ECLI:NL:RBGEL:2023:1817

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
22 maart 2023
Publicatiedatum
30 maart 2023
Zaaknummer
C/05/413550 / HA ZA 23-15
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenvonnis inzake tekortkomingen in de uitvoering van een hybride installatieovereenkomst en de gevolgen daarvan voor schadevergoeding en ontbinding

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Gelderland, gaat het om een geschil tussen de besloten vennootschappen Solar Energy Booster B.V. en Putman Energy Techniek B.V. en hun eisers, die een hybride installatie hebben aangeschaft. De rechtbank heeft op 22 maart 2023 een tussenvonnis uitgesproken na een deskundigenbericht dat concludeerde dat de hybride installatie niet correct was geïnstalleerd en niet voldeed aan de verwachtingen die de eisers op basis van de overeenkomst mochten hebben. De deskundige stelde vast dat de installatie niet alleen onjuist was gekozen, maar ook dat er geen gebruik was gemaakt van geschikte materialen. Dit leidde tot de conclusie dat de installatie niet functioneel was en in zijn geheel moest worden vervangen. De rechtbank heeft de eisers in de gelegenheid gesteld om hun vorderingen aan te passen op basis van de bevindingen van de deskundige. De eisers hebben hun vorderingen gewijzigd en vorderen onder andere schadevergoeding voor de kosten van onderzoek en herstel, alsook de terugbetaling van de aanneemsom van € 9.200,00. De rechtbank heeft de vorderingen van de eisers beoordeeld en enkele vorderingen afgewezen wegens onvoldoende onderbouwing. De rechtbank heeft echter ook geoordeeld dat Putman toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst, wat de eisers het recht geeft om de overeenkomst te ontbinden. De rechtbank heeft de zaak aangehouden voor verdere behandeling en het nemen van akten door partijen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/413550 / HA ZA 23-15 / 1571 / 1787
Vonnis van 22 maart 2023
in de zaak van

1.[eis. 1] ,

2.
[eis. 2],
beiden wonende te [plaats] ,
eisers,
advocaat: mr. J. ten Brinke te Nijmegen,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SOLAR ENERGY BOOSTER B.V.,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
PUTMAN ENERGY TECHNIEK B.V.,
beide gevestigd te Lengel,
gedaagden,
advocaat: mr. R.H. Kuiper te Zoetermeer.
Eisers zullen hierna gezamenlijk [eisers] worden genoemd. Gedaagden zullen Solar en Putman worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verwijzingsvonnis van de kantonrechter van 23 december 2022, gecorrigeerd op 30
januari 2023,
- de akte uitlating aan de zijde van [eisers] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
Deze zaak gaat over een hybride installatie die in de woning van [eisers] is geplaatst. Bij tussenvonnis van 24 december 2021 heeft de kantonrechter de heer [deskundige] als deskundige benoemd om te beoordelen of de hybride installatie de eigenschappen bezit die van [eisers] op grond van de overeenkomst mocht verwachten. De deskundige heeft in het definitieve deskundigenbericht als volgt antwoord gegeven op de gestelde vragen:
vraag 1.
Is de hybride/thermische installatie geoTHERM hybride 3kW naar uw oordeel op de wijze geïnstalleerd, zoals behoort bij het hybride systeem dat beschreven staat in de overeenkomst van 16 december 2016?
antwoord op vraag 1.
De hybride/thermische installatie geoTHERM hybride 3kW is niet geïnstalleerd zoals behoort bij het hybride systeem dat beschreven staat in de overeenkomst van 16 december 2016.
(…)
vraag 2.
Als uw antwoord op vraag 1 nee is, wat is niet juist geïnstalleerd, gezien de overeenkomst van 16 december 2016?
antwoord op vraag 2.
 De geoTHERM warmtepomp is onjuist gekozen.
 De gehele installatie is in strijd met de installatievoorschriften voor de geoTHERM warmtepomp gerealiseerd.
 De combinatie van de geoTHERM hybride warmtepomp met de Solar
Energy Booster is zinloos.
(…)
vraag 3.
Is bij de installatie gebruik gemaakt van daarvoor geschikte materialen?
antwoord op vraag 3.
