ECLI:NL:RBGEL:2023:15

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
2 januari 2023
Publicatiedatum
3 januari 2023
Zaaknummer
C/05/411215 / KZ ZA 22-168
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontruiming van een woning na beëindiging van een affectieve relatie

In deze zaak heeft de rechtbank Gelderland op 2 januari 2023 uitspraak gedaan in een kort geding tussen eiseres en gedaagde, die een affectieve relatie hebben gehad. Eiseres, die eigenaar is van de woning en een garagebox, heeft gedaagde, die zonder recht of titel in de woning verblijft, verzocht om de woning en garagebox te verlaten. Eiseres heeft de samenlevingsovereenkomst met gedaagde opgezegd en vordert ontruiming van de woning, medewerking aan de verkoop van de onroerende zaken, en de mogelijkheid om haar persoonlijke eigendommen op te halen zonder aanwezigheid van gedaagde. Gedaagde heeft verweer gevoerd en stelt dat hij ook rechten heeft op de woning, maar de voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat gedaagde geen recht heeft om in de woning te blijven wonen. De voorzieningenrechter heeft gedaagde een termijn van twee maanden gegeven om de woning te verlaten en heeft hem ook verplicht om eiseres de gelegenheid te geven haar persoonlijke spullen op te halen. De overige vorderingen van eiseres zijn afgewezen, en er is een dwangsom opgelegd voor het geval gedaagde niet aan de veroordelingen voldoet. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zutphen
zaaknummer / rolnummer: C/05/411215 / KZ ZA 22-168
Vonnis in kort geding van 2 januari 2023
in de zaak van
[eiser],
wonende op een geheim adres, voor deze zaak woonplaats kiezende te [woonplaats] , gemeente [gemeentenaam] ,
eiseres,
advocaat mr. P. Wieringa te Zaandam,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
verschenen in persoon.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de mondelinge behandeling.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] en [gedaagde] hebben een affectieve relatie gehad. [eiser] heeft de samenlevingsovereenkomst tussen partijen per 16 april 2021 opgezegd.
2.2.
[eiser] heeft op 26 juli 2019 een woning en een losse garagebox gekocht van [gedaagde] . [gedaagde] woont tot op heden in de woning en heeft daar de afgelopen 20 jaar gewoond. Partijen hebben tijdens hun relatie gezamenlijk in de woning gewoond en de garage gezamenlijk gebruikt. [eiser] heeft tevens een hypotheekrecht gevestigd op de woning ter zekerheid van een door haar afgesloten hypothecaire lening. De lening staat alleen op haar naam.
2.3.
[eiser] heeft gedurende de relatie van partijen alleen de eigenaarslasten en de verbruikslasten van de woning betaald. [eiser] betaalt tot op heden de eigenaarslasten, waaronder de aflossing van de hypothecaire lening.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert samengevat – dat de voorzieningenrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. [gedaagde] veroordeelt om de woning, alsmede de garagebox, binnen twee weken na betekening van het in deze te wijzen vonnis te verlaten en verlaten te houden, op straffe van een dwangsom ad € 5.000,00 per dag of dagdeel waarmee [gedaagde] hiermee in gebreke blijft.
II. [gedaagde] beveelt medewerking te verlenen aan de – op basis van een overeenkomst van opdracht – inschakeling van een verkoopmakelaar [naam Makelaar] dan wel een andere makelaar naar de keuze van [eiser] als de eerstgenoemde makelaar de opdracht niet aanvaardt of wanneer de opdracht met die makelaar eindigt – in de verkoop brengen en verkopen van de onroerende zaken, daaronder begrepen bezichtigingen, waarbij de verkoopmakelaar de vraag en verkoopprijs, voor zover mogelijk in overleg met partijen, zal bepalen.
III. [gedaagde] beveelt om [eiser] binnen één week na betekening van het in deze te wijzen vonnis gedurende één dag in de gelegenheid te stellen zelfstandig- en dus zonder aanwezigheid van [gedaagde] , haar persoonlijke eigendommen op te halen uit de woning, alsmede uit de garagebox, op straffe van een dwangsom van € 5.000,00 per dag of dagdeel waarmee [gedaagde] hiermee in gebreken blijft.
