meldplicht bij de reclassering en verplichte ambulante behandeling, om recidive te voorkomen. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan het slachtoffer voor zowel materiële als immateriële schade, in totaal € 1.076,56, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05/220461-22
Datum uitspraak : 6 maart 2023
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] .
Raadsvrouw: mr. H.H. Jansen, advocaat in Apeldoorn.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
20 februari 2023.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 17 juni 2021 te Elspeet, althans in Nederland, door geweld en/of één of meer andere feitelijkheden en/of door bedreiging met geweld en/of met één of meer andere feitelijkheden [naam slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] , heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten
- het brengen van één of meer vingers in haar (eigen) vagina en/of
- het betasten en/of tonen van haar (eigen) vagina en/of
- het betasten en/of tonen van haar borsten waarbij dat geweld en/of die één of meer andere feitelijkheden en/of de bedreiging met geweld en/of één of meer andere feitelijkheden er in hebben bestaan dat verdachte
- ( via instagram) die [naam slachtoffer] (telkens) de opdracht heeft gegeven (binnen een aantal minuten) filmpjes te maken van haar borsten en/of haar vagina (waarbij zij haarzelf moest betasten en/of een vinger in haar vagina moest brengen) waarna zij deze filmpjes aan hem, verdachte, moest toezenden en/of
- ( hierbij/vervolgens) te dreigen deze filmpjes en/of eerdere foto's/filmpjes openbaar te maken en/of toe te zenden aan vrienden en/of familieleden van die [naam slachtoffer] als zij dit niet zou doen, althans woorden van soortgelijke dreigende en/of dwingende aard en/of strekking;
2
hij op of omstreeks 17 juni 2021 te Elspeet, althans in Nederland, met [naam slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] , die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten
- het die [naam slachtoffer] laten brengen van één of meer vingers in haar (eigen) vagina en/of
- het die [naam slachtoffer] laten betasten en/of tonen van haar (eigen) vagina en/of
- het die [naam slachtoffer] laten betasten en/of tonen van haar borsten
en dit (telkens) door die [naam slachtoffer] te laten filmen en (vervolgens) aan verdachte toe te sturen door middel van instagram en/of chat-/internetgesprekken;
3
hij op of omstreeks 17 juni 2021 te Elspeet, althans in Nederland, een of meer afbeelding(en), te weten 3 video’s heeft vervaardigd en/of verworven en/of in bezit gehad en/of zich daartoe door middel van een geautomatiseerd werk en/of met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang verschaft, terwijl op die afbeelding(en) (een) seksuele gedraging(en) zichtbaar is/zijn, waarbij (telkens) een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, te weten [naam slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] was betrokken of schijnbaar was betrokken welke voornoemde seksuele gedraging(en) – zakelijk weergegeven – bestond(en) uit:
het met (een) vinger(s)/hand vaginaal penetreren van het (eigen) lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt en/of het met (een) vinger(s)/hand betasten en/of aanraken van het (eigen) geslachtsdeel en/of borsten van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
(VID_77610921_235115_042.mp4, p. 21 procesdossier)
(VID_77770428_184324_036.mp4, p. 21 procesdossier)
(VID_77780413_234415_322.mp4, p. 22 procesdossier).
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de feiten 1, 2 en 3.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft ten aanzien van feit 1 gesteld dat bewijs ontbreekt dat verdachte heeft gedreigd de foto’s en filmpjes van het slachtoffer toe te zenden aan familieleden van het slachtoffer. Voor het overige heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Ten aanzien van feit 2 heeft de verdediging opgemerkt dat het de vraag is of bewezen kan worden verklaard dat sprake is van het plegen van ontuchtig handelen met een minderjarige, nu geen sprake is geweest van lichamelijk contact tussen verdachte en het slachtoffer. Rekening houdend met de vaste rechtspraak hierover heeft de raadsvrouw zich echter gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De raadsvrouw heeft zich wat betreft feit 3 ook gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
Feiten 1, 2 en 3
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [moeder slachtoffer] , p. 6-8;
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 20-22;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 20 februari 2023.
Feit 2: ontuchtig handelen zonder lichamelijke aanraking
Ten aanzien van de vraag of sprake is van het plegen van ontuchtig handelen
meteen minderjarige, overweegt de rechtbank als volgt.