Bij de installatie is geen gebruik gemaakt van daarvoor geschikte materialen, in het bijzonder is de warmtepomp verkeerd gekozen. Ook het additief is verkeerd gekozen. Het Tichelman systeem is niet toegepast. Er zijn ernstige twijfels of het hydraulisch ontwerp van de Solar Energy Booster juist is ontworpen en juist is geïnstalleerd. Gedetailleerde informatie over het hydraulisch systeem ontbreekt, vermoedelijk omdat een gedegen en vakdeskundig ontwerp ontbreekt.
(…)
vraag 4.
Is dit specifieke hybride/thermische systeem geschikt om in de woning van [eisers] , in combinatie met de zonnestroominstallatie, te zorgen voor besparing op het gasverbruik?
antwoord op vraag 4.
Het toegepaste hybride/thermische systeem, zoals dat is geïnstalleerd, is niet geschikt om bij de woning van [eisers] , in combinatie met de zonnestroominstallatie, te zorgen voor besparing op het gasverbruik.
(…)
vraag 5.
Als het antwoord op de vorige vraag nee is, kan het systeem in de toekomst functioneren zonder storingen?
antwoord op vraag 5.
Het systeem kan ook in de toekomst niet doelmatig en zonder storingen functioneren en moet in zijn geheel worden vervangen. De fabrikanten kunnen geen garantie verlenen en onderhoud uitvoeren omdat, hetgeen is gerealiseerd, in strijd is met de installatievoorschriften van de fabrikanten. De installatie is deels uitgeschakeld en afgekoppeld, op juiste gronden.
(…)
vraag 6.
Welke andere feiten of omstandigheden, gebleken uit het onderzoek, kunnen van belang zijn voor een goed begrip van de zaak?
antwoord op vraag 6.
Uitsluitend door de gehele installatie te slopen en af te voeren, is de schade in enige mate te beperken en te normaliseren. Met deze installatie blijven rommelen levert alleen maar meer schade op. Van belang is dat:
 de restwaarde van alle materialen nihil is;
 de Solar Energy Booster, met leidingen, eveneens moet worden gedemonteerd;
 ook bouwkundige schade aan het gebouw en aan het dak is ontstaan.
Gehandhaafd kan worden:
 De HR CV ketel met bijbehorende leidingen en appendages.
 De PV-panelen, zonder de Solar Energy Booster, mits blijkt dat na demontage geen schade aan de PV-panelen is ontstaan.
(…)
2.2.
Partijen zijn door de kantonrechter in de gelegenheid gesteld om op het deskundigenbericht te reageren. [eisers] heeft de hiervoor weergegeven bevindingen en conclusies van de deskundige onderschreven. Gelet op de bevindingen en conclusies van de deskundige heeft [eisers] haar eis gewijzigd. Na eiswijziging vordert zij dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
primair
  • voor recht verklaart dat Solar en Putman toerekenbaar tekort zijn geschoten in de nakoming van de hybride-installatieovereenkomst;
  • de hybride-installatieovereenkomst ontbindt en Solar en Putman hoofdelijk veroordeelt tot betaling van € 9.200,00, vermeerderd met wettelijke rente;
  • voor recht verklaart dat [eisers] van de hybride installatie geen voordeel heeft genoten en de restwaarde van de hybride installatie nihil is;
  • Solar en Putman hoofdelijk veroordeelt tot betaling van een aanvullende schadevergoeding ter hoogte van:
I. € 696,92 onderzoek Frank B.V. factuurnummer 190535;
II. € 1.289,12 onderzoek en herstel Frank B.V. factuurnummer 19083;
III. € 498,11 herstel pekelpomp;
IV. € 1.137,96 demonteren ketel en leidingen;
V. € 2.716,45 demonteren kosten;
VI. € 5.909,39 demonteren ketel;
VII. € 5.000,00 schade meerprijs demonteren;
VIII. € 3.639,32 schade meerprijs aanschaf soortgelijke installatie;
totaal: € 20.887,27
vermeerderd met wettelijke rente;
subsidiair
- Solar en Putman hoofdelijk veroordeelt tot betaling van een schadevergoeding aan [eisers] van € 28.716,40;
meer subsidiair
- het nadeel dat [eisers] heeft geleden wegens dwaling opheft, in die zin dat de door [eisers] betaalde koopprijs van € 9.200,00 wordt verminderd met de schade c.q. herstelkosten en overige kosten, wat erop neerkomt dat de koopprijs wordt verlaagd naar € 0,00 en Solar en Putman hoofdelijk veroordeelt tot betaling van dit bedrag (de rechtbank leest dit als: de koopprijs), vermeerderd met wettelijke rente;
primair, subsidiair en meer subsidiair
- Solar en Putman veroordeelt in de proceskosten, vermeerderd met wettelijke rente en nakosten.
