ECLI:NL:RBGEL:2023:2522

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
3 mei 2023
Publicatiedatum
2 mei 2023
Zaaknummer
406212
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Burengeschil over erfdienstbaarheid van weg en onrechtmatige hinder door verlichting

In deze zaak, die zich afspeelt in Zutphen, betreft het een burengeschil tussen twee partijen over de uitoefening van een erfdienstbaarheid van weg. Eiser, eigenaar van een perceel naast dat van gedaagde, wil de erfdienstbaarheid kunnen uitoefenen die in 1969 is gevestigd. Gedaagde stelt echter dat deze erfdienstbaarheid is opgeheven of vervallen. De rechtbank heeft vastgesteld dat partijen van mening verschillen over de ligging van de erfdienstbaarheid, die volgens eiser aan de achterzijde van zijn perceel zou moeten liggen, terwijl gedaagde betoogt dat deze halverwege zijn perceel ligt. De rechtbank heeft in haar vonnis van 3 mei 2023 geoordeeld dat de erfdienstbaarheid halverwege het perceel van gedaagde is gevestigd, en dat er geen sprake is van een erfdienstbaarheid aan de achterzijde van het perceel van eiser. Hierdoor zijn de vorderingen van eiser tot opheffing van blokkades en het verkrijgen van een verklaring voor recht afgewezen.

Daarnaast is er een geschil over een (TL)lamp die door gedaagde aan zijn woning is bevestigd en die volgens eiser onrechtmatige hinder veroorzaakt. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verlichting inderdaad hinderlijk is, maar dat gedaagde niet verplicht kan worden om de lamp te verwijderen. In plaats daarvan is gedaagde veroordeeld om de lamp zo aan te passen dat deze geen hinder meer veroorzaakt voor eiser.

In reconventie heeft gedaagde vorderingen ingesteld tegen eiser, waaronder de terugplaatsing van een huisnummer en de verwijdering van bomen die zich in de verboden zone bevinden. De rechtbank heeft geoordeeld dat gedaagde bevoegd is het huisnummer terug te plaatsen en heeft eiser veroordeeld tot verwijdering van de bomen, op straffe van een dwangsom. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK Gelderland

Civiel recht
Zittingsplaats Zutphen
Zaaknummer: C/05/406212 / HZ ZA 22-208
Vonnis van 3 mei 2023
in de zaak van

1.[eiser conventie/gedaagde reconventie 1],

wonende te [woonplaats],
2.
[esier conventie/gedaagde reconventie 2],
wonende te [woonplaats]
eisers in conventie,
gedaagden in reconventie,
advocaat: mr. M.C. Molenaar te Groningen,
tegen
[gedaagde conventie/eiser reconventie],
wonende te [woonplaats],
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat: mr. R.C.J. Jacobs te Schijndel.
Partijen zullen hierna [eisers conventie/gedaagden reconventie] en [gedaagde conventie/eiser reconventie] worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 21 december 2022,
- de akte met productie 36 van 10 februari 2023 zijdens [gedaagde conventie/eiser reconventie],
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 21 februari 2023.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Waar gaat deze zaak over?

2.1.
Partijen zijn verwikkeld in een burengeschil. Op het kadastrale perceel van [gedaagde conventie/eiser reconventie] is een erfdienstbaarheid van weg gevestigd. [gedaagde conventie/eiser reconventie] stelt dat de erfdienstbaarheid is opgeheven of vervallen. [eisers conventie/gedaagden reconventie] wil de erfdienstbaarheid kunnen uitoefenen. Partijen verschillen van mening over de ligging van de bij akte gevestigde erfdienstbaarheid. Verder verwijten partijen elkaar over en weer diverse gedragingen die onrechtmatig zouden zijn.

