ECLI:NL:RBGEL:2023:178

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
11 januari 2023
Publicatiedatum
17 januari 2023
Zaaknummer
05/311867-20, 05/248846-21 (gev. ttz.)
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het voorhanden hebben van vuurwapens en drugs met vrijspraak voor witwassen

Op 11 januari 2023 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het voorhanden hebben van verschillende wapens en een aanzienlijke hoeveelheid drugs. De rechtbank oordeelde dat de verdachte schuldig was aan het voorhanden hebben van 3 gaspistolen, knalpatronen, kogelpatronen, een boksbeugel, een werpmes, een valmes, een vilmes, 2 ploertendoders en 3 luchtdrukgeweren. Daarnaast werd hij veroordeeld voor het aanwezig hebben van ruim 900 gram wiet, ruim 4 gram hasj, 10 gram MDMA, bijna 2 gram amfetamine en ruim 60 gram MDMA. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 8 maanden op, waarbij rekening werd gehouden met de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan. De verdachte werd echter vrijgesproken van (medeplichtigheid aan) witwassen, omdat er onvoldoende bewijs was voor zijn betrokkenheid bij dit feit. De rechtbank verklaarde de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke straf niet-ontvankelijk, omdat deze al volledig was ten uitvoer gelegd. De uitspraak volgde na een openbare terechtzitting op 28 december 2022, waar de verdachte aanwezig was met zijn raadsvrouw, mr. S.A.C. de Ridder.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/311867-20, 05/248846-21 (gev. ttz.) en 10-681137-17 (TUL)
Datum uitspraak : 11 januari 2023
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortejaar 1973] in [geboorteplaats] ,
met als postadres de [adres] ,
Raadsvrouw: mr. S.A.C. de Ridder, advocaat in ’s-Hertogenbosch.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 28 december 2022.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
parketnummer 05/311867-20
1
hij op of omstreeks 8 december 2020 te Arnhem een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet Wapen en Munitie en/of munitie van categorie III van de Wet Wapens en Munitie, te weten:
- een vuurwapen (pistool) ( [merk 1] ), zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool, en/of
- een patroonhouder ( [merk 1] ) en/of tien, althans een of meer (knal)patronen, in ieder geval een hoeveelheid munitie, voorhanden heeft gehad;
2
hij op of omstreeks 8 december 2020 te Arnhem een wapen van categorie I, onder 3° van de Wet wapens en munitie, te weten een boksbeugel, voorhanden heeft gehad;
3
hij op of omstreeks 8 december 2020 te Arnhem opzettelijk aanwezig heeft gehad 64,42 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende 3.4-methyleendioxymethamfetamine (MDMA), zijnde 3.4-methyleendioxymethamfetamine (MDMA) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
parketnummer 05/248846-21
1
hij op of omstreeks 15 september 2021 te Arnhem
- ( een) wapen(s) van categorie I, onder 7° van de Wet wapens en munitie, te weten een door de Minister van Justitie en Veiligheid aangewezen voorwerp dat een ernstige bedreiging van personen kon vormen en/of dat zodanig op een wapen geleek dat deze voor bedreiging of afdreiging geschikt was, namelijk een balletjesgeweer (merk [merk 2] ) en/of een balletjesgeweer (merk [merk 3] ) en/of een luchtdrukgeweer (merk onbekend, serienummer [nummer] en/of (daarbij) een verlengstuk van de loop), en/of
- ( een) wapen van categorie I, onder 1° van de Wet wapens en munitie, te weten een valmes, en/of
- ( een) wapen(s) van categorie I, onder 3° van de Wet wapens en munitie, te weten een een vilmes en/of twee ploertendoders (telkens) voorhanden heeft gehad;
2
hij op of omstreeks 15 september 2021 te Arnhem
- ( een) wapen(s) van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een gaspistool (merk [merk 4] ) en/of een gaspistool (merk [merk 5] ), zijnde (een) vuurwapen(s) in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool, en/of
- ( in totaal) 60, althans een of meer knalpatronen en/of twee kogelpatronen, in ieder geval munitie van categorie III, en/of
- een wapen van categorie III, onder 3, van de Wet wapens en munitie te weten een werpmes
(telkens) voorhanden heeft gehad;
3
hij op of omstreeks 15 september 2021 te Arnhem (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad (in totaal) ongeveer 10,64 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA en/of ongeveer 1,94 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde MDMA en/of amfetamine(telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
4
hij op of omstreeks 15 september 2021 te Arnhem (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad (in totaal) ongeveer 916,343 gram hennep en/of 4,291 gram hasj, in elk geval (in totaal) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van hennep en/of een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasj), waaraan geen andere substanties waren toegevoegd, zijnde hennep en/of hasj (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
5
hij op of omstreeks 25 oktober 2020, te Arnhem en/of te Emmen en/of te Best, in ieder geval in Nederland, (in totaal) € 7.832,81, in ieder geval een of meer geldbedrag(en) heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen, heeft omgezet, en/of gebruik heeft gemaakt terwijl hij, verdachte, wist dat dat/die geldbedrag(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
een of meer onbekend gebleven personen op of omstreeks 25 oktober 2020 te Arnhem en/of te Emmen en/of te Best, in ieder geval in Nederland (in totaal) € 7.832,81, in ieder geval een of meer geldbedrag(en) heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen, heeft omgezet, en/of gebruik heeft gemaakt, terwijl die onbekend gebleven personen wist dat dat/die geldbedrag(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf,
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 25 oktober 2020 te Arnhem en/of te Emmen en/of te Best, in ieder geval in Nederland opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door zijn, verdachtes bankpas en/of (bijbehorende) pincode voor het opnemen van dat/die geldbedrag(en) aan die onbekend gebleven personen beschikbaar te stellen.