Voorop moet worden gesteld dat van het plegen van ontuchtige handelingen met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren als bedoeld in artikel 247 van het Wetboek Strafrecht ook sprake kan zijn als geen lichamelijke aanraking tussen de verdachte en het slachtoffer heeft plaatsgevonden. Of in een zodanig geval de gedraging of gedragingen van de verdachte – al dan niet in hun onderlinge samenhang bezien – het plegen van ontuchtige handelingen met het slachtoffer opleveren, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt in het bijzonder betekenis toe aan het antwoord op de vraag of en zo ja, in hoeverre tussen de verdachte en het slachtoffer enige voor het plegen of dulden van ontucht relevante interactie heeft plaatsgevonden (HR 27 oktober 2020, ECLI:NL:HR:2020:1675 en vgl. HR 30 november 2004, ECLI:NL:HR:2004:AQ0950).
In het onderhavige geval heeft verdachte niet alleen via Instagram het slachtoffer gedwongen om hem naaktfilmpjes toe te sturen, maar daarbij ook concrete instructies aan het slachtoffer gegeven over de wijze waarop zij die opdracht moest uitvoeren. Uit de bewijsmiddelen volgt immers dat verdachte het slachtoffer – onder dreiging van het verspreiden van eerder gemaakte naaktbeelden van het slachtoffer – heeft geïnstrueerd haar vagina te tonen, (een) vinger(s) in haar vagina te brengen en haar borsten te tonen en te betasten.
De rechtbank is daarom van oordeel dat – ondanks het ontbreken van lichamelijk contact – er in het onderhavige geval een zodanige interactie tussen verdachte en het slachtoffer heeft plaatsgevonden dat sprake is geweest van ontucht ‘met’ iemand, zoals bedoeld in artikel 247 van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank acht feit 2 dan ook wettig en overtuigend bewezen.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1,2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1
hij op
of omstreeks17 juni 2021 te Elspeet
, althans in Nederland, door geweld en/of één of meer andere feitelijkheden en/ofdoor bedreiging met
geweld en/of met één of meer anderefeitelijkheden [naam slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] , heeft gedwongen tot het plegen
en/of duldenvan
een of meerontuchtige handelingen, te weten
- het brengen van één of meer vingers in haar
(eigen
)vagina en
/of
- het betasten en
/oftonen van haar
(eigen
)vagina en
/of
- het betasten en
/oftonen van haar borsten waarbij
dat geweld en/of die één of meer andere feitelijkheden en/ofde bedreiging met
geweld en/of één of meer anderefeitelijkheden er in hebben bestaan dat verdachte
-
(via Instagram
)die [naam slachtoffer] (telkens) de opdracht heeft gegeven
(binnen een aantal minuten
)filmpjes te maken van haar borsten en
/ofhaar vagina,
(waarbij zij haarzelf moest betasten en
/ofeen vinger in haar vagina moest brengen
), waarna zij deze filmpjes aan hem, verdachte, moest toezenden en
/of
-
(hierbij/vervolgens
)te dreigen deze filmpjes en/of eerdere foto's/filmpjes openbaar te maken en
/oftoe te zenden aan vrienden
en/of familieledenvan die [naam slachtoffer] als zij dit niet zou doen, althans woorden van soortgelijke dreigende en
/ofdwingende aard en/of strekking;
2
hij op
of omstreeks17 juni 2021 te Elspeet
, althans in Nederland,met [naam slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] , die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt,
een of meerontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten
- het die [naam slachtoffer] laten brengen van één of meer vingers in haar
(eigen
)vagina en
/of
- het die [naam slachtoffer] laten betasten en/
oftonen van haar
(eigen
)vagina en
/of
- het die [naam slachtoffer] laten betasten en
/oftonen van haar borsten
en dit
(telkens
)door die [naam slachtoffer] te laten filmen en
(vervolgens
)aan verdachte toe te sturen door middel van Instagram
en/of chat-/internetgesprekken;
3
hij op
of omstreeks17 juni 2021 te Elspeet
, althans in Nederland, een of meerafbeelding
(en
), te weten 3 video’s heeft
vervaardigd en/ofverworven en
/ofin bezit gehad
en/of zich daartoe door middel van een geautomatiseerd werk en/of met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang verschaft, terwijl op die afbeelding
(en
) (een)seksuele gedraging
(en
)zichtbaar
is/zijn, waarbij
(telkens
)een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, te weten [naam slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] was betrokken,
of schijnbaar was betrokkenwelke voornoemde seksuele gedraging
(en
)– zakelijk weergegeven – bestond
(en
)uit:
het met (een) vinger(s)/hand vaginaal penetreren van het
(eigen
)lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt en
/ofhet met (een) vinger(s)/hand betasten en
/ofaanraken van het
(eigen
)geslachtsdeel en
/ofborsten van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
(VID_77610921_235115_042.mp4, p. 21 procesdossier)
(VID_77770428_184324_036.mp4, p. 21 procesdossier)
(VID_77780413_234415_322.mp4, p. 22 procesdossier).
