ECLI:NL:RBGEL:2023:2393

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
25 april 2023
Publicatiedatum
24 april 2023
Zaaknummer
AWB _ 22 - 452
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de toekenning van huishoudelijke ondersteuning op basis van de Wmo 2015 en de noodzaak van medisch onderzoek naar beperkingen

In deze uitspraak van de Rechtbank Gelderland, gedateerd 25 april 2023, wordt het beroep van eiser tegen de toekenning van huishoudelijke ondersteuning op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) beoordeeld. Eiser, die samen met zijn moeder in een levensloopgeschikte woning woont, heeft lichamelijke en psychische klachten. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Arnhem had eerder een maatwerkvoorziening toegekend van 225 minuten huishoudelijke ondersteuning per week, maar eiser betwist dat dit aantal voldoende is. Hij stelt dat het college onvoldoende rekening heeft gehouden met zijn en zijn moeder's beperkingen en dat er meer uren toegekend hadden moeten worden, vooral in verband met de incontinentie van zijn moeder en de extra was die hierdoor nodig is.

De rechtbank oordeelt dat het college onzorgvuldig heeft gehandeld door geen medisch onderzoek te doen naar de beperkingen van de moeder van eiser en de gevolgen daarvan voor de huishoudelijke situatie. De rechtbank stelt vast dat er procesbelang is bij de beoordeling van het bestreden besluit, omdat de indicatie inmiddels is verlengd voor een periode van twee jaar. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt het college op om binnen acht weken een nieuw besluit te nemen, waarbij het college rekening moet houden met de uitspraak en de noodzaak van aanvullend onderzoek. Eiser krijgt tevens een vergoeding van zijn proceskosten en het griffierecht terugbetaald.

De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldigheid en motivatie bij besluiten over maatwerkvoorzieningen en de noodzaak om individuele omstandigheden van cliënten in acht te nemen. De rechtbank bevestigt dat het college niet alleen moet afgaan op beleidsregels, maar ook moet onderzoeken of deze regels in de specifieke situatie van eiser en zijn moeder passend zijn.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 22/452

uitspraak van de enkelvoudige kamer van

in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats], eiser

(gemachtigde: mr. L. Veenman),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Arnhem, het college

(gemachtigde: E. Bruggink).

Inleiding

1. Het college heeft bij besluit van 27 november 2020 aan eiser een maatwerkvoorziening op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) toegekend in de vorm van huishoudelijke ondersteuning voor 195 minuten (3 uur en 15 minuten) per week in de vorm van zorg in natura (ZIN). Voor het overige heeft het college het verzoek van eiser om verlenging van zijn huishoudelijke ondersteuning voor 390 minuten per week afgewezen.
1.1.
Bij het bestreden besluit van 23 december 2021 heeft het college het bezwaar van eiser gegrond verklaard voor wat betreft de noodzaak het beddengoed één keer per week te verschonen. Het college heeft daarom de huishoudelijke ondersteuning verhoogd naar 225 minuten (3 uur en 45 minuten) per week.
1.2.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de toekenning van het aantal uren huishoudelijke ondersteuning.
1.3.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 9 maart 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van het college.