2.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

parketnummer 05/311867-20 [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan feiten 1, 2 en 3.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich wat betreft feiten 1 en 2 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Zij heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van feit 3 omdat verdachte niet wist dat de drugs in de tas aanwezig was en hij de drugs daarom niet opzettelijk aanwezig heeft gehad.
Beoordeling door de rechtbank
Feit 1
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal aanhouding verdachte [verdachte] , p. 9;
- het proces-verbaal onderzoek wapen, p. 23-24;
- het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , p. 38-39.
Feit 2
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 30;
- het proces-verbaal onderzoek wapen, p. 31;
- het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , p. 42.
Feit 3
Verdachte werd op 8 december 2020 in Arnhem aangehouden wegens overtreding van de Wet wapens en munitie en vervolgens overgebracht naar het politiebureau. [2] Tijdens het verplaatsten van de tas die verdachte bij zich had, voelde een verbalisant dat er nog spullen in zaten. Hij opende de tas en zag hierin onder meer een doorzichtige zak met 83 paarskleurige pillen. Hij vermoedde dat dit XTC-pillen waren. [3]
De aangetroffen pillen wogen in totaal 64,42 gram netto. Er werd een monster van deze pillen genomen en het bleek dat dit monster MDMA bevatte; een middel dat is vermeld op lijst I, behorende bij de Opiumwet. [4]
Verdachte heeft verklaard dat de tas die hij bij zich had van hem is. Hij heeft verklaard dat de paarse pillen ('schedeltjes salmiak') partypillen voor oud en nieuw waren. [5] Het waren ongeveer 70 pillen. Deze pillen heeft hij besteld om zelf met vrienden te gebruiken en hij heeft ze van getuige [getuige] . Hij gebruikt ook af en toe XTC. Deze drugs hebben op verdachte een 'joviaal effect'. [6]
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of verdachte de drugs opzettelijk aanwezig heeft gehad. De zak met XTC-pillen lag in de tas die verdachte bij zich had. Verdachte heeft verklaard dat het zijn tas was. Daarnaast wist hij welke drugs in de tas waren aangetroffen en heeft hij verklaard dat hij die drugs voor eigen gebruik bij zich had. Naar het oordeel van de rechtbank kan op basis van bovenvermelde bewijsmiddelen vastgesteld worden dat verdachte de drugs opzettelijk aanwezig heeft gehad en de rechtbank zal daarom feit 3 bewezen verklaren.
parketnummer 05/248846-21 [7]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan feiten 1, 2, 3, 4 en het onder feit 5 primair tenlastegelegde.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich wat betreft feiten 1, 2, 3 en 4 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Ten aanzien van feiten 3 en 4 heeft de raadsvrouw opgemerkt dat de middelen niet zijn getest door het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI). Zij heeft verder betoogd dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder feit 5 primair tenlastegelegde omdat er geen sprake is van verwerven, voorhanden hebben of overdragen van het geldbedrag. Daarnaast heeft verdachte een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring afgelegd over het geld dat op zijn bankrekening aanwezig was. Deze verklaring is niet nader onderzocht door het Openbaar Ministerie, aldus de raadsvrouw. De raadsvrouw heeft zich daarnaast op het standpunt gesteld dat verdachte ook dient te worden vrijgesproken van hetgeen hem onder feit 5 subsidiair ten laste is gelegd omdat hij geen opzet had op het misdrijf en de ondersteuning daarbij.
Beoordeling door de rechtbank
Feit 1
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 24-25;
- het proces-verbaal van bevindingen onderzoek wapens, p. 62a, 62c en 62d-62e;
- het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , p. 107-108 en 110.
Feit 2
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 24-25;
- het proces-verbaal onderzoek wapen, p. 42-43;
- het proces-verbaal onderzoek wapen, p. 51-52;
- het proces-verbaal van bevindingen onderzoek wapens, p. 62c;
- het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , p. 107-108.

