ECLI:NL:RBGEL:2023:2086

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
13 april 2023
Publicatiedatum
13 april 2023
Zaaknummer
AWB - 22 _ 340
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing WIA-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheidsevaluatie

In deze zaak heeft eiseres A, woonachtig in plaats B, beroep ingesteld tegen een besluit van het UWV, waarin haar aanvraag voor een WIA-uitkering werd afgewezen. Het UWV had vastgesteld dat eiseres op 30 maart 2021 voor 14,38% arbeidsongeschikt was, wat leidde tot de weigering van de uitkering. Eiseres heeft in beroep informatie ingebracht van neuropsycholoog Hagenus, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat het UWV zijn besluit op een zorgvuldig medisch en arbeidskundig onderzoek heeft gebaseerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep de medische belastbaarheid van eiseres op overtuigende wijze heeft gemotiveerd en dat er geen reden is om aan de vastgestelde FML te twijfelen. Eiseres heeft aangevoerd dat zij meer beperkingen heeft dan door het UWV is aangenomen, maar de rechtbank heeft deze argumenten niet overtuigend geacht. De rechtbank concludeert dat het UWV terecht heeft geoordeeld dat eiseres geen recht heeft op een WIA-uitkering, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Het beroep van eiseres is ongegrond verklaard, wat betekent dat zij geen gelijk krijgt en dat de proceskosten niet worden vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Inloopteam bestuursrecht
zaaknummer: ARN 22/340

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Eiseres A] , uit [plaats B] , eiseres

(gemachtigde: mr. J.H. Brouwer),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(hierna: het UWV), verweerder
(gemachtigde: W. Prins)

Inleiding

Het UWV heeft een aanvraag van eiseres om aan haar een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toe te kennen, afgewezen, omdat haar mate van arbeidsongeschiktheid is vastgesteld op 14,38%. In bezwaar is het UWV bij dit besluit gebleven.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen deze beslissing op bezwaar (het bestreden besluit) van 13 december 2021.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
Eiseres heeft in beroep informatie ingebracht over een neuropsychologische onderzoek, bij brief van neuropsycholoog Hagenus van 20 juli 2022. Het UWV heeft daarop gereageerd op 22 februari 2023.
Met toestemming van partijen is een zitting achterwege gebleven. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten.

Wat ging aan deze procedure vooraf

1. Eiseres heeft voor het laatst gewerkt als Helpende bij [C] B.V. voor 22,27 uur per week. Op 11 maart 2019 heeft eiseres zich ziekgemeld voor dit werk vanwege gezondheidsklachten.
2. Eiseres heeft een aanvraag voor een uitkering op grond van de Wet WIA gedaan. Het UWV heeft na medisch en arbeidskundig onderzoek de besluiten genomen die in de inleiding zijn genoemd.

Wat vindt het UWV

3. Het UWV vindt dat eiseres op 30 maart 2021 14,38% arbeidsongeschikt is en heeft daarom geweigerd om aan eiseres een WIA-uitkering toe te kennen.
4. Het UWV heeft de medische grondslag van het bestreden besluit gebaseerd op het rapport van een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts B&B) van
25 november 2021. De verzekeringsarts B&B onderschrijft de medische belastbaarheid van eiseres in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 17 maart 2021, vastgesteld door de verzekeringsarts in de primaire beoordeling.
5. Het UWV heeft de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit gebaseerd op het rapport van een arbeidsdeskundige van 30 maart 2021.

Wat vindt eiseres

6. Eiseres is het niet eens met het UWV. Zij stelt dat zij minder belastbaar is dan door het UWV is aangenomen en zij stelt dat zij voor een aanmerkelijk hoger percentage arbeidsongeschikt te achten is dan het door het UWV geduide percentage van 14,38%. Zij verzoekt het door haar gestelde in bezwaar als herhaald en ingelast te beschouwen. Zij voert verder aan dat zij na het auto-ongeval dat haar is overkomen onverminderd kampt met klachten van pijn in haar nek, hoofdpijnklachten, cognitieve problemen en vermoeidheid. Ook heeft zij nog steeds klachten van verminderde aandacht en concentratie. Zij heeft voor haar klachten revalidatie gehad bij Klimmendaal en zij heeft EMDR ondergaan. Er heeft een neuropsychologisch onderzoek plaatsgevonden en zij verwacht hiermee de ervaren problemen met de cognitieve functies te kunnen objectiveren. Eiseres vindt dat zij slechts beperkt belastbaar is en daarom is zij van mening dat een urenbeperking in de FML moet worden opgenomen.
7. Eiseres stelt verder dat vanwege haar slechts beperkte belastbaarheid de geselecteerde functies niet langer als passend behoren te worden beschouwd.