2.3.
Solar en Putman hebben geen bezwaar gemaakt tegen de eiswijziging van [eisers] . De rechtbank ziet ambtshalve geen aanleiding om de eisvermeerdering buiten beschouwing te laten.
2.4.
Solar en Putman hebben wel bezwaren ingebracht tegen de inhoud van het deskundigenbericht. De rechtbank stelt bij de beoordeling van het deskundigenbericht en de bezwaren van Solar en Putman daartegen het volgende voorop. Als een deskundigenbericht dat is uitgebracht op verzoek van de rechtbank op een zorgvuldige wijze tot stand is gekomen, de conclusies van de deskundige deugdelijk zijn onderbouwd en deze voortvloeien uit de door hem in het rapport vermelde gegevens, zal de rechtbank het oordeel van de deskundige, die juist vanwege zijn specifieke deskundigheid op het terrein van het onderzoek is benoemd, niet snel naast zich neerleggen. Van de partij die een dergelijk deskundigenbericht bekritiseert, mag verlangd worden dat hij zijn stellingen deugdelijk onderbouwt, bijvoorbeeld door een rapport van een andere deskundige in het geding te brengen, waarin de conclusies van de door de rechtbank benoemde deskundige op overtuigende wijze worden weersproken. Er zal sprake moeten zijn van zwaarwegende en steekhoudende bezwaren aangaande de wijze van totstandkoming of de inhoud van het deskundigenbericht van de rechtbank, wil de rechtbank besluiten dat zij een dergelijk bericht naast zich neerlegt.
2.5.
De rechtbank overweegt als volgt. Uit de bezwaren die Solar en Putman uiten tegen het rapport begrijpt de rechtbank dat zij twijfelen aan de kennis en kunde van de deskundige en dat zij het niet eens zijn met de inhoud van het rapport. Dat is echter op zichzelf geen reden om het rapport niet te volgen. Daar komt bij dat het rapport naar het oordeel van de rechtbank een logische opbouw en structuur kent, waarbij de deskundige de aan hem gestelde vragen gemotiveerd heeft beantwoord en uitgebreid heeft beschreven en beargumenteerd hoe hij tot zijn bevindingen is gekomen. Nadat het conceptrapport is verschenen zijn partijen in de gelegenheid gesteld daarop hun commentaar te geven, hetgeen Solar en Putman ook uitvoerig hebben gedaan. De deskundige heeft in hoofdstuk 8 van het rapport ervan blijk gegeven dat hij het commentaar van Solar en Putman in zijn afwegingen heeft betrokken. De rechtbank is van oordeel dat het rapport hiermee voldoende basis biedt voor de daarin opgenomen conclusies. Dit oordeel wordt niet anders door de bezwaren van Solar en Putman, zoals hierna zal worden besproken.
2.6.
Solar en Putman merken in de eerste plaats op dat zij twijfelen aan de kennis en kunde van de deskundige, omdat het conceptrapport 11 weken op zich heeft laten wachten en de deskundige onaangekondigd een collega had meegenomen. Uit het enkele feit dat het conceptrapport 11 weken op zich heeft laten wachten en de deskundige een collega had meegenomen, kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden afgeleid dat de deskundige over onvoldoende kennis en kunde beschikt. Nu Solar en Putman geen andere feiten en omstandigheden hebben gesteld waaruit zou blijken dat zij gegronde redenen hebben om te twijfelen aan deskundigheid van de deskundige, verwerpt de rechtbank dit bezwaar.
2.7.