Feit 3

Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 24;
- het proces-verbaal onderzoek verdovende middelen, p 37 en 39;
- het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , p. 108-109.
Met betrekking tot de opmerking van de raadsvrouw dat het NFI de inbeslaggenomen pillen niet heeft getest, overweegt de rechtbank het volgende. Een NFI-rapportage, waarin het NFI conclusies trekt over de geteste middelen, ontbreekt weliswaar in het dossier, maar uit een indicatieve drugstest is gebleken dat de aangetroffen middelen, die zijn vermeld onder feit 3, respectievelijk 5,92 gram MDMA, 1,94 gram amfetamine en 4,72 gram MDMA bevatten.
Verdachte heeft bovendien verklaard dat het MDMA en amfetaminen betroffen, dat deze van hem waren én wat de werking van deze middelen is. Ook heeft hij verklaard dat de drugs voor eigen gebruik waren en dat hij deze drugs gebruikt om zijn dagen draaglijker maken.
Gelet op het samenstel van voormelde bewijsmiddelen, de verklaring van verdachte over de middelen en de context waarin al deze middelen werden aangetroffen, acht de rechtbank in dit geval ook zonder een NFI-rapportage bewezen dat het inbeslaggenomen materiaal MDMA en amfetamine bevat, zoals ten laste gelegd onder feit 3. De rechtbank zal dan ook feit 3 bewezen verklaren.
Feit 4
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 24-25;
- het proces-verbaal onderzoek verdovende middelen, p 36;
- het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , p. 108-109.
Feit 5
Aangeefster [aangever] werd op 25 oktober 2020 door iemand gebeld die zich voordeed als medewerker van de ABN-bank en die haar vertelde dat zij haar spaartegoed moest veiligstellen en geld moest overmaken naar een SNS-rekening. Aangeefster heeft € 7.832,81 naar de opgegeven rekening overgemaakt. Dit bleek de rekening van verdachte te zijn, die destijds in Emmen woonde. Bij een pinautomaat in Emmen is dezelfde dag € 5.000,- gepind van verdachtes rekening. Verdachte heeft ontkend dat hij aangeefster heeft gebeld en gevraagd geld over te maken naar zijn rekening. Hij verbleef in Duitsland. Hijzelf en zijn toenmalige vriendin konden gebruik maken van het pasje, dat op enig moment ook is zoekgeraakt.
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het primair en subsidiair ten laste gelegde feit 5. Weliswaar heeft [aangever] geld overgeboekt naar de bankrekening van verdachte, maar het dossier bevat onvoldoende bewijs dat verdachte hier een rol in heeft gespeeld. Niet kan worden vastgesteld dat verdachte betrokken was bij de oplichting van [aangever] , dat hij wist van de overboekingen op zijn rekening en/of dat hij een rol had bij het contant opnemen van het geld van zijn rekening. Bovendien is de rechtbank van oordeel dat het openbaar ministerie de verklaring van verdachte niet voldoende heeft onderzocht. Uit het procesdossier blijkt niet dat nader onderzoek is gedaan naar de ex-vriendin van verdachte. Ook is het beweerde verblijf van verdachte in Duitsland gedurende de periode waarin het feit werd gepleegd niet nader onderzocht. Naar het oordeel van de rechtbank ontbreekt voldoende wettig en overtuigend bewijs voor betrokkenheid van verdachte bij het onder feit 5 primair en subsidiair tenlastegelegde en daarom zal de rechtbank hem daarvan vrijspreken.