Totstandkoming van het besluit

2. Eiser, geboren op [geboortedatum], woont samen met zijn moeder in een levensloopgeschikte woning. Beiden hebben lichamelijke en psychische klachten. Eisers moeder kan geen bijdrage leveren aan het huishouden. Eiser ontvangt al jaren huishoudelijke hulp. Over de periode van 11 november 2019 tot en met 31 december 2020 heeft het college 390 minuten (6,5 uur) per week huishoudelijke hulp toegekend.
2.1.
Op 12 oktober 2020 hebben wijkcoaches van de gemeente Arnhem een evaluatiegesprek gevoerd met eiser en zijn moeder. Ook heeft eiser medische informatie ingebracht. Eiser heeft gevraagd om verlenging van de eerder toegekende huishoudelijke hulp. Hierna is het besluit van 27 november 2020 genomen. Uit het evaluatieverslag blijkt dat de periode waarover de huishoudelijke ondersteuning is toegekend 1 januari 2021 tot en met 30 november 2022 betreft. Op grond van gewijzigde beleidsregels WMO per 1 juli 2020 heeft het college het aantal uren huishoudelijke ondersteuning aangepast. Daarbij wordt uitgegaan van 120 minuten per week basis huishoudelijke ondersteuning (licht en zwaar huishoudelijk werk) en 45 minuten voor ondersteuning wasverzorging bij een meerpersoonshuishouden. Omdat uit de medische informatie van eiser blijkt dat sprake is van een huisstofmijtallergie, incontinentie en overmatig zweten heeft het college aanvullend nog 30 minuten toegekend voor een hoger niveau van hygiëne.
2.2.
In bezwaar heeft het college een medisch advies opgevraagd bij Oreon. Dit advies is opgemaakt door arts [arts] op 18 mei 2021. Verder heeft eiser een verklaring van hem en zijn huishoudelijke hulp ingebracht en zijn dossier van het Fysiotherapeutisch Instituut.
2.3.
Hierna is het bestreden besluit van 23 december 2021 genomen. Het college heeft de huishoudelijke ondersteuning verhoogd naar 225 minuten (3 uur en 45 minuten) per week. Het college heeft 30 minuten per week extra toegekend voor de was, omdat er een extra was nodig is in verband met het overmatig zweten inclusief het verschonen van de bedden één keer per week.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt de bij het bestreden besluit toegekende maatwerkvoorziening in de vorm van huishoudelijke ondersteuning. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
4. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep gegrond is. Het bestreden besluit is onzorgvuldig voorbereid en onvoldoende gemotiveerd. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Heeft eiser nog een procesbelang bij beoordeling van het bestreden besluit?
5. De rechtbank stelt voorop dat het vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) is dat er eerst sprake is van (voldoende) procesbelang als het resultaat dat de indiener van een bezwaar- of beroepschrift met het maken van bezwaar of het indienen van (hoger) beroep nastreeft, daadwerkelijk kan worden bereikt en het realiseren van dat resultaat voor deze indiener feitelijk betekenis kan hebben. Het hebben van een louter formeel of principieel belang is onvoldoende voor het aannemen van (voldoende) procesbelang. Daarbij geldt dat in beginsel geen procesbelang kan zijn gelegen in de beoordeling van een reeds verstreken periode, tenzij aannemelijk is dat schade is geleden dan wel een inhoudelijk oordeel over het bestreden besluit van belang kan zijn voor een toekomstige periode. Als gesteld wordt dat schade is geleden kan geoordeeld worden dat procesbelang aanwezig is als de stelling dat schade is geleden niet op voorhand onaannemelijk is. [1]
5.1.
Op de zitting is gebleken dat de onderhavige indicatie inmiddels is verlengd voor een periode van twee jaar. Niet in geschil is dat daarom een inhoudelijk oordeel over het bestreden besluit van belang kan zijn voor een toekomstige periode. Eiser heeft daarom een procesbelang bij de beoordeling van het bestreden besluit.
Inhoudelijke beoordeling van het bestreden besluit