3.De feiten

3.1.
[gedaagde conventie/eiser reconventie] woont sinds 1944 aan de [adres A] kadastraal bekend [kadastrale gegevens perceel A] (hierna: [woning A]). Achter de woning van [gedaagde conventie/eiser reconventie] ligt het autobedrijf, het (voormalige) leslokaal voor de rijschool en het LPG-vulpunt (tankstation) van [gedaagde conventie/eiser reconventie]. [eisers conventie/gedaagden reconventie] is sinds 9 oktober 2020 eigenaar van de woning naast [gedaagde conventie/eiser reconventie] aan de [adres B], kadastraal bekend [kadastrale gegevens perceel B] (hierna: [woning B]). Sindsdien zijn [eisers conventie/gedaagden reconventie] en [gedaagde conventie/eiser reconventie] buren van elkaar.
3.2.
De woningen aan de [adres B] en [adres A] vormden vroeger één woning. Voor het overlijden van de vader van [gedaagde conventie/eiser reconventie] in 1965 is de woning gesplitst in [woning B] en [woning A]. Na het overlijden van vader is bij verdeling [woning A] toegekend aan [gedaagde conventie/eiser reconventie] en [woning B] aan de zus van [gedaagde conventie/eiser reconventie]. De moeder van [gedaagde conventie/eiser reconventie] kreeg een levenslang recht van vruchtgebruik op [woning B].
3.3.
Naast het levenslang recht van vruchtgebruik zijn er ook andere afspraken gemaakt. In de notariële akte van 15 april 1969 (hierna: de vestigingsakte) is een erfdienstbaarheid gevestigd ten behoeve van [kadastrale gegevens perceel B] (in de akte aangeduid als het aan de comparante sub 3 toebedeelde perceelsgedeelte) en ten laste van [kadastrale gegevens perceel A] (in de akte aangeduid als aan de comparant sub 2 toebedeelde open grond) gevestigd die luidt als volgt:
“(…) Ten behoeve van het aan de comparante sub 3 toebedeelde perceelsgedeelte met name ten behoeve van het aan haar toebedeelde open terrein en het perceel grond waarop thans is gebouwd een stenen schuur en ten laste van de aan de comparant sub 2 toebedeelde open grond: de erfdienstbaarheid van uitweg over een strook grond ter breedte van (mim lees:) minimaal drie meter op de wijze zoals thans plaatsvindt door de comparant sub 2 om te komen en te gaan te voet met de fiets, bromfiets of personenauto van en naar de openbare straat (…).”
3.4.
In 1994 is moeder overleden en sindsdien hebben de kinderen van de zus van [gedaagde conventie/eiser reconventie] in [woning B] gewoond.
3.5.
Op 15 juni 2001 heeft de zus van [gedaagde conventie/eiser reconventie] [woning B] verkocht aan de [betrokkene 1] en [betrokkene 2].
3.6.
In 2005 is er een brand geweest bij [autobedrijf], welk bedrijf is gelegen naast het perceel van [gedaagde conventie/eiser reconventie]. Het bedrijf is toen herbouwd waardoor de oude inrit via het perceel van [autobedrijf] is komen te vervallen. De nieuwe inrit is vervolgens bepaald aan de achterzijde van het perceel. Dit is als volgt weergegeven:
[AFBEELDING I]