3.De bewezenverklaring

parketnummer 05/311867-20
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1
hij op
of omstreeks8 december 2020 te Arnhem een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet Wapen en Munitie en
/ofmunitie van categorie III van de Wet Wapens en Munitie, te weten:
- een vuurwapen (pistool) ( [merk 1] ), zijnde een vuurwapen in de vorm van een
geweer, revolver en/ofpistool, en
/of
- een patroonhouder ( [merk 1] ) en
/of tienacht
, althans een of meer (knal
)patronen
, in ieder geval een hoeveelheid munitie,voorhanden heeft gehad;
2
hij op
of omstreeks8 december 2020 te Arnhem een wapen van categorie I, onder 3° van de Wet wapens en munitie, te weten een boksbeugel, voorhanden heeft gehad;
3
hij op
of omstreeks8 december 2020 te Arnhem opzettelijk aanwezig heeft gehad 64,42 gram
, in elk geval een hoeveelheidvan een materiaal bevattende 3.4-methyleendioxymethamfetamine (MDMA), zijnde 3.4-methyleendioxymethamfetamine (MDMA) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I
, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
parketnummer 05/248846-21
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1
hij op
of omstreeks15 september 2021 te Arnhem
-
(een)wapen
(s
)van categorie I, onder 7° van de Wet wapens en munitie, te weten een door de Minister van Justitie en Veiligheid aangewezen voorwerp dat een ernstige bedreiging van personen kon vormen en/of dat zodanig op een wapen geleek dat deze voor bedreiging of afdreiging geschikt was, namelijk een balletjesgeweer (merk [merk 2] ) en
/ofeen balletjesgeweer (merk [merk 3] ) en
/ofeen luchtdrukgeweer (merk onbekend, serienummer [nummer] en
/of(daarbij) een verlengstuk van de loop
), en
/of
-
(een
)wapen van categorie I, onder 1° van de Wet wapens en munitie, te weten een valmes, en
/of
-
(een)wapen
(s
)van categorie I, onder 3° van de Wet wapens en munitie, te weten een vilmes en
/oftwee ploertendoders
(telkens
)voorhanden heeft gehad;
2
hij op
of omstreeks15 september 2021 te Arnhem
-
(een)wapen
(s
)van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een gaspistool (merk [merk 4] ) en
/ofeen gaspistool (merk [merk 5] ), zijnde
(een)vuurwapen
(s
)in de vorm van een
geweer, revolver en/ofpistool, en
/of
-
(in totaal
)60
, althans een of meerknalpatronen en
/oftwee kogelpatronen,
in ieder gevalzijnde munitie van categorie III, en
/of
- een wapen van categorie III, onder 3, van de Wet wapens en munitie, te weten een werpmes
(telkens
)voorhanden heeft gehad;
3
hij op
of omstreeks15 september 2021 te Arnhem
(telkens
)opzettelijk aanwezig heeft gehad
(in totaal
)ongeveer 10,64 gram,
in elk geval een hoeveelheidvan een materiaal bevattende MDMA en
/ofongeveer 1,94 gram,
in elk geval een hoeveelheidvan een materiaal bevattende amfetamine, zijnde MDMA en
/ofamfetamine
(telkens
)een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I
, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
4
hij op
of omstreeks15 september 2021 te Arnhem
(telkens
)opzettelijk aanwezig heeft gehad
(in totaal
)ongeveer 916,343 gram hennep en
/of4,291 gram hasj,
in elk geval (in totaal) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van hennep en/of een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasj), waaraan geen andere substanties waren toegevoegd,zijnde hennep en
/ofhasj
(telkens
)een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II
, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
parketnummer 05/311867-20
feit 1:
de eendaadse samenloop van
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het
feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III;
feit 2:
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
feit 3:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet
gegeven verbod.
parketnummer 05/248846-21
feit 1:
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd;
feit 2:
de eendaadse samenloop van
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het
feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, meermalen gepleegd;
feit 3:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet
gegeven verbod;
feit 4:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet
gegeven verbod.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden, met aftrek van de tijd die hij in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gesteld dat de rechtbank bij bepaling van de straf dient mee te wegen dat onduidelijk is of verdachte voldoende op zijn rechten – onder meer zijn recht op bijstand van een advocaat – is gewezen toen hij toestemming gaf voor de doorzoeking van zijn woning en kelderbox en of op dat moment aan verdachte is uitgelegd waarvoor hij toestemming gaf. Verder heeft de raadsvrouw gesteld dat de rechtbank bij de bepaling van de straf rekening dient te houden met de gevolgen die de bestuursrechtelijke procedure voor verdachte heeft gehad: de burgemeester heeft namelijk de woning van verdachte gesloten met als gevolg dat verdachte dakloos is geraakt. De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat – gelet op voorgaande – aan verdachte alleen een voorwaardelijke (gevangenis)straf dient te worden opgelegd.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich meermalen schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van gaspistolen en op echte vuurwapens lijkende geweren, een hoeveelheid (knal)patronen en diverse andere steek- en slagwapens en het aanwezig hebben van een aanzienlijke hoeveelheid hard- en softdrugs. Dit zijn ernstige strafbare feiten. Het onbevoegd voorhanden hebben van deze wapens maakt een ernstige inbreuk op de rechtsorde en leidt tot gevoelens van onveiligheid in de samenleving. Illegaal wapenbezit hoort niet thuis in de maatschappij en dient krachtig te worden bestreden.. Door het aanwezig hebben van de (hard)drugs heeft verdachte daarnaast bijgedragen aan de instandhouding van het illegale drugscircuit. Het is algemeen bekend dat het bestaan van dit drugscircuit nadelige maatschappelijke gevolgen kent, waaronder gezondheidsschade voor drugsgebruikers. Het drugscircuit gaat bovendien doorgaans gepaard met andere vormen van criminaliteit.
Ten aanzien van de persoon van verdachte heeft de rechtbank acht geslagen op de inhoud van zijn strafblad van 23 november 2022, waaruit blijkt dat hij – ook de afgelopen 5 jaren – meermalen voor soortgelijke overtredingen van de Wet wapens en munitie en de Opiumwet is veroordeeld. Deze veroordelingen hebben hem er kennelijk niet van weerhouden zich opnieuw aan dergelijke strafbare feiten schuldig te maken. Anderzijds heeft de rechtbank rekening gehouden met artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht aangezien verdachte in 2022 wegens een ander feit is veroordeeld tot een taakstraf van 40 uren en in datzelfde jaar een strafbeschikking wegens een ander feit kreeg.
Over de vermeende onrechtmatigheid van de doorzoeking overweegt de rechtbank als volgt. Niet is gebleken dat de doorzoeking van de woning en kelderbox van verdachte onrechtmatig was, nu hij expliciet toestemming heeft gegeven voor die doorzoeking. De rechtbank gaat ervan uit dat verdachte voldoende wist wat de consequenties waren van de doorzoeking, immers hij was kort daarvoor aangehouden wegens het voorhanden hebben van wapens die in zijn woning lagen, een strafbaar feit waarvoor hij ook in het verleden meermalen is veroordeeld.
De raadsvrouw heeft gesteld dat de woning van verdachte enige tijd is gesloten en dat de rechtbank daar bij bepaling van de straf rekening mee dient te houden. Dit is echter een bestuursrechtelijke, door de burgemeester opgelegde maatregel, die verdachte had kunnen voorzien. De rechtbank ziet hierin geen reden voor strafvermindering.
Het voorhanden hebben van deze wapens en drugs, mede gelet op de aangetroffen hoeveelheden en de omstandigheden waaronder de wapens zijn aangetroffen, is zodanig ernstig dat dit in beginsel oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigt. De rechtbank ziet net als de reclassering geen ruimte meer voor oplegging van een voorwaardelijk strafdeel met bijzondere voorwaarden. Eerdere voorwaardelijke straffen hebben verdachte er namelijk niet van weerhouden zich opnieuw schuldig te maken aan soortgelijke strafbare feiten. Daarnaast weigert verdachte medewerking aan een gesprek met reclassering. Gelet op de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden, met aftrek van het voorarrest, passend.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8.De vordering tot tenuitvoerlegging (parketnummer 10-681137-17)

