Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
1.de vennootschap onder firma [eis in conv sub 1] VOF,
2. [eis in conv sub 2] ,
3. [eis in conv sub 3] ,
gemachtigde: mr. E. van Sark,
Rechtbank Gelderland
In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 18 januari 2023 een tussenuitspraak gedaan in een civiele procedure over een overeenkomst tot de overname van een inburgeringsschool. De eiser, een vennootschap onder firma, heeft zich beroepen op onvoorziene omstandigheden als gevolg van de coronacrisis, met als argument dat deze omstandigheden de uitvoering van de overeenkomst fundamenteel hebben verstoord. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat er geen sprake is van een fundamentele verstoring van het evenwicht in de overeenkomst, noch dat het doel van de overeenkomst onbereikbaar is geworden. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de coronamaatregelen weliswaar als onvoorziene omstandigheden kunnen worden gekwalificeerd, maar dat deze niet van dien aard zijn dat de gedaagde partij geen ongewijzigde instandhouding van de overeenkomst mocht verwachten. De rechtbank heeft de gedaagde partij veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 19.762,50 aan de eiser, vermeerderd met contractuele rente en buitengerechtelijke incassokosten. De proceskosten zijn eveneens voor rekening van de gedaagde partij gesteld. De uitspraak benadrukt het belang van de contractuele verplichtingen en de risico's die inherent zijn aan bedrijfsovernames, vooral in het licht van onvoorziene omstandigheden zoals de coronacrisis.