Verder stellen Solar en Putman dat de installatie die de deskundige heeft beoordeeld niet overeenkomt met de installatie zoals die is geplaatst. Volgens Solar en Putman heeft [eisers] zelf de grenswaarde van de installatie zodanig hoog bijgesteld dat de warmtepomp langer in bedrijf blijft, met als gevolg dat er overbelasting ontstaat. Naar het oordeel van de rechtbank kunnen Solar en Putman hierin niet worden gevolgd. [eisers] heeft tijdens de comparitie weliswaar erkend dat zij instellingen heeft veranderd, maar zij heeft gemotiveerd betwist dat zij dit eigenhandig en zonder begeleiding van Putman heeft gedaan. Gelet op deze gemotiveerde betwisting had het op de weg van Solar en Putman gelegen hun stelling nader te onderbouwen. Nu zij dit hebben nagelaten, moet er vanuit worden gegaan dat [eisers] instellingen heeft veranderd op aanraden van Putman. De gevolgen daarvan komen voor rekening en risico van Putman.
2.8.
Voorts stellen Solar en Putman dat de conclusie van de deskundige dat de installatie niet in overeenstemming is met de installatie zoals beschreven in de overeenkomst, niet juist is. Zij hebben deze stelling niet toegelicht. Van een zwaarwegend of steekhoudend bezwaar op dit punt is dan ook niet gebleken.
2.9.
Verder voeren Solar en Putman aan dat de deskundige hun opmerkingen ten aanzien van de efficiëntie van de Solar Energy Booster en de temperatuur en afkoeling van het systeem ten onrechte niet in het definitieve rapport heeft verwerkt. Ook merken zij op dat de deskundige in het rapport schrijft dat in de installatie van [eisers] een ander koelmiddel is toegepast dan het koelmiddel waar de fabrikant mee werkt. Dit doet volgens hen echter niet af aan de staat en deugdelijkheid van de installatie. Tot slot wijzen Solar en Putman erop dat zij het niet eens zijn met de constatering van de deskundige dat fabrikant Vaillant geen service wil verlenen. In het geval dat de warmtepomp of een ander apparaat defect is gegaan door een mankement in een apparaat van Vaillant, zal Vaillant het defect kosteloos verhelpen, aldus Solar en Putman.
2.10.
Nu Solar en Putman de hiervoor genoemde bezwaren reeds naar aanleiding van het conceptrapport hebben ingebracht en de deskundige daar al uitvoerig op heeft gereageerd, hebben Solar en Putman hun bezwaren naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende onderbouwd. Mocht de deskundige evident onjuist hebben geoordeeld, en niet alleen dat in technische zin ook anders over de kwestie kan worden gedacht, dan had het voor de hand gelegen dat Solar en Putman hun bezwaren nader zouden onderbouwen door bijvoorbeeld een eigen expertise. Dat hebben Solar en Putman nagelaten. Evenmin hebben Solar en Putman toegelicht in hoeverre de hiervoor weergegeven bezwaren doorwerken in de algehele juistheid van het rapport. Ook op deze punten is daarom niet gebleken van zwaarwegende of steekhoudende bezwaren.
2.11.
Het voorgaande leidt tot ertoe dat de rechtbank zich bij de verdere beoordeling op het rapport zal baseren.
Vorderingen gericht tegen Solar
2.12.
In het tussenvonnis van 13 augustus 2021 heeft de kantonrechter reeds overwogen dat [eisers] de overeenkomst met betrekking tot deze installatie met Putman en niet met Solar is aangegaan, zodat Solar en Putman zich niet hoofdelijk jegens [eisers] hebben verbonden. De rechtbank zal de vorderingen gericht tegen Solar daarom afwijzen.
Tekortkoming en ontbinding
2.13.
De deskundige heeft in zijn rapport geconcludeerd dat de hybride installatie niet juist is geïnstalleerd, dat bij de installatie gebruik is gemaakt van ongeschikte materialen en dat de hybride installatie ook in de toekomst niet doelmatig en zonder storingen kan functioneren. Op basis hiervan is de rechtbank van oordeel dat Putman toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de met [eisers] gesloten overeenkomst.
2.14.
De tekortkoming van Putman geeft [eisers] de bevoegdheid de overeenkomst met Putman te ontbinden, tenzij deze tekortkoming ontbinding niet rechtvaardigt (6:265 lid 1 BW). Putman meent dat de tekortkoming ontbinding niet rechtvaardigt. Zij licht echter niet toe waarop zij dit baseert. Daarom passeert de rechtbank dit verweer.
2.15.
Voor het ontstaan van de bevoegdheid tot ontbinding is voorts vereist dat Putman in verzuim is, nu niet gesteld of gebleken is dat nakoming door Putman blijvend onmogelijk is (artikel 6:265 lid 2 BW).