Afbeelding: proces-verbaal van 27 maart 2018 (productie 7 [gedaagde conventie/eiser reconventie])
3.7.
In 2016 is [woning B] door de [betrokkene 1] en [betrokkene 2] verkocht aan [betrokkene 3] en [betrokkene 4], die de woning vervolgens in 2020 hebben verkocht aan [eisers conventie/gedaagden reconventie]
3.8.
In de leveringsakte waarin de woning aan [eisers conventie/gedaagden reconventie] wordt geleverd is een erfdienstbaarheid opgenomen (productie 1 [eisers conventie/gedaagden reconventie]). Deze is als volgt beschreven:
BESTAANDE ERFDIENSTBAARHEDEN
Ten aanzien van met betrekking tot het verkochte bestaande erfdienstbaarheden wordt verwezen naar een akte van levering op vijftien juni tweeduizend een (15-06-2001) verleden voor mr. P. van der Wees, notaris te Nunspeet, van welke akte een afschrift is ingeschreven ten kantore van de Landelijke Dienst voor het Kadaster en de Openbare Registers, destijds onder meer kantoorhoudende te Arnhem, op achttien juni tweeduizend een (18-06-2001) in register Hypotheken 4 in deel 19621 nummer 9, waarin onder meer het volgende voorkomt, woordelijk luidende:
“Met betrekking tot bekende erfdienstbaarheden, kwalitatieve bedingen en/of bijzondere verplichtingen, voorzover nog van toepassing, wordt verwezen naar voormelde titel van aankomst, waarin woordelijk staat vermeld:
“A. (…)
B. (…) Ten behoeve van het aan de comparante sub 3 toebedeelde perceelsgedeelte met name ten behoeve van het aan haar toebedeelde open terrein en het perceel grond waarop thans is gebouwd een stenen schuur en ten laste van de aan de comparant sub 2 toebedeelde open grond: de erfdienstbaarheid van uitweg over een strook grond ter breedte van minimaal drie meter op de wijze zoals thans plaatsvindt door de comparant sub 2 om te komen en te gaan te voet met de fiets, bromfiets of personenauto van en naar de openbare straat, (…)”.”
3.9.
De rechtsvoorgangers van [eisers conventie/gedaagden reconventie] hebben het perceel van [woning B] met een erfafscheiding afgesloten van [woning A]. De erfafscheiding is op de onderstaande afbeelding gemarkeerd [markering rechtbank]. Daarbij is van belang dat links het perceel van [gedaagde conventie/eiser reconventie] is gelegen en rechts het perceel van [eisers conventie/gedaagden reconventie] In 1995 is door de rechtsvoorgangers van [eisers conventie/gedaagden reconventie] ter afsluiting van de percelen een schutting geplaatst vanaf de woningen tot aan het voormalige leslokaal [gele markering]. [betrokkene 3], die [woning B] in eigendom heeft gehad in de jaren 2016 tot 2020, heeft vanaf de grote garage tot aan het kerkplein een brede beukenhaag geplaatst. De beukenhaag is later vervangen door een schutting met een deur [groene markering]. De situatie is als volgt:
[AFBEELDING II]
Afbeelding: uittreksel Kadastrale Kaart (productie 1 [gedaagde conventie/eiser reconventie])

