ECLI:NL:RBGEL:2023:1332

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
8 maart 2023
Publicatiedatum
14 maart 2023
Zaaknummer
9744400
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake betaling van hoofdsom en proceskosten door gedaagde in verband met ongeoorloofde roodstand op betaalrekening

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, op 8 maart 2023 een vonnis gewezen in een civiele procedure tussen ING Bank N.V. als eisende partij en een gedaagde partij die niet is verschenen. De procedure volgde op een tussenvonnis van 10 augustus 2022, waarin de eisende partij werd opgedragen om de stellingen in de dagvaarding nader toe te lichten. De eisende partij, vertegenwoordigd door Flanderijn Gerechtsdeurwaarders, heeft de gedaagde partij opgeroepen om te verschijnen, maar deze is niet verschenen.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde partij op 15 januari 2018 een betaalrekening bij ING heeft geopend, waarbij een kwartaallimiet van € 2.000,00 was toegestaan. De eisende partij stelde dat de gedaagde partij ongeoorloofd rood stond, wat leidde tot een vordering van € 2.040,87 aan hoofdsom en rente. De kantonrechter heeft de vordering getoetst aan de dwingende bepalingen van het Europees consumentenrecht en geconcludeerd dat de eisende partij recht had op betaling van de hoofdsom, ondanks de mogelijkheid van vernietiging van de kwartaallimiet.

De kantonrechter heeft de gedaagde partij in het ongelijk gesteld en veroordeeld tot betaling van € 1.798,21, vermeerderd met wettelijke rente, en de proceskosten. De uitspraak is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door de kantonrechter mr. D. Vergunst op 8 maart 2023.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK GELDERLAND
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaakgegevens 9744400 \ CV EXPL 22-1836 \ 676 \ 40141
uitspraak van 8 maart 2023
vonnis
in de zaak van
de naamloze vennootschap ING Bank N.V.
gevestigd te Amsterdam
eisende partij
gemachtigde Flanderijn Gerechtsdeurwaarders
tegen
[gedaagde]
wonende te Arnhem
gedaagde partij
niet verschenen

1.Het procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 10 augustus 2022 en het daarin genoemde processtuk
- de akte van de eisende partij en het betekende exploot.
1.2.
Bij tussenvonnis is de eisende partij bevolen om de stellingen in de dagvaarding nader toe te lichten, zodat de kantonrechter in staat is om te beoordelen of de vordering onrechtmatig of ongegrond is en daarbij te beslissen of er aanleiding is om het Europees consumentenrecht ambtshalve toe te passen. De eisende partij heeft vervolgens bij akte op het tussenvonnis gereageerd. Daarnaast heeft de eisende partij de gedaagde partij bij exploot van 27 september 2022 opgeroepen op woensdag 5 oktober 2022 te verschijnen en onder meer het tussenvonnis van 10 augustus 2022 en de akte aan de gedaagde partij betekend.
1.3.
Daarna is vonnis bepaald.

2.De beoordeling

2.1.
Omdat de voorgeschreven termijnen en formaliteiten in acht zijn genomen, wordt tegen de gedaagde partij verstek verleend.
2.2.
Aan de hand van het gestelde in de dagvaarding en de akte van de eisende partij is de vordering getoetst aan de dwingende bepalingen van het Europees consumentenrecht. Daaromtrent wordt het volgende overwogen.
2.3.
De gedaagde partij heeft op 15 januari 2018 een betaalrekening bij ING geopend. Het was niet geoorloofd op die bankrekening rood te staan. Op 4 juli 2019 heeft de gedaagde partij een kwartaallimiet verkregen. Zij mocht daarmee tot maximaal € 2.000,00 rood staan tegen 9,9% rente per jaar en zij moest er voor zorgen dat ze gedurende minimaal 24 uur per drie maanden een positief saldo op haar betaalrekening had (geoorloofde roodstand).
2.4.
De eisende partij stelt dat de ongeoorloofde roodstand op de betaalrekening, anders dan zij in de dagvaarding stelde, niet enkel ontstaan is door een roodstand op de bankrekening, maar ook voortvloeide uit de aan de bankrekening gekoppelde kwartaallimiet. Na beëindiging van die kwartaallimiet op 7 april 2021 stond de gedaagde partij niet enkel een bedrag van € 17,56 ongeoorloofd rood (het bedrag dat de kwartaallimiet overschreed), maar het gehele bedrag van € 2.017,56.
2.5.
De kwartaallimiet valt onder art. 7:57 lid 1 aanhef en onder d BW. Het betreft een geoorloofde debetstand op een rekening. De eisende partij gaf de gedaagde partij daarmee de mogelijkheid bedragen op te nemen die het beschikbare tegoed op de rekening van de gedaagde partij te boven gingen. Anders dan de eisende partij is de kantonrechter van oordeel dat de uitzondering van art. 7:58 lid 2, aanhef en onder e BW niet van toepassing is. Er is namelijk geen sprake van een kredietovereenkomst zonder rente en andere kosten of van een kredietovereenkomst met slechts onbetekenende kosten. De rente die de gedaagde partij verschuldigd was (rente ING Rood Staan en rente buiten limiet) bedroeg namelijk 9,9%. Artikel 7:58 lid 3 BW geldt wel, zodat sprake is van een verlicht regime. Een kredietwaardigheidstoets moest wel plaatsvinden.
2.6.
Ambtshalve toetsing van de kwartaallimiet kan ertoe leiden dat de overeenkomst met betrekking tot deze limiet moet worden vernietigd (bijvoorbeeld als geoordeeld wordt dat sprake is van schending van de kredietwaardigheidstoets). In geval van een vernietiging zal de gedaagde partij wel de bestedingen aan de eisende partij moeten terugbetalen, maar is zij geen rente of kosten voor het krediet aan de eisende partij verschuldigd. Eventueel al door haar betaalde rente en kosten moeten dan in mindering worden gebracht op het terug te betalen krediet.
2.7.
De eisende partij had haar vordering in de dagvaarding als volgt onderbouwd:
  • € 2.040,87 hoofdsom
  • € 24,38rente tot dagvaarding
€ 2.065,25 totaal
Deze vordering had ze beperkt tot € 500,00. Bij akte heeft de eisende partij haar vordering vermeerderd naar een bedrag van € 1.798,21 aan hoofdsom. Dit is het bedrag dat in ieder geval verschuldigd is, aldus de eisende partij, ook als tot vernietiging van de kwartaallimiet wordt overgegaan. De totaal in rekening gebrachte rente bedraagt namelijk € 242,66 en als deze uit de vordering wordt gehaald, resteert een bedrag van (€ 2.040,87 - € 242,66 =) € 1.798,21. Nu de eisende partij geen rente vordert, maar enkel hoofdsom, is de vordering toewijsbaar en kan in het midden blijven of de kwartaallimiet vernietigd moet worden. De vordering, gebaseerd op enkel hoofdsom, komt namelijk niet onrechtmatig of ongegrond voor.
2.8.
De gedaagde partij wordt in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten dragen.

3.De beslissing

De kantonrechter
3.1.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van € 1.798,21, vermeerderd met de wettelijke rente over de (openstaande) hoofdsom gerekend vanaf de dag van de dagvaarding tot de dag der algehele voldoening;
3.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, tot deze uitspraak aan de kant van ING vastgesteld op € 129,74 aan dagvaardingskosten, € 365,00 aan griffierecht en € 199,00 aan salaris voor de gemachtigde;
3.3.
verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
3.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. D. Vergunst en in het openbaar uitgesproken op 8 maart 2023