IV. [eiser] machtigt om – wanneer zij geen toegang tot de woning en de garagebox krijgt – de sloten ervan te vervangen en te voorzien van nieuwe sloten waarvan alleen [gedaagde] de sleutels heeft.
V. [eiser] machtigt om – wanneer zij nog wel toegang tot de woning en de garagebox heeft – de sloten van deze onroerende zaken te vervangen.
VI. [gedaagde] veroordeelt in de kosten van dit geding, te vermeerderen met een bedrag aan nasalaris advocaat.
3.2.
[eiser] legt aan haar vorderingen het volgende ten grondslag. [eiser] is eigenaar van de woning en [gedaagde] verblijft daar zonder recht of titel. Verder heeft [gedaagde] gedreigd de persoonlijke eigendommen van [eiser] te vernietigen. [eiser] vordert daarom dat zij gedurende één dag in de gelegenheid wordt gesteld om zelfstandig en zonder aanwezigheid van [gedaagde] haar persoonlijke eigendommen uit de woning mee te nemen. Daarnaast weet [gedaagde] niet of zij nog toegang tot de woning heeft, maar zij wil in ieder geval de sloten vervangen zodat [eiser] geen toegang meer tot de woning heeft. Ten slotte wil [eiser] de mogelijkheid hebben om de woning in de verkoop te zetten ook als [gedaagde] niet uit de woning vertrekt.
3.3.
[gedaagde] voert het volgende als verweer aan. Partijen hadden gezamenlijk een transportonderneming waarvan [eiser] de administratie deed. De afhandeling van de verdeling van het bedrijf kan niet los worden gezien van de verkoop van de woning. Het klopt dat [eiser] als enige eigenaar is van de woning. Het was alleen de bedoeling dat [gedaagde] ook eigenaar zou worden als hun financiële situatie dit toe zou laten. [eiser] heeft echter door wangedrag en met voorbedachten rade alle financiële middelen uit het bedrijf onttrokken voordat zij de relatie verbrak. [gedaagde] wil de woning wel overnemen maar hij heeft als gevolg van het handelen van [eiser] diverse schulden en een BKR-registratie. [eiser] kan het wangedrag van [gedaagde] bewijzen maar daarvoor moet hij wel de mogelijkheid krijgen om een procedure tegen haar te starten met behulp van een advocaat. Tevens heeft [gedaagde] toegang nodig tot alle administratie en bedrijfsgegevens die [eiser] heeft verwijderd. Op dit moment kan hij geen inzicht krijgen in de financiën van het bedrijf.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
[gedaagde] is verschenen ter zitting en heeft gevraagd of het kort geding uitgesteld kan worden omdat het hem niet is gelukt om een advocaat te vinden op zo’n korte termijn. Door zijn psychische gesteldheid is het noodzakelijk dat hij wordt bijgestaan door een advocaat. [eiser] wil niet dat de zaak wordt uitgesteld. Volgens [eiser] staat [gedaagde] niet onder bewind of curatele. De wettelijke termijn van één week tussen betekening van de dagvaarding en de zitting is in acht genomen en [eiser] heeft zich gehouden aan de minimale termijn van artikel 117 Rv. De voorzieningenrechter heeft ter zitting deze zaak inhoudelijk behandeld en [gedaagde] heeft de gelegenheid gehad om zich te verweren tegen de vorderingen van [eiser] . Na de zitting, op 8 december 2022, heeft de voorzieningenrechter beslist op het verzoek van [gedaagde] en hem de gelegenheid gegeven om binnen twee weken een advocaat in te schakelen. Er heeft zich binnen deze termijn geen advocaat (definitief) gesteld. De voorzieningenrechter wijst daarom vonnis.
Spoedeisend belang
4.2.
[gedaagde] heeft niets aangevoerd over het spoedeisend belang van [eiser] . Omdat de vordering gaat over het opeisen van eigendom door de eigenaar, is er sprake van een spoedeisend belang.
4.3.