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het dwingen tot het plegen van ontuchtige handelingen door verdachte is bewezen verklaard als feitelijke aanranding van de eerbaarheid, terwijl de ontuchtige handelingen die onder feit 1 zijn beschreven ook onder feit 2 bewezen zijn verklaard als het plegen van ontuchtige handelingen. Verdachte heeft de kinderpornografische video’s waarop voormelde ontuchtige handelingen zichtbaar zijn verworven en in bezit gehad (feit 3), hetgeen ook is bewezen verklaard. In zoverre is sprake van ééndaadse samenloop. De rechtbank zal daar bij de strafoplegging rekening mee houden.
Het onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde levert op:
de eendaadse samenloop van
feitelijke aanranding van de eerbaarheid
en
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen
en
een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, verwerven en in bezit hebben, meermalen gepleegd.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 14 maanden, waarvan 7 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met als bijzondere voorwaarden een meldplicht en ambulante behandeling.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair bepleit dat aan verdachte een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf dient te worden opgelegd, met oplegging van de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden. Subsidiair heeft zij bepleit dat aan verdachte – naast een voorwaardelijke gevangenisstraf – een taakstraf kan worden opgelegd.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft het destijds 12-jarige slachtoffer, onder bedreiging van verspreiding van naaktbeelden van haarzelf, gedwongen ontuchtige handelingen met zichzelf te verrichten. Daarbij heeft hij haar gedwongen deze seksuele handelingen te filmen en de video’s aan hem te sturen, waarmee hij zich schuldig heeft gemaakt aan het verwerven en het bezit van kinderporno. Verdachte heeft met zijn handelen ernstig inbreuk gemaakt op zowel de lichamelijke als de geestelijke integriteit van het slachtoffer. Het is algemeen bekend dat jeugdige slachtoffers van dergelijke delicten daarvan later nadelige, psychische gevolgen kunnen ondervinden. Dit geldt in het bijzonder voor het slachtoffer in deze zaak, dat is gediagnostiseerd met autisme en ADD en dat een sociaal/emotionele achterstand heeft. Uit de ter zitting voorgelezen slachtofferverklaring kwam duidelijk naar voren dat de feiten een enorme impact op het leven van het slachtoffer hebben en zij ondervindt nog steeds de gevolgen van hetgeen haar door verdachte is aangedaan.
Uit het reclasseringsadvies van 7 februari 2023 volgt dat verdachte ten tijde van de bewezenverklaarde feiten depressieve gevoelens ervoer en dat bij hem sprake was van buitensporig gokgedrag. De reclassering ziet dan ook het psychosociaal functioneren en gokgedrag als criminogene factoren. Ondanks dat verdachte momenteel niet over de financiële middelen beschikt, blijft hij de behoefte hebben om te gokken. Omdat dit gokgedrag een criminogene factor is en van invloed is op zijn psychosociaal functioneren, adviseert de reclassering om door middel van een forensisch kader gedragsverandering te bewerkstelligen, met het doel om het matig-hoge recidivegevaar te verminderen. De reclassering schat in dat verdachte niet zelfstandig naar hulpverlening zal gaan en daarom acht zij een reclasseringstoezicht nodig. Zij adviseert dan ook een (deels) voorwaardelijke straf aan verdachte op te leggen met een meldplicht en verplichte medewerking aan ambulante behandeling als bijzondere voorwaarden.