Wat vindt de rechtbank

8. De vraag is of het UWV terecht stelt dat eiseres geen recht heeft op een uitkering omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt is. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiseres daartegen in heeft gebracht. Belangrijk punt is dat het gaat om de medische toestand van eiseres op 30 maart 2021 en de vraag welke beperkingen daaruit volgen.
9. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft beslist dat eiseres op 30 maart 2021 voor 14,38% arbeidsongeschikt is en dus geen recht heeft op een WIA-uitkering.
Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
10. Voor zover eiseres in haar beroepschrift verwijst naar wat zij in bezwaar heeft aangevoerd, overweegt de rechtbank dat het aan eiseres is om in beroep gemotiveerd en specifiek aan te voeren waarom zij het niet eens is met het bestreden besluit. De verwijzing naar het bezwaarschrift wordt niet als zo’n gemotiveerde en specifieke betwisting opgevat. Daarop is immers gereageerd in het bestreden besluit. Eiseres zal dus moeten aanvoeren waarom zij het met die reactie niet eens is. Gelet hierop zal de rechtbank de beoordeling van het beroep plaatsen in het licht van de in beroep nader uitgewerkte gronden en niet in het licht van hetgeen in bezwaar is aangevoerd.
Medische grondslag van het bestreden besluit
11. De rechtbank is van oordeel dat de verzekeringsarts B&B de medische belastbaarheid van eiseres op 25 november 2021 in het rapport op inhoudelijk overtuigende wijze en zonder tegenstrijdigheden heeft gemotiveerd.
12. Eiseres stelt dat zij minder belastbaar is dan de verzekeringsarts B&B heeft aangenomen. Zij heeft pijnklachten in haar nek, hoofdpijnklachten, cognitieve problemen en er is sprake van vermoeidheid. Omdat zij beperkt belastbaar is had een urenbeperking moeten worden opgenomen. Eiseres heeft de uitkomsten van haar neuropsychologisch onderzoek d.d. 20 juli 2022 ingebracht, waarmee volgens eiseres de ervaren problemen met de cognitieve functies kunnen worden geobjectiveerd.
De verzekeringsarts B&B heeft in zijn rapport van 25 november 2021 toegelicht dat eiseres veel klachten ervaart: veel klachten van onzekerheid, van concentratieverlies, van niet op woorden kunnen komen, van minder focus. Er is echter geen andere diagnose gesteld dan whiplash en er heeft geen neuropsychologisch onderzoek plaatsgevonden waarbij problemen met de cognitieve functies zijn vastgesteld. De verzekeringsarts B&B kon deze tijdens het spreekuur ook niet objectiveren. Hij concludeert dat de arts is uitgegaan van de goede diagnose, whiplash, en dat hij hierbij ook de beperkingen correct heeft vastgesteld en dat het protocol whiplash WAD II goed is gevolgd. Hij ziet geen reden de FML te wijzigen. De verzekeringsarts B&B heeft in het rapport van 22 februari 2023 gereageerd op de uitkomsten van het neuropsychologisch onderzoek en ziet daarin geen aanleiding het standpunt te wijzigen. Hij heeft toegelicht dat er geen reden is om meer beperkingen aan te nemen in de FML, omdat er ook op basis van dit neuropsychologisch onderzoek geen aanleiding is voor beperkingen inzake herinneren. Eiseres scoort op dit punt immers normaal.
De rechtbank acht de toelichtingen van de verzekeringsarts B&B begrijpelijk, zodat de rechtbank geen aanleiding heeft te twijfelen aan de medische belastbaarheid van eiseres zoals de verzekeringsarts B&B die heeft vastgesteld.
13. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft geoordeeld dat eiseres op 30 maart 2021 in staat moet worden geacht arbeid te verrichten als daarbij rekening wordt gehouden met de beperkingen die de verzekeringsarts B&B heeft vastgesteld.
Arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit
14. Uitgaande van de juistheid van de medische beperkingen die bij eiseres zijn vastgesteld, ziet de rechtbank in wat eiseres heeft aangevoerd geen reden om de geschiktheid van de geduide functies in twijfel te trekken.
15
.De stelling van eiseres dat zij de functies vanwege haar slechts beperkte belastbaarheid niet kan verrichten is in feite gericht tegen de vastgestelde FML. De rechtbank heeft hiervoor al geoordeeld dat er geen reden is om aan die vaststelling te twijfelen.
16. De arbeidsdeskundige heeft berekend dat eiseres op 30 maart 2021 met de middelste van de drie geduide functies 85,62% kan verdienen van het loon dat zij verdiende met haar eigen werk, zodat zij voor de overige 14,38% arbeidsongeschikt is.

Conclusie en gevolgen

17. Het UWV heeft terecht geweigerd om eiseres vanaf 30 maart 2021 een WIA-uitkering toe te kennen, omdat zij vanaf die datum voor 14,38% arbeidsongeschikt is.
18. Het beroep van eiseres is ongegrond. Dit betekent dat zij geen gelijk krijgt. Omdat eiseres in beroep geen gelijk krijgt, worden de door haar gemaakte proceskosten of het betaalde griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 13 april 2023 door mr. R.J. van Lochem, rechter, in aanwezigheid van mr. L. Zwager, griffier.
de rechter is niet in staat de uitspraak te tekenen
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.