6. Eiser is het niet eens met het aantal uren toegekende huishoudelijke ondersteuning. Het college mag de normtijden baseren op het rapport van het onderzoek van [bedrijf] en [bedrijf] van juli
(de rechtbank begrijpt: augustus)2016 [2] (KPMG-rapport), maar in het geval van eiser had het college daarvan af moeten wijken. Daartoe wijst eiser er ten eerste op dat het college 120 minuten per week heeft toegekend voor basis huishoudelijke ondersteuning terwijl dit volgens het KPMG-rapport 125 minuten per week moet zijn.
Verder betoogt eiser dat het college onvoldoende rekening heeft gehouden met de situatie van eiser en zijn moeder. Eiser is nagenoeg niet in staat lichte huishoudelijke taken te verrichten. Het college gaat er vanuit dat eiser dit voor 50% wel en voor 50% niet kan, maar dit is onjuist. Uit de verklaring van de huishoudelijke hulp zoals overgelegd in bezwaar en de verklaring in beroep van 30 januari 2023 blijkt ook dat zij niet uitkomt met het aantal uren dat nu is toegekend. Naast de 30 minuten extra voor huisstofmijtallergie had het college ook 30 minuten extra moeten rekenen in verband met de incontinentie. De moeder van eiser kan geen incontinentiemateriaal gebruiken en vervuilt daardoor naast het bed en de slaapkamer, ook de gang, het toilet en de badkamer. Dat zijn ruimtes die niet zijn inbegrepen in de extra schoonmaaktijd in verband met de huisstofmijtallergie. Het medisch advies gaat nagenoeg niet in op de problematiek van de moeder van eiser.
Ook had meer tijd moeten worden toegekend voor het doen van de was. Nu is er rekening mee gehouden dat de bedden één keer per week verschoond moeten worden, maar dat moet twee keer in de week gebeuren. Dat blijkt ook uit de brief van de huishoudelijke hulp.
6.1.
Artikel 2.3.5, derde lid, van de Wmo 2015 bepaalt dat het college beslist tot verstrekking van een maatwerkvoorziening ter compensatie van de beperkingen in de zelfredzaamheid of participatie die de cliënt ondervindt, voor zover de cliënt deze beperkingen naar het oordeel van het college niet op eigen kracht, met een algemeen gebruikelijke voorziening, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk dan wel met gebruikmaking van algemene voorzieningen kan verminderen of wegnemen. De maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het in artikel 2.3.2 bedoelde onderzoek, een passende bijdrage aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid of participatie en zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven.
6.1.1.
Het college hanteert bij de bepaling van de omvang van de maatwerkvoorziening voor huishoudelijke hulp de Richtlijn Huishoudelijke ondersteuning (Richtlijn), vastgelegd in bijlage 1 bij de Beleidsregels Wmo gemeente Arnhem 2020 (Beleidsregels). In de Richtlijn staat dat altijd de basisuren van 105 uren per jaar (2 uur per week) worden toegekend als de betrokkene recht heeft op ondersteuning bij het huishouden. Daarmee kan, volgens de Richtlijn, iedereen gebruik maken van een schone woonkamer, als slaapvertrek in gebruik zijnde ruimtes, de keuken, sanitaire ruimtes en trap/gang. In de Richtlijn staat dat dit is gebaseerd op het KPMG-rapport.
Had het college uit moeten gaan van een hoger aantal basis-uren?
6.2.
Het KPMG-rapport gaat uit van 104,9 uren per jaar. De rechtbank volgt eiser dan ook niet in zijn standpunt dat dit rapport uitgaat van 125 minuten per week. Op de zitting heeft eiser erop gewezen dat dit aantal is gebaseerd op het Normenkader huishoudelijke ondersteuning 2019 van [bedrijf] ([bedrijf] Normenkader) en dat hierover op de hoorzitting gesproken zou zijn. Wat van dit laatste ook zij: uit de Richtlijn volgt duidelijk dat de basisuren van 105 uren per jaar (2 uur per week) gebaseerd zijn op het KPMG-rapport. Dit is op de zitting door de gemachtigde van het college bevestigd. Nergens in de Richtlijn wordt gesproken over het [bedrijf] Normenkader.
6.3.