Vanwege de ernst van de bewezenverklaarde feiten kan naar oordeel van de rechtbank niet worden volstaan met een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf met daarbij een taakstraf, zoals door de raadsvrouw bepleit. Dat zou geen recht doen aan de ernst van de feiten en bovendien geldt in het onderhavige geval het zogenoemde taakstrafverbod als bedoeld in artikel 22b, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht. Mede gelet op de jonge leeftijd van het slachtoffer, het feit dat verdachte is doorgegaan met het slachtoffer te dwingen tot het verrichten van seksuele handelingen, terwijl zij aangaf dat ze zo jong was en het er zwaar mee had, en de ernstige gevolgen voor het slachtoffer, acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, waarvan 9 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren passend. De rechtbank legt een lagere straf op dan de straf die door de officier van justitie is gevorderd, omdat zij aansluiting zoekt bij straffen die doorgaans voor de bewezen verklaarde feiten worden opgelegd.
Een deel van de gevangenisstraf wordt voorwaardelijk opgelegd, om verdachte in de toekomst ervan te weerhouden opnieuw een strafbaar feit te plegen én zodat verdachte in het kader van de op te leggen bijzondere voorwaarden verplicht wordt zich te laten behandelen. De rechtbank legt de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden op, te weten een meldplicht bij de reclassering en een verplichte ambulante behandeling.

8.De beoordeling van de civiele vordering

De benadeelde partij [naam slachtoffer] , vertegenwoordigd door haar moeder [moeder slachtoffer] , heeft in verband met de feiten 1 en 2 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 10.426,56 aan materiële schade, € 1.000,- aan immateriële schade en daarnaast € 4.235,- aan proceskosten, alles vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen voor een bedrag van € 1.426,56, bestaande uit de gevorderde reiskosten, het bedrag aan eigen risico voor de rechtsbijstandsverzekering en de immateriële schade, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Voor het overige gevorderde deel aan materiële schade en proceskosten heeft de officier van justitie verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering te verklaren.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de immateriële schade gematigd dient te worden tot € 500,- nu de jurisprudentie waarnaar wordt verwezen in de vordering, niet vergelijkbaar is met het onderhavige geval. De verdediging heeft zich wat betreft de reiskosten gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Verder heeft de verdediging zich ten aanzien van de gevorderde € 10.000,- voor ‘overige schadeposten’ op het standpunt gesteld dat er onvoldoende grond is om aan te nemen dat sprake zal zijn van nog niet ingetreden schade en de vordering van deze schadepost daarom afgewezen dient te worden. Ten aanzien van de kosten van rechtsbijstand heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat een benadeelde partij van een zedenmisdrijf in aanmerking komt voor gratis rechtsbijstand. Nu de benadeelde partij zelf de keuze heeft gemaakt van deze gratis rechtsbijstand af te zien, dienen deze proceskosten te worden afgewezen omdat kosten die uit deze keuze voortvloeien niet aan verdachte kunnen worden toegerekend. De verdediging heeft subsidiair gesteld dat de ‘fixed fee’ in rekening is gebracht bij de verzekeraar en dat deze schade derhalve niet is geleden door de benadeelde partij. De schade voor de benadeelde partij is beperkt gebleven tot betaling van het eigen risico, aldus de verdediging.
Overweging van de rechtbank
Materiële schade
Ten aanzien van de gevorderde materiële kosten die zien op de door de benadeelde partij gemaakte reiskosten is uit het onderzoek ter terechtzitting voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden.
Reiskosten
De benadeelde partij heeft een bedrag van € 76,56 gevorderd in verband met door haar en haar wettelijk vertegenwoordiger gemaakte reiskosten. De vordering van deze schadepost is niet betwist. Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk. De vordering kan daarom voor een bedrag van € 76,56 worden toegewezen. Verdachte is vanaf 20 februari 2023 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
Aanvullende vordering overige schadeposten
De benadeelde partij heeft een bedrag van € 10.000,- aan overige schadeposten gevorderd, omdat op dit moment niet precies duidelijk is wat de impact van de bewezenverklaarde feiten is op haar geestelijke gezondheid. Deze schadepost is niet onderbouwd. De rechtbank verklaart de benadeelde partij daarom niet-ontvankelijk in de vordering van deze schadepost.