2.16.
Putman betwist dat zij in verzuim is, omdat zij door [eisers] niet deugdelijk in de gelegenheid gesteld om gebreken aan de installatie te herstellen. Zij heeft meerdere keren aangeboden om langs te komen om de installatie te bekijken en eventuele gebreken te herstellen, maar [eisers] heeft dit tegengehouden, aldus Putman.
2.17.
[eisers] brengt hier tegenin dat zij Putman genoeg mogelijkheden heeft geboden om de gebreken te herstellen. Dit blijkt uit de door [eisers] overgelegde e-mails (productie 5 en productie 19). Voorts heeft [eisers] Putman op 20 september 2019 een ingebrekestelling gestuurd, waarin haar een redelijke termijn voor nakoming is geboden. Nakoming is echter uitgebleven, aldus [eisers] .
2.18.
Gezien de met stukken onderbouwde stelling van [eisers] dat zij Putman genoeg mogelijkheden heeft geboden tot herstel, had van Putman een nadere toelichting mogen worden verwacht. Die toelichting heeft Putman niet gegeven, zodat zij de stelling van Putman onvoldoende gemotiveerd heeft betwist. Nu Putman voorts niet betwist dat [eisers] haar op 20 september 2021 een ingebrekestelling heeft gestuurd en dat zij daarna geen werkzaamheden aan de installatie meer heeft uitgevoerd, komt de rechtbank tot de conclusie dat Putman door de ingebrekestelling van 20 september 2021 in verzuim is geraakt (artikel 6:82 BW).
2.19.
Het voorgaande brengt mee dat aan alle voorwaarden voor ontbinding is voldaan. De rechtbank zal de overeenkomst tussen [eisers] en Putman dan ook ontbinden. Nu de overeenkomst tussen [eisers] en Putman wordt ontbonden, heeft [eisers] geen belang bij de gevorderde verklaring voor recht dat Putman toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de hybride-installatieovereenkomst. Deze vordering zal daarom worden afgewezen.
Ongedaanmakingsverbintenissen
2.20.
Na ontbinding dienen partijen de door hen ontvangen prestaties ongedaan te maken (artikel 6:271 BW). [eisers] vordert op deze grond terugbetaling door Putman van de aanneemsom van € 9.200,00. Putman betwist dat zij [eisers] een bedrag van € 9.200,00 dient terug te betalen. Zij wijst er in dit verband op dat de installatie van [eisers] per saldo slechts een bedrag van € 7.000,00 heeft gekost vanwege een pakketkorting van € 550,00 voor de inruil van haar oude cv-ketel en een subsidie van € 1.650,00. Putman meent dat zij [eisers] daarom niet meer hoeft terug te betalen dan € 7.000,00.
2.21.
Met het hiervoor weergegeven verweer miskent Putman dat [eisers] , nu de overeenkomst is ontbonden, recht heeft op ongedaanmaking van hetgeen zij op grond van die overeenkomst heeft gepresteerd. De prestatie die [eisers] op grond van de overeenkomst met Putman heeft verricht is het voldoen van de aanneemsom van € 9.200,00. De subsidie van € 1.650,00 staat immers los van de aannemingsovereenkomst en de pakketkorting voor de inruil van de cv-ketel van € 550,00 zal met de aanneemsom verrekend zijn. [eisers] heeft dan ook recht op terugbetaling van het bedrag van € 9.200,00. De vordering van [eisers] tot betaling van € 9.200,00 inclusief btw zal daarom worden toegewezen.
2.22.
[eisers] vordert wettelijke rente over het toe te wijzen bedrag vanaf de dag van dagvaarding. Nu Putman eerst bij eindvonnis zal worden veroordeeld om voormeld bedrag aan [eisers] te betalen, zal de wettelijke rente worden toegewezen vanaf de vijftiende dag na de datum van het eindvonnis tot de dag van volledige betaling.
2.23.
Putman vordert op geen enkele manier dat [eisers] in het kader van de ongedaanmaking van de reeds verrichte prestaties een waardevergoeding zou moeten betalen. De rechtbank ziet daarom niet in welk belang [eisers] heeft bij de gevorderde verklaring voor recht dat zij van de hybride installatie geen voordeel heeft genoten en dat de restwaarde van de installatie nihil is. Deze vorderingen zullen daarom worden afgewezen.