In het onderzoek dat ten grondslag ligt aan het KPMG-rapport zijn alle schoonmaakwerkzaamheden geïnventariseerd die per soort ruimte (woonkamer, slaapkamer, keuken, sanitair (badkamer en wc) en de hal) in huis nodig zijn om basishygiëne te borgen. Daaruit is de basisnorm van 104,9 uren per jaar vastgesteld. Uit het KPMG-rapport blijkt dat daarin zowel lichte als zware huishoudelijke taken zijn opgenomen. [3] De stelling van eiser dat hij nagenoeg niet in staat is lichte huishoudelijke taken te verrichten leidt er dan ook niet toe dat het college niet heeft mogen uitgaan van de basisnorm van 105 uren per jaar (120 minuten per week).
Had het college meer uren moeten toekennen in verband met de incontinentie van de moeder van eiser en voor de was?
6.4.
Het is vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) [4] dat de uit het onderzoek door KPMG voortvloeiende basisnorm door het niet betrekken van de beïnvloedingsfactoren, zoals de omvang van de woning of de samenstelling van het huishouden, en de eigen kracht én de gekozen onderzoeksmethodiek moet worden aangemerkt als een norm die betrekking heeft op een standaardmodule als bedoeld in de uitspraken van de CRvB van 18 mei 2016 [5] . Deze standaardmodule moet worden aangemerkt als een maatwerkvoorziening in de zin van artikel 1.1.1 van de Wmo 2015. Omdat de maatwerkvoorziening moet zijn afgestemd op de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van de cliënt is steeds vereist dat het college een onderzoek doet naar alle van belang zijnde individuele feiten en omstandigheden. Als dit onderzoek uitwijst dat toepassing van de basisnorm, vanwege beïnvloedingsfactor(en) en/of het ontbreken van eigen kracht in een individuele situatie niet leidt tot een passende bijdrage in de zelfredzaamheid en participatie, zal het college van de basisnorm moeten afwijken. Bovendien moet het college meer uren verstrekken als het onderzoek uitwijst dat zich bijzondere omstandigheden voordoen waarmee in de urennorm geen of onvoldoende rekening is gehouden, zoals een medische noodzaak om een hoger niveau van hygiëne of schoonhouden te realiseren.
6.5.
Het college heeft in de Richtlijn vastgelegd dat wanneer als gevolg van objectiveerbare (medische) beperkingen de inwoner onvoldoende ondersteund wordt door de basisuren bij het realiseren van een schoon huis of als er een ander noodzakelijk resultaat behaald moet worden, er aanvullende uren ingezet kunnen worden. In de Richtlijn staat ook dat de grootte van het huis of het huishouden, in het algemeen, geen aanleiding is om aanvullende uren toe te kennen.
De Richtlijn onderscheidt, voor zover hier van belang, als vormen van aanvullende ondersteuning:
A. een hoger niveau van hygiëne of schoonhouden realiseren. Dat kan nodig zijn vanwege objectiveerbare medische/fysieke beperkingen als gevolg waarvan:
- betrokkene niet tot enige huishoudelijke werkzaamheden in staat is (dit geldt alleen bij ernstige fysieke beperkingen) of
- een meer dan gebruikelijke hygiëne noodzakelijk is, of
- een snellere vervuiling van het huis plaatsvindt.
en
B. Ondersteuning bij wasverzorging. Dit wordt geboden als een persoon een belemmering heeft bij het op orde en schoon houden van het linnen- en/of beddengoed en kleding.
Volgens de Richtlijn omvat de verzorging van de was het machinaal wassen, laten drogen, en opvouwen van kleding en linnen- en beddengoed. Tot de verantwoordelijkheid van de inwoner behoort het beschikken over een wasmachine, wasdroger, strijkvrije kleding, beperken van extra zware was bijvoorbeeld door het gebruik van incontinentiemateriaal of anti-allergieproducten.
6.5.1.
De Richtlijn vermeldt dat voor het individueel vaststellen van de benodigde aanvullende uren ondersteuning, gebruik wordt gemaakt van de tabel Richtlijn individuele weging die is gebaseerd op het Protocol voor huishoudelijke hulp van het CIZ uit 2006. In de tabel, die dient als richtlijn, presenteert het college categorieën en activiteiten en de daarbij behorende richttijden. De tabel vermeldt het volgende, voor zover hier relevant:

Richtlijn individuele weging extra aanvullende uren ondersteuning (bovenop basisuren van 2 uur per week)
Resultaat
Taken
Norm per week
Het gaat niet om een limitatieve lijst
De aanwezigheid van meerdere aandoeningen leidt niet (automatisch) tot een cumulatie aan uren. Deze norm is een richtlijn, de afweging wordt individueel gemaakt
Ondersteuning bij een hoger niveau van hygiëne of schoonhouden realiseren tgv fysieke beperkingen of tgv aanwezigheid van kinderen tot 13 jaar
Extra lichte en zware taken noodzakelijk a.g.v.:
30 min. per week
-medisch geobjectiveerde allergieën voor huisstofmijt/ernstige klachten tgv COPD problematiek;
-hogere vervuilingsgraad door gebruik noodzakelijke hulpmiddelen;
-extra schoonmaak ivm incontinentie, speekselverlies, spugen;
-extra schoonmaak ivm ernstige beperkingen in gebruik van armen en handen.
Ondersteuning bij wasverzorging
-wassen en centrifugeren in wasmachine. Deze drogen in droger of ophangen;
30 min. per week bij een eenpersoonshuishouden;
-vouwen en opbergen;
45 min. per week bij een meerpersoonshuishouden
-er kan sprake zijn van extra bewassing als gevolg van bijv. incontinentie of bedlegerigheid
De Richtlijn vermeldt verder dat de tijdnormering indicatief is, dat er altijd een afweging wordt gemaakt op basis van de individuele casus en dat, als er op basis van uitzondering reden is om af te wijken van de genoemde normeringen dat kan, mits onderbouwd.
6.6.
De gemachtigde van het college heeft op de zitting toegelicht dat er in de Beleidsregels vanuit wordt gegaan dat incontinentiemateriaal gebruikt kan worden en dat niet tijdens de aanvraag door eiser naar voren is gebracht of is aangetoond dat zijn moeder dit niet kan gebruiken. Het is juist dat in de Richtlijn bij de ondersteuning bij wasverzorging wordt vermeld dat het tot de verantwoordelijkheid van de inwoner behoort om extra zware was te beperken bijvoorbeeld door het gebruik van incontinentiemateriaal. Gelet op wat hiervoor onder 6.4 is overwogen had het echter op de weg van het college gelegen om ook (medisch) onderzoek te doen naar de beperkingen van de moeder van eiser en in hoeverre de woning hierdoor (extra) wordt vervuild, waaronder de mogelijkheid van het gebruik van incontinentiemateriaal. Niet in geschil is dat dit niet is gebeurd. Bovendien heeft eiser terecht naar voren gebracht dat in bezwaar ook is gewezen op de problematiek van de moeder van eiser. Dat het college al 30 minuten extra heeft toegekend vanwege de huisstofmijtallergie van eiser betekent niet automatisch dat hierdoor ook de extra vervuiling als gevolg van de incontinentie van eisers moeder is ondervangen. Deze beroepsgrond slaagt.
6.7.
Ook eisers beroepsgrond over het meer tijd toekennen voor het doen van de was, slaagt. Ten eerste is daarvoor van belang dat de Richtlijn bij een meerpersoonshuishouden uitgaat van 45 minuten per week. Volgens de Richtlijn is die tijdsnorm gebaseerd op het Protocol Indicatiestelling voor Huishoudelijke Verzorging van het Centrum Indicatiestelling Zorg van april 2005 (CIZ-protocol). Het CIZ-protocol kent echter voor de verzorging van kleding/linnengoed (kleding en linnengoed sorteren en wassen in wasmachine, centrifugeren, ophangen, afhalen, was drogen in droogmachine, vouwen, strijken van bovenkleding, opbergen, ophangen/afhalen van wasgoed) van twee personen 90 minuten per week toe. De Richtlijn wijkt in zoverre dus af van het CIZ-protocol. Uit de Richtlijn noch uit het bestreden besluit of de overige stukken van het dossier is af te leiden hoe de 45 minuten per week tot stand is gekomen en waar dat op is gebaseerd. Reeds hierom kleeft aan het bestreden besluit een zorgvuldigheids- en motiveringsgebrek.
6.7.1.
De gemachtigde van het college heeft op zitting toegelicht dat van de 90 minuten de tijd voor het strijken is afgehaald, omdat de Richtlijn ervan uitgaat dat het tot de verantwoordelijk van de inwoner behoort om over strijkvrije kleding te beschikken. Dit is inderdaad wat ook in de Richtlijn staat. Dat beleid acht de rechtbank niet kennelijk onredelijk. Echter is onduidelijk hoeveel tijd het college voor het strijken heeft berekend en waar dit op is gebaseerd. Verder heeft de gemachtigde van het college op zitting toegelicht dat van de 90 minuten ook de tijd is afgehaald die nodig is voor het voorbereiden van de was, omdat de Richtlijn er vanuit gaat dat de inwoner zoveel mogelijk zelf de was voorbereid. In de Richtlijn staat inderdaad opgenomen dat activiteiten die door de inwoner zelf kunnen worden uitgevoerd, behoren tot de eigen verantwoordelijkheid van de inwoner en dat een voorbeeld van het benutten van de eigen mogelijkheden is dat de inwoner bij de planning van de huishoudelijke werkzaamheden zoveel mogelijk medewerking moet verlenen aan een zo efficiënt mogelijke ondersteuning, bijvoorbeeld zo ver als mogelijk voorbereiden van de was. Ook hiervoor geldt echter dat onduidelijk is hoeveel tijd het college hiervoor heeft berekend en waar dit op is gebaseerd. Dat maakt dat de tijdsnorm van 45 minuten per week die het college nu conform de Richtlijn heeft toegekend niet berust op onafhankelijk en deugdelijk onderzoek. Bovendien heeft eiser er op de zitting op gewezen dat hij niet in staat is om beddengoed naar de wasmachine te dragen. Uit de stukken blijkt niet dat het college hier onderzoek naar heeft gedaan.