4.Het geschil

In conventie
4.1.
[eisers conventie/gedaagden reconventie] vordert – samengevat – dat de rechtbank bij vonnis voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. voor recht zal verklaren dat de erfdienstbaarheid nooit is opgeheven of is vervallen en onverkort kan worden uitgeoefend,
II. [gedaagde conventie/eiser reconventie] zal gebieden elke blokkade van de erfdienstbaarheid door middel van een ijzeren buis dan wel anderszins en door middel van een voertuig, op te heffen en opgeheven te houden en [eisers conventie/gedaagden reconventie] ongestoorde uitoefening van het recht van erfdienstbaarheid te verlenen, een en ander op straffe van een dwangsom van € 1.000,00 per dag of gedeelte daarvan dat [gedaagde conventie/eiser reconventie] hieraan niet voldoet, met een maximum van € 50.000,00,
III. [gedaagde conventie/eiser reconventie] zal gebieden om de aan de achterzijde van zijn woning aangebrachte (TL)lamp te verwijderen en verwijderd te houden en daar ook geen andere fel uitstralende lamp aan te brengen, een en ander op straffe van een dwangsom van € 250,00 per dag of gedeelte daarvan dat [gedaagde conventie/eiser reconventie] hieraan niet voldoet, met een maximum van € 25.000,00,
IV. [gedaagde conventie/eiser reconventie] zal veroordelen in de kosten van deze procedure, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis, en indien voldoening van de proceskosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke rente over de proceskosten vanaf deze termijn, alsmede de nakosten.
4.2.
[eisers conventie/gedaagden reconventie] legt het volgende aan zijn vorderingen ten grondslag. [eisers conventie/gedaagden reconventie] stelt dat er een erfdienstbaarheid is gevestigd op 15 april 1969. Dit blijkt uit het door het Kadaster uitgevoerde erfdienstbaarhedenonderzoek, uit de akte van levering van de onroerende zaak (productie 1 [eisers conventie/gedaagden reconventie]) en uit de leveringsakte van zijn rechtsvoorgangers (productie 2 [eisers conventie/gedaagden reconventie]). De erfdienstbaarheid is volgens [eisers conventie/gedaagden reconventie] gelegen aan de achterzijde van beide percelen over het perceel van [gedaagde conventie/eiser reconventie] naar de Rode Landsweg. Deze uitweg biedt [eisers conventie/gedaagden reconventie] de mogelijkheid van een vluchtweg en een nooduitgang in geval van calamiteiten. Het gebruik van de erfdienstbaarheid wordt door [gedaagde conventie/eiser reconventie] gefrustreerd en onmogelijk gemaakt doordat de doorgang geblokkeerd wordt met een metalen/ijzeren staaf voor de schuttingsdeur en doordat een vrachtauto/voertuig dicht langs de schutting is geparkeerd. [gedaagde conventie/eiser reconventie] handelt daardoor onrechtmatig jegens [eisers conventie/gedaagden reconventie] Deze blokkades dienen te worden opgeheven, zodat [eisers conventie/gedaagden reconventie] ongestoord het recht van erfdienstbaarheid kan uitoefenen. Daarnaast stelt [eisers conventie/gedaagden reconventie] dat sprake is van hinder door een (TL)lamp die is opgehangen dan wel is vervangen en 24 uur per dag brand en zodanig fel uitstraalt dat bijna de hele tuin van [eisers conventie/gedaagden reconventie] verlicht. Dit is gelet op de aard, ernst, duur en omvang van de hinder onrechtmatig jegens [eisers conventie/gedaagden reconventie] De (TL)lamp dient daarom te worden verwijderd door [gedaagde conventie/eiser reconventie].
4.3.
[gedaagde conventie/eiser reconventie] voert verweer. [gedaagde conventie/eiser reconventie] concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eisers conventie/gedaagden reconventie], dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eisers conventie/gedaagden reconventie], met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eisers conventie/gedaagden reconventie] in de kosten van deze procedure, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis en indien voldoening niet binnen veertien dagen na dagtekening plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na dagtekening van het vonnis tot aan de dag van volledige betaling, alsmede met veroordeling van [eisers conventie/gedaagden reconventie] in de nakosten van € 131,00, en indien betekening van het vonnis plaatsvindt, van € 199,00.
4.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
In reconventie
4.5.
[gedaagde conventie/eiser reconventie] vordert – samengevat – dat de rechtbank bij vonnis voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. voor recht zal verklaren dat [gedaagde conventie/eiser reconventie] bevoegd is het huisnummer terug te plaatsen en het huisnummer mag hebben en (be)houden op de oorspronkelijke positie,
II. [eisers conventie/gedaagden reconventie] zal veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [gedaagde conventie/eiser reconventie] te betalen een bedrag van € 419,00 voor de waterschade in de gang van de woning van [gedaagde conventie/eiser reconventie],