Schadevergoeding
2.24.
Onder 2.13 is reeds overwegen dat Putman toerekenbaar tekort is geschoten en dat Putman in verzuim is. Daarom komt [eisers] vergoeding toe van de schade die zij heeft geleden doordat geen wederzijdse nakoming, maar ontbinding van de overeenkomst met Putman heeft plaatsgevonden (artikel 6:277 BW). De rechtbank zal de onderscheiden posten van de door [eisers] gevorderde schadevergoeding hierna beoordelen.
Herstelwerkzaamheden en kosten voor onderzoek (I, II, III)
2.25.
[eisers] maakt aanspraak op vergoeding van kosten voor onderzoek door Frank B.V. van € 696,92. Ook maakt zij aanspraak op vergoeding van kosten voor onderzoek en herstel door Frank B.V. van € 1.289,12 en kosten voor herstel van de pekelpomp van
€ 498,11. Voor een onderbouwing van deze kosten verwijst [eisers] naar een tweetal facturen van Frank B.V. (factuurnummers 190535 en 190853). Volgens [eisers] dienen deze kosten voor rekening van Putman te komen, omdat de kosten, van in totaal € 2.484,15, het gevolg zijn van de tekortkoming en de ontbinding.
2.26.
Putman meent dat deze kosten niet bij haar in rekening kunnen worden gebracht. Dit licht zij als volgt toe. [eisers] heeft een tweetal facturen van Frank B.V. overgelegd. Het totaalbedrag van die facturen is € 1.986,04. Van de gestelde werkzaamheden/ kosten aan de pekelpomp ontbreekt ieder bewijs. Ook is niet duidelijk of [eisers] de gestelde bedragen daadwerkelijk aan Frank B.V. heeft voldaan. Tevens merkt Putman op dat zij geen opdracht heeft gegeven voor werkzaamheden dan wel onderzoeken door Frank B.V. en dat deze ook niet met haar besproken zijn. Eventueel door [eisers] gemaakte (onderzoeks-) kosten dienen dan ook voor haar rekening te blijven. Voor zover de rechtbank tot vergoeding van schade komt, dient er op grond van artikel 6:101 BW rekening te worden gehouden met de eigen schuld van [eisers] , nu niet is vast komen te staan dat de uitgevoerde werkzaamheden door Frank B.V. noodzakelijk waren om verdere problemen/ schade te voorkomen.
2.27.
Geoordeeld wordt dat uit de door [eisers] overgelegde facturen niet blijkt dat [eisers] kosten heeft gemaakt voor herstel van de pekelpomp. De vordering tot vergoeding van deze kosten zal daarom als onvoldoende onderbouwd worden afgewezen. Ook de vordering tot vergoeding van de overige kosten zal als onvoldoende onderbouwd worden afgewezen. Putman heeft de hiervoor weergegeven verweren al bij conclusie van antwoord gevoerd, zodat [eisers] voldoende gelegenheid had om haar vordering nader toe te lichten. Die toelichting heeft [eisers] echter niet gegeven. Daarom slagen de verweren van Putman.
Demonteren bestaande installatie en monteren nieuwe installatie
2.28.
[eisers] vordert vergoeding van kosten voor het demonteren van de bestaande installatie en het monteren van een nieuwe installatie (schadeposten IV tot en met VIII). [eisers] baseert deze vordering op een offerte van Frank B.V. van 26 juli 2022. Putman meent dat deze offerte niet kan worden gezien als voldoende onderbouwing van de schade, omdat Frank B.V. van meet af aan bij deze zaak betrokken is en financieel baat heeft bij het plaatsen van een nieuwe installatie. De door [eisers] ingebrachte offerte dient dan ook buiten beschouwing te worden gelaten, aldus Putman.
2.29.
De rechtbank volgt Putman niet in haar standpunt dat de door [eisers] gevorderde schadevergoeding onvoldoende is onderbouwd. De onderbouwing blijkt uit de offerte van Frank B.V. Het verweer dat Frank B.V. van meet af aan nauw bij de zaak betrokken is en financieel baat heeft bij het plaatsen van een nieuwe installatie is te algemeen en daarom onvoldoende om de offerte van Frank B.V. niet als uitgangspunt te nemen. De rechtbank zal de schadeposten IV tot en met VIII hierna afzonderlijk beoordelen.