Immateriële schade
De rechtbank is van oordeel dat uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat met de door verdachte gepleegde ontucht en feitelijke aanranding van de eerbaarheid een ernstige inbreuk is gemaakt op de lichamelijke integriteit van de benadeelde partij, waardoor zij in haar persoon is aangetast. De grondslag van deze gevorderde schade is ook niet betwist.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de aard en de ernst van de normschending, aannemelijk is dat de benadeelde partij door het bewezen verklaarde handelen rechtstreeks nadeel is toegebracht dat niet uit vermogensschade bestaat. Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk. Naar maatstaven van billijkheid, rekening houdend met de aard en de ernst van het feit en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare zaken plegen toe te wijzen, zal de rechtbank het volledig gevorderde schadebedrag van € 1.000,- toewijzen. Verdachte is vanaf 17 juni 2021 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
Proceskosten
De benadeelde partij heeft een bedrag van € 4.235,- aan kosten voor rechtsbijstand gevorderd en een bedrag van € 350,- in verband met het door haar ouders verschuldigde eigen risico van de rechtsbijstandverzekering. Uit de toelichting ter zitting is gebleken dat de kosten voor rechtsbijstand in totaal € 4.235 bedragen, inclusief € 350,- eigen risico. Verder is toegelicht dat de ouders het bedrag van € 350,- aan eigen risico daadwerkelijk zelf hebben betaald. De rest van de rechtsbijstand kosten is vergoed door de verzekering. De rechtbank is, gelet hierop, van oordeel dat voldoende aannemelijk is geworden dat de benadeelde partij proceskosten heeft gemaakt voor een bedrag van € 350,- en zal de proceskosten op dat bedrag begroten. De proceskosten zullen voor wat betreft het overige niet worden meegenomen, nu deze zijn vergoed door de verzekering en dus niet rechtstreeks zijn geleden door de benadeelde partij.
Totaalbedrag
Dit maakt dat het totale bedrag aan schadevergoeding op € 1.076,56 uitkomt en de proceskosten tot op heden op € 350,- worden begroot.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Toegekende proceskosten zijn daarbij niet inbegrepen. Als het toegewezen bedrag niet wordt betaald, kunnen 20 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 55, 57, 240b, 246 en 247 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden;
 bepaalt dat
een gedeelte van deze gevangenisstraf, te weten 9 maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van drie jaren niet heeft gehouden aan de volgende voorwaarden:
 stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
 stelt als bijzondere voorwaarden dat:
- verdachte zich binnen 3 dagen na het ingaan van de proeftijd bij Reclassering Nederland op het adres Rosariumstraat 41 te Apeldoorn meldt en zich gedurende de proeftijd zal blijven melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt om het reclasseringstoezicht uit te voeren. Hieronder valt ook het meewerken aan huisbezoeken;
- verdachte meewerkt aan diagnostiek en zich gedurende de proeftijd laat behandelen door Transfore of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
 stelt als overige voorwaarden dat:
  • verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het ten behoeve van het vaststellen van haar identiteit afnemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
  • verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht. De medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht zijn daaronder begrepen.
 geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van deze bijzondere voorwaarden en tot begeleiding van verdachte ten behoeve daarvan;
  • veroordeelt verdachte in verband met de feiten onder nummers 1 en 2 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [naam slachtoffer] van € 76,56 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 februari 2023 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald en € 1.000 aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 juni 2021 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op € 350,-;
 verklaart de benadeelde partij [naam slachtoffer] voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering tot materiële schade;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [naam slachtoffer] , een bedrag te betalen van € 1.076,56 aan materiële en immateriële schade. Het bedrag van € 76,56 wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 februari 2023 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Het bedrag van € 1.000 wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 juni 2021 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 20 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. Y. Yeniay-Cenik (voorzitter), mr. T.C. Henniphof en
mr. W.H.S. Duinkerke, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A. Hessel, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 6 maart 2023.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [naam verbalisant] van de politie Oost-Nederland, team zeden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer 2021373444, gesloten op 18 augustus 2022 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.