III. [eisers conventie/gedaagden reconventie] zal veroordelen om binnen veertien dagen na betekening van het vonnis de tegen de garagewand van de ‘grote garage’ van [gedaagde conventie/eiser reconventie] bevindende schutting en al hetgeen zich verder tegen de garagewand bevindt te verwijderen en verwijderd te houden, een en ander op straffe van een dwangsom van € 100,00 per dag of gedeelte daarvan dat [eisers conventie/gedaagden reconventie] hieraan niet voldoet, met een maximum van € 7.500,00,
IV. [eisers conventie/gedaagden reconventie] primair zal veroordelen om binnen veertien dagen na betekening van het vonnis tot gehele verwijdering van de bamboe over te gaan en verwijderd te houden, dan wel subsidiair er een deugdelijke wortelbegrenzer wordt aangebracht als omschreven in nummer 148, een en ander – zowel primair als subsidiair – op straffe van een dwangsom van € 100,00 per dag of gedeelte daarvan dat [eisers conventie/gedaagden reconventie] hieraan niet voldoet, met een maximum van € 7.500,00,
V. [eisers conventie/gedaagden reconventie] zal veroordelen om binnen veertien dagen na betekening van het vonnis tot gehele verwijdering van de zestal bomen over te gaan en verwijderd te houden, op straffe van een dwangsom van € 100,00 per dag of gedeelte daarvan per boom dat [eisers conventie/gedaagden reconventie] hieraan niet voldoet, met een maximum van € 7.500,00 per boom,
VI. [eisers conventie/gedaagden reconventie] zal veroordelen in de kosten van deze procedure.
4.6.
[gedaagde conventie/eiser reconventie] legt het volgende aan zijn vorderingen ten grondslag. [gedaagde conventie/eiser reconventie] stelt dat [eisers conventie/gedaagden reconventie] het huisnummer van [gedaagde conventie/eiser reconventie] in augustus 2022 van de buitenmuur heeft verwijderd. [eisers conventie/gedaagden reconventie] heeft niet het recht om het huisnummer te verwijderen. Als blijkt dat het huisnummer zich zou bevinden op de muur van [eisers conventie/gedaagden reconventie] of dat de muur mandelig is, is het recht op verwijdering daarvan verjaard, omdat het huisnummer in 1952 door de gemeente aan de muur is bevestigd.
Daarnaast stelt [gedaagde conventie/eiser reconventie] dat op 28 maart 2021 waterschade is ontstaan in de gang van zijn woning. Deze waterschade is afkomstig van een lekkage op de eerste verdieping bevindende badkamer van [eisers conventie/gedaagden reconventie] De schade bedraagt volgens [gedaagde conventie/eiser reconventie] € 419,00 (productie 32 [gedaagde conventie/eiser reconventie]). [eisers conventie/gedaagden reconventie] dient deze geleden schade te vergoeden.
Ook stelt [gedaagde conventie/eiser reconventie] dat aan de garagemuur van [gedaagde conventie/eiser reconventie] een schutting is bevestigd met een schroefverbinding. Dat is onrechtmatig en een inbreuk op het eigendomsrecht van [gedaagde conventie/eiser reconventie], nu [gedaagde conventie/eiser reconventie] daarvoor geen toestemming heeft gegeven aan [eisers conventie/gedaagden reconventie] of zijn rechtsvoorgangers. [eisers conventie/gedaagden reconventie] dient daarom de schutting te verwijderen.
Voorts stelt [gedaagde conventie/eiser reconventie] dat de bamboe op het erf van [eisers conventie/gedaagden reconventie] zich kwalificeert als een boom, vanwege zijn enorme omvang en snelgroeiende eigenschappen, en zich op grond van artikel 5:42 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) in de verboden zone bevindt. Om die reden dient primair de bamboe te worden verwijderd. Subsidiair dient er een wortelbegrenzer te worden aangebracht. Volgens [gedaagde conventie/eiser reconventie] is bamboe een “woekeraar” en kunnen de wortels bij het perceel van [gedaagde conventie/eiser reconventie] uit de grond komen.
Ten slotte stelt [gedaagde conventie/eiser reconventie] dat [eisers conventie/gedaagden reconventie] een zestal bolvormige bomen op zijn erf heeft staan die zich ook in de verboden zone bevinden op grond van artikel 5:42 BW. Gemeten vanaf de schutting is de afstand met de grenslijn van [gedaagde conventie/eiser reconventie] 40, 42, 29, 44, 35 en 32 centimeter. Ook de takken en bladeren hangen naar schatting een meter over de erfgrens van [gedaagde conventie/eiser reconventie] (productie 35 [gedaagde conventie/eiser reconventie]). [gedaagde conventie/eiser reconventie] heeft daarom recht op verwijdering van deze zestal bolvormige bomen op het erf van [eisers conventie/gedaagden reconventie]
4.7.
[eisers conventie/gedaagden reconventie] voert verweer. [eisers conventie/gedaagden reconventie] concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [gedaagde conventie/eiser reconventie], met veroordeling van [gedaagde conventie/eiser reconventie], uitvoerbaar bij voorraad, in de kosten van deze procedure.
4.8.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