Demonteren ketel en leidingen (IV)
2.30.
[eisers] vordert een vergoeding van € 1.137,96 inclusief btw voor het demonteren van alle tot de cv-ketel behorende leidingen en rookgasafvoeren. Volgens Putman dient deze vordering te worden afgewezen. [eisers] heeft Putman nooit verzocht om werkzaamheden aan de binneninstallatie uit te voeren. Deze werkzaamheden waren ook geen onderdeel van de met [eisers] gesloten overeenkomst. Het nu op kosten van Putman vervangen van alle leidingen vanaf de cv-ketel en het vervangen van de complete rookgasafvoerconstructie zou [eisers] dan ook een (financieel) voordeel opleveren, aldus Putman.
2.31.
Nu [eisers] niet heeft gesteld dat de werkzaamheden van de binneninstallatie onderdeel uitmaakten van de overeenkomst, is er geen grond om Putman te veroordelen om kosten aan die binneninstallatie te vergoeden. De vordering zal worden afgewezen.
Demonteren kosten (V)
2.32.
Schadepost V ziet op de kosten van € 2.716,45 voor het demonteren van de bestaande installatie. Volgens Putman is deze schadepost niet toewijsbaar. Putman wenst de bestaande installatie zelf te demonteren. Hier dient [eisers] in het kader van haar schadebeperkingsplicht gehoor aan te geven. Verder ontbreekt de noodzaak voor het verwijderen van de gehele installatie. Er bestaat namelijk geen noodzaak voor het verwijderen van de PVT-panelen en/of het boosterpaneel dat zich achter de PVT-panelen bevindt. Dit volgt ook uit het deskundigenbericht, aldus Putman.
2.33.
Naar het oordeel van de rechtbank mag gezien de ontbinding niet van [eisers] worden verlangd dat zij Putman de bestaande installatie zelf laat demonteren. Het verweer van Putman dat er geen noodzaak bestaat tot het verwijderen van de PVT-panelen behoeft geen bespreking, nu niet is gebleken dat in het door [eisers] gevorderde bedrag van € 2.716,45 kosten voor het demonteren van de PVT-panelen zijn opgenomen. Uit de offerte van Frank B.V. volgt dat dit bedrag alleen ziet op het demonteren en afvoeren van de bestaande boiler-opstelling, de defecte warmtepomp en de ongewenste wisselaars aan de achterzijde van de pv-panelen op het dak, en dus niet op de demonteren van de PVT-panelen zelf (zie paragraaf 0.2. demonteren bestaande installatie).
2.34.
De deskundige rapporteert dat de Solar Energy Booster met leidingen moet worden gedemonteerd (pagina 11 van het deskundigenbericht). Hij licht echter niet toe waarom dat moet gebeuren. De rechtbank is dan ook van oordeel dat uit het deskundigenbericht niet de conclusie kan worden getrokken dat het noodzakelijk is om het boosterpaneel te verwijderen. De rechtbank zal [eisers] in de gelegenheid stellen om zich bij akte uit te laten over de noodzaak om het boosterpaneel te verwijderen, aangezien dit tot op heden geen onderdeel is geweest van het partijdebat. Vervolgens zal Putman de gelegenheid krijgen om bij antwoordakte te reageren.
Demonteren ketel (VI)
2.35.
[eisers] vordert vergoeding van de kosten van € 5.909,39 inclusief btw voor het aanpassen van de cv-ketel, zodanig dat daar een nieuwe warmtepomp op kan worden geïnstalleerd. Putman voert hiertegen verweer. Zij wijst erop dat uit de specificatie van de offerte van Frank B.V. blijkt dat voornoemd bedrag hoofdzakelijk ziet op werkzaamheden die het demonteren van de huidige installatie betreffen. Deze werkzaamheden zijn reeds onder paragraaf 0.1. van de offerte van Frank B.V. geoffreerd, zodat de vordering van [eisers] volgens Putman dient te worden afgewezen.
2.36.