6.8.
Hetzelfde geldt voor de extra tijd van 30 minuten per week die het college heeft toegekend voor een extra was in verband met het overmatig zweten inclusief het verschonen van de bedden één keer per week. Het CIZ-protocol gaat voor extra bewassing in verband met overmatige transpiratie namelijk uit van 30 minuten. De gemachtigde van het college heeft op de zitting toegelicht dat de tijd die het college toekent aan het verschonen van een bed is ontleend aan het KPMG-rapport, te weten 8,3 minuten. Dit volgt daar inderdaad uit. [6] Daarmee blijft onduidelijk hoe de overgebleven tijd voor de extra was is berekend en waar dit op is gebaseerd.
6.9.
Volgens eiser moeten de bedden twee keer per week verschoond worden. Eiser heeft echter niet aannemelijk gemaakt dat dit voor zijn eigen bed noodzakelijk is. Het medisch advies biedt hier geen onderbouwing voor. Daarin staat namelijk dat eisers incontinentie slechts zeer incidenteel extra was tot gevolg heeft en dat er bij vlagen sprake is van transpireren. Ook blijkt daaruit niet dat de bedlegerigheid dusdanig is dat het daarom nodig is dat zijn bed twee keer per week verschoond wordt. Met de enkele verklaring van de huishoudelijke hulp heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat hetgeen is opgenomen in het medisch advies onjuist is en dat het college om die reden daar niet vanuit had mogen gaan. De beroepsgrond op dit onderdeel slaagt in zoverre dat het college ten onrechte niet (medisch) heeft onderzocht in hoeverre de beperkingen van de moeder van eiser het noodzakelijk maken dat haar bed vaker verschoond moet worden dan waarmee nu rekening is gehouden.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is gegrond omdat het bestreden besluit in strijd is met het zorgvuldigheids- en motiveringsbeginsel. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit. De rechtbank ziet geen reden om zelf in de zaak te voorzien of om aan het college op te dragen om het gebrek te herstellen met een betere motivering of een ander besluit (een zogenoemde bestuurlijke lus) vanwege het door het college nog te verrichten onderzoek.
7.1.
De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht dat het college een nieuw besluit moet nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank geeft het college hiervoor acht weken.
Het college mag zich daarbij baseren op het KPMG-rapport en/of het CIZ-protocol, maar als het college niet verwaarloosbaar afwijkt van de daarin opgenomen tijdsnormen, zal die normering moeten berusten op onafhankelijk en deugdelijk onderzoek. [7] Verder zal het college een onderzoek moeten verrichten als genoemd in 6.4 waarbij ook onderzocht zal moeten worden in hoeverre de beperkingen van de moeder van eiser leiden tot extra vervuiling en tot het toekennen van extra uren en in hoeverre eiser in staat is een bijdrage te leveren aan het voorbereiden van de was.
7.2.
Omdat het beroep gegrond is moet het college het griffierecht aan eiser vergoeden en krijgt eiser ook een vergoeding van zijn proceskosten. Het college moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 1.674,- omdat de gemachtigde van eiser een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit van 23 december 2021;
- draagt het college op binnen acht weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
- bepaalt dat het college het griffierecht van € 50,- aan eiser moet vergoeden;
- veroordeelt het college tot betaling van € 1.674,- aan proceskosten aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.J.H. Boerhof, rechter, in aanwezigheid van mr. N. ter Horst, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 18 oktober 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:3633.
2.Normering van de basisvoorziening ‘Schoon Huis’, empirisch onderzoek, eindrapportage voor de gemeente Utrecht, 12 augustus 2016.
3.Zie bijvoorbeeld pagina 21 van het rapport.
4.Zie bijvoorbeeld de uitspraken van de CRvB van 10 december 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:3835 tot en met 3838 en van 31 juli 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:2585.
6.Zie pagina 23 van het KPMG-rapport.
7.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 10 december 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:3835.