[gedaagde] heeft bevestigd dat [eiser] de eigenaar is van de woning. [gedaagde] heeft daarom geen recht om in de woning te blijven wonen. Hij is geen eigenaar en hij heeft ook geen ander recht, bijvoorbeeld een huurovereenkomst, waarom hij op grond van de wet in de woning mag blijven wonen. De voorzieningenrechter kan niet beoordelen of het juist is wat [gedaagde] over [eiser] zegt. Maar zelfs als het klopt wat [gedaagde] zegt over [eiser] , dan heeft hij nog steeds geen recht om in de woning te blijven wonen. Ook dan blijft [eiser] de eigenaar en die heeft het recht om te zeggen dat [gedaagde] niet meer in de woning mag blijven wonen. Hetzelfde geldt voor de garagebox. [gedaagde] wordt daarom verplicht om de woning en de garagebox te verlaten. De voorzieningenrechter geeft [gedaagde] wel een termijn van twee maanden. [eiser] heeft niet gesteld waarom het noodzakelijk is dat de woning op korte termijn wordt verlaten, de situatie is immers al ruim 1,5 jaar zo. De vordering onder I wordt daarom toegewezen, maar met een andere termijn zodat [gedaagde] nog twee maanden de mogelijkheid heeft om andere woonruimte te vinden en te verhuizen.
4.4.
[gedaagde] moet [eiser] verder de mogelijkheid geven om haar persoonlijke spullen op te halen zonder dat [gedaagde] daarbij aanwezig is. De verhouding tussen partijen is slecht en [eiser] wil niet met [gedaagde] geconfronteerd worden. Dat recht heeft zij. [gedaagde] moet dit binnen één week na betekening van het vonnis doen. De vordering onder III wordt daarom ook toegewezen.
4.5.
De rechtbank wijst de overige vorderingen af. Zolang [gedaagde] de woning nog niet hoeft te verlaten, mag [eiser] niet de sloten vervangen waardoor [gedaagde] de woning niet meer in kan. Zodra [gedaagde] de woning heeft verlaten, kan [eiser] zonder toestemming van [gedaagde] of de voorzieningenrechter de sloten vervangen. [eiser] heeft daarom geen belang bij de vordering tot vervanging van de sloten. [gedaagde] is niet de eigenaar van de woning en hoeft daarom ook niet mee te werken aan de verkoopopdracht aan de makelaar. Hij hoeft ook niet mee te beslissen over de verkoopprijs of het op andere wijze in de verkoop brengen van de woning. [gedaagde] dient wel mee te werken aan de bezichtigingen maar niet is gesteld dat hij dit zal weigeren.
Dwangsom
4.6.
De vordering tot het opleggen van een dwangsom wordt toegewezen. Dit betekent dat [gedaagde] een bedrag van € 5.000,00 aan [eiser] moet betalen voor elke dag of deel van een dag, dat hij de woning na het verlopen van de termijn onder 5.1 niet verlaat. Hij moet dit bedrag ook betalen voor elke dag of deel van een dag, dat hij [eiser] niet een dag de mogelijkheid geeft om, binnen de termijn onder 5.2 genoemd, zonder dat hij aanwezig is, haar persoonlijke spullen op te halen. De dwangsom wordt beperkt tot een maximum van € 30.000,00.
4.7.
Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om de woning aan de [adres] , alsmede de garagebox aan de [adres 2] , binnen twee maanden na betekening van dit vonnis te verlaten en verlaten te houden,
5.2.
beveelt [gedaagde] om binnen één week na betekening van dit vonnis [eiser] gedurende één dag in de gelegenheid te stellen zelfstandig – en dus zonder aanwezigheid van [gedaagde] – haar persoonlijke eigendommen op te halen uit de woning aan de [adres] , alsmede uit de garagebox aan de [adres 2] ,
5.3.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] een dwangsom te betalen van € 5.000,00 voor iedere dag of gedeelte daarvan dat hij niet aan de in 5.1 en 5.2 uitgesproken veroordelingen voldoet, tot een maximum van € 30.000,00 is bereikt,
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.F.A. Bierbooms en in het openbaar uitgesproken op 2 januari 2023.
ls/pb