De rechtbank heeft verdachte op 23 november 2017 veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 14 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. De rechtbank heeft op 6 juni 2018 de gedeeltelijke tenuitvoerlegging van die straf bevolen, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 1 maand. De politierechter heeft op 15 april 2020 de proeftijd met 3 jaren verlengd en op 21 juli 2021 tenuitvoerlegging van het resterende deel van de voorwaardelijke gevangenisstraf bevolen.
De officier van justitie vordert de tenuitvoerlegging van de resterende gevangenisstraf, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden. Hij heeft naar voren gebracht dat de justitiële documentatie niet overeenstemt met zijn informatie over de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke gevangenisstraf van 23 november 2017. In dit geval moet de justitiële documentatie gevolgd worden, omdat daarin staat welke deel van de voorwaardelijke gevangenisstraf al ten uitvoer is gelegd.
Uit de justitiële documentatie volgt dat de gehele voorwaardelijke straf van 4 maanden al ten uitvoer is gelegd. De rechtbank zal om die reden de vordering niet-ontvankelijk verklaren.

9.De beoordeling van het beslag

De officier van justitie heeft gevorderd de in beslag genomen voorwerpen, die zijn vermeld op de lijst van inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen, verbeurd te verklaren. Ten aanzien van het beslag heeft de raadsvrouw geen opmerkingen gemaakt.
De rechtbank zal beslissen dat de volgende in beslag genomen voorwerpen, te weten het werpmes (‘ [merk 6] ’, goednummer PL0600-2021433939-2593636) en het geweer van het merk [merk 7] (inclusief magazijn, goednummer PL0600-2021433939-2593650), met betrekking tot welke onder parketnummer 05/248846-21 genoemde feiten 1 en 2 zijn begaan, worden onttrokken aan het verkeer omdat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang en de wet.
De rechtbank zal beslissen dat de volgende in beslag genomen voorwerpen, te weten de dolk (‘ [merk 8] ’, goednummer PL0600-2021433939-2594123), de 3.100 stalen pallets voor een balletjespistool (goednummers PL0600-2021433939-2593938 en PL0600-2021433939-2593935), de 4.000 plastic balletjes (goednummer PL0600-2021433939-2594281), de [merk 9] palletlader (goednummer PL0600-2021433939-2594222), de 2 accu's en een oplader (goednummer PL0600-2021433939-2594098) en de 2 ‘lanceeropzetstukken’ (goednummer PL0600-2021433939-2594279), met betrekking tot welke onder parketnummer 05/248846-21 genoemde feiten 1 en 2 zijn begaan, worden onttrokken aan het verkeer omdat de gezamenlijkheid en de gelijktijdige aanwezigheid van bovenvermelde wapens van zodanige aard is, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang en de wet.
De rechtbank zal verder de teruggave van het veiligheidsvest met daarin harde platen en de twee hoezen voor een veiligheidsvest (goednummer PL0600-2021433939-2594359) aan verdachte gelasten omdat geen strafvorderlijk belang zich daartegen verzet.

10.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen:
- 36 b, 36c, 55, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht;
- 2, 3, 10 en 11 van de Opiumwet;
- 13, 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

11.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van het onder parketnummer 05/248846-21 ten laste gelegde feit 5;
 verklaart bewezen dat verdachte de overige ten laste gelegde feiten, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 verklaart de vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 10-681137-17 niet-ontvankelijk;
 beveelt de onttrekking aan het verkeer van het werpmes (‘ [merk 6] ’, goednummer PL0600-2021433939-2593636), het geweer van het merk [merk 7] (inclusief magazijn, goednummer PL0600-2021433939-2593650), de dolk (‘ [merk 8] ’, goednummer PL0600-2021433939-2594123), de 3.100 stalen pallets voor een balletjespistool (goednummers PL0600-2021433939-2593938 en PL0600-2021433939-2593935), de 4.000 plastic balletjes (goednummer PL0600-2021433939-2594281), de [merk 9] palletlader (goednummer PL0600-2021433939-2594222), de 2 accu's en een oplader (goednummer PL0600-2021433939-2594098) en de 2 ‘lanceeropzetstukken’ (goednummer PL0600-2021433939-2594279);
 gelast de teruggave van het veiligheidsvest met daarin harde platen en de twee hoezen voor een veiligheidsvest (goednummer PL0600-2021433939-2594359) aan verdachte;
Dit vonnis is gewezen door mr. J.A.L. Heldens (voorzitter), mr. F.J.H. Hovens en mr. T.C. Henniphof, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A. Hessel, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 11 januari 2023.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 1] van de politie Oost-Nederland, district Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2020582191, gesloten op 10 december 2020 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal aanhouding verdachte [verdachte] , p. 9-10.
3.Proces-verbaal van bevindingen, p. 30.
4.Proces-verbaal NFiDENT, p. 1-2 en rapport NFiDENT, p. 3 (aanvullend proces-verbaal).
5.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , p. 42.
6.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , p. 43.
7.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 2] van de politie Oost-Nederland, district Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2021434717, gesloten op 9 oktober 2021 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.