De rechtbank begrijpt dat Putman heeft bedoeld te verwijzen naar paragraaf 0.2. van de offerte van Frank B.V. Paragraaf 0.2 van de offerte heeft betrekking op kosten voor het demonteren van de bestaande installatie, meer specifiek het demonteren en afvoeren van de bestaande boileropstelling, de defecte warmtepomp en de ongewenste wisselaars aan de achterzijde van de pv panelen op het dak. Onder paragraaf 1 van de offerte van Frank B.V. worden tevens kosten voor het demonteren van de huidige installatie genoemd. Nu dit onderdeel van de offerte echter is aangeduid met het kopje ‘aanpassen bestaande cv installatie’ en de cv-ketel onder paragraaf 0.2 niet wordt genoemd, is naar het oordeel van de rechtbank duidelijk dat de onder paragraaf 1 geoffreerde demontagewerkzaamheden enkel betrekking hebben op de cv-ketel, en dus andere werkzaamheden betreffen dan de demontagewerkzaamheden onder paragraaf 0.2. Het bedrag van € 5.909,35 is dan ook toewijsbaar.
Meerprijs demonteren (VII)
2.37.
[eisers] meent dat zij tevens schade lijdt doordat de prijzen zijn gestegen na de offerte van Frank B.V. Op basis van de stelpost die in de offerte van Frank B.V. is opgenomen schat [eisers] deze schade op € 5.000,00. Volgens [eisers] dient Putman dit bedrag aan haar te vergoeden, hetgeen Putman gemotiveerd betwist.
2.38.
Voor een begroting of een schatting door de rechter als bedoeld in artikel 6:97 BW van de hier bedoelde door [eisers] geleden schade zijn onvoldoende concrete en duidelijke aanknopingspunten in het dossier en vooral in de stellingen van [eisers] aanwezig. De stellingen van [eisers] ten aanzien van deze schadepost worden dan ook als onvoldoende onderbouwd verworpen. De vordering tot vergoeding van de gestelde schade wordt afgewezen.
Meerprijs aanschaf soortgelijke installatie (VIII)
2.39.
[eisers] vordert vergoeding van de meerprijs van een soortgelijke installatie. Aan deze vordering legt [eisers] ten grondslag dat uit de door haar overgelegde offerte van Frank B.V. blijkt dat een nieuwe warmtepomp en het leveren en monteren van een boilerinstallatie ten behoeve van deze warmtepomp € 12.839,32 inclusief btw kost. Dat is meer dan [eisers] Putman voor de bestaande installatie heeft betaald
(€ 9.200,00 inclusief btw). Voor dit meerdere (€ 12.839,32 - € 9.200,00 = € 3.639,32) is Putman volgens [eisers] aansprakelijk.
2.40.
Putman betwist de vordering van [eisers] . De door Frank B.V. geoffreerde installatie is niet vergelijkbaar met de installatie die Putman aan [eisers] heeft geleverd. De door Frank B.V. geoffreerde installatie is groter en heeft dus meer vermogen. Als [eisers] een grotere installatie met meer vermogen wenst, komen de extra kosten voor haar eigen rekening. Als [eisers] meteen voor een grotere installatie had gekozen, had zij die kosten ook moeten maken, aldus Putman. Verder voert Putman aan dat het bedrag dat Frank B.V. heeft geoffreerd niet marktconform is. De kosten voor het leveren en installeren van een vergelijkbare installatie als de huidige installatie bedragen € 7.237,38 inclusief btw. Daarop dient de subsidie van € 4.200,00 die [eisers] voor de aanschaf van een warmtepomp kan krijgen, in mindering te worden gebracht. Dit betekent dat de uiteindelijke kosten voor een vergelijkbare installatie per saldo uitkomen op een bedrag van € 3.367,38.
2.41.
Geoordeeld wordt dat [eisers] in de gelegenheid moet worden gesteld om bij akte te reageren op de hiervoor onder 2.40 weergegeven standpunten van Putman, aangezien deze standpunten tot op heden geen onderdeel is geweest van het partijdebat. Vervolgens zal Putman de gelegenheid krijgen om bij antwoordakte te reageren.
2.42.
Alle beslissingen worden aangehouden in afwachting van de aktes.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
19 april 2023voor het nemen van een akte door [eisers] als bedoeld in de overwegingen 2.34 en 2.41, waarna Putman op de rol van vier weken daarna een antwoordakte kan nemen,
3.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.L. Braaksma en in het openbaar uitgesproken op 22 maart 2023.