5.De beoordeling

In conventie
Erfdienstbaarheid
5.1.
Tussen partijen is in geschil of er een erfdienstbaarheid bestaat ten behoeve van het perceel van [eisers conventie/gedaagden reconventie] en ten laste van [gedaagde conventie/eiser reconventie], en zo ja, wat de ligging is van die erfdienstbaarheid.
5.2.
Op grond van artikel 5:72 BW ontstaan erfdienstbaarheden door vestiging of verjaring. In de vestigingsakte (productie 2 [gedaagde conventie/eiser reconventie]) is ten behoeve van [perceel B] en ten laste van [perceel A] een erfdienstbaarheid gevestigd. Partijen zijn het niet eens over de ligging van de erfdienstbaarheid. Dit heeft betrekking op de inhoud van de erfdienstbaarheid die volgens artikel 5:73 lid 1 BW wordt bepaald door de akte van vestiging van de erfdienstbaarheid. Bij de uitleg van deze akte komt het aan op de in de akte tot uitdrukking gebrachte partijbedoeling, die moet worden afgeleid uit de in deze akte gebruikte bewoordingen, uit te leggen naar objectieve maatstaven in het licht van de gehele inhoud van de akte. [1] De ratio van deze objectieve uitlegmaatstaf is gelegen in het voor registergoederen geldende stelsel van publiciteit. Derden moeten kunnen afgaan op hetgeen in een – in de openbare registers ingeschreven – akte is vermeld ter zake van de erfdienstbaarheid. [2] Voor de uitleg van de erfdienstbaarheid is de akte van vestiging leidend. Dat is de notariële akte van 15 april 1969, zodat hiervan zal worden uitgegaan.
5.3.
[gedaagde conventie/eiser reconventie] betwist de stelling van [eisers conventie/gedaagden reconventie] dat de erfdienstbaarheid is gelegen aan de achterzijde van perceel [perceel A]. [gedaagde conventie/eiser reconventie] voert aan dat dit niet overeenstemt met het in de vestigingsakte gevestigde recht van erfdienstbaarheid. Volgens [gedaagde conventie/eiser reconventie] is de erfdienstbaarheid van uitweg gelegen halverwege [perceel A] (productie 2 [gedaagde conventie/eiser reconventie]).
Ter onderbouwing van zijn standpunt voert hij aan dat de uitweg destijds liep in een rechte lijn vanaf de grote garage, over het perceel van [autobedrijf] naar de [naastgelegen straat], zoals weergegeven op de afbeelding onder 3.6 met een pijl en de bewoording “oude inrit”. Het achterste deel van de percelen van partijen was voorzien van grasland, een bovengrondse grote LPG-tank en een opslag van (bouw)materialen. Via de achterzijde was het niet mogelijk om naar de [naastgelegen straat] te gaan omdat [autobedrijf] hier stond.
5.4.
Wanneer gekeken wordt naar de bewoordingen van de vestigingsakte (hiervoor geciteerd onder rechtsoverweging 3.3.), valt op dat in de laatste alinea is opgenomen dat de erfdienstbaarheid is gevestigd om te komen en te gaan naar de openbare straat. De openbare straat is de [naastgelegen straat]. Daaruit kan naar het oordeel van de rechtbank niet anders worden afgeleid dan dat de erfdienstbaarheid is gevestigd halverwege [perceel A], en niet aan de achterzijde van dat perceel. De eigenaar van het [perceel B] kon ten tijde van de vestiging van de erfdienstbaarheid immers alleen gebruik maken van de erfdienstbaarheid halverwege het perceel om te komen van en te gaan naar de openbare straat. Aan de achterzijde was immers ten tijde van de vestiging geen in-/uitrit. Die is pas na 2005 gerealiseerd. De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat de erfdienstbaarheid aldus moet worden uitgelegd dat deze in de vestigingsakte halverwege het [perceel A] is gevestigd, ter hoogte van waar op de afbeelding onder 3.6 wordt aangegeven “oude inrit”.
5.5.
Van verlegging van de erfdienstbaarheid tussen het dienende erf van [gedaagde conventie/eiser reconventie] en het heersende erf van [eisers conventie/gedaagden reconventie] is niet gebleken. Verlegging dient te worden beoordeeld aan de hand van artikel 5:73 lid 2 BW. Op de voet van het tweede lid heeft de eigenaar van het dienende erf ([gedaagde conventie/eiser reconventie]) het recht tot verlegging. Na de grote brand bij [autobedrijf] is de oude inrit van [autobedrijf] komen te vervallen en is een nieuwe inrit bepaald aan de achterzijde van het perceel (zie rechtsoverweging 3.6 en productie 7 [gedaagde conventie/eiser reconventie]). Deze inrit werd gebruikt door [gedaagde conventie/eiser reconventie] en [autobedrijf]. Dat er met betrekking tot die inrit sprake was van een erfdienstbaarheid voor [eisers conventie/gedaagden reconventie] is niet gesteld of gebleken.
5.6.
[eisers conventie/gedaagden reconventie] heeft tijdens de mondelinge behandeling, na vragen daarover van de rechtbank, benadrukt uitsluitend belang te hebben bij een verklaring voor recht ten aanzien van een erfdienstbaarheid aan de achterzijde van het perceel. Nu die verklaring niet gegeven kan worden gelet op het voorgaande, zal de vordering worden afgewezen. Het geschil over de vraag of de erfdienstbaarheid teniet is gegaan door verjaring behoeft daarom niet te worden beoordeeld. Nu geen sprake is van een erfdienstbaarheid aan de achterzijde van [perceel A] is het gevorderde gebod tot opheffing van de blokkades ook niet toewijsbaar.
(TL)lamp
5.7.
Partijen verschillen van mening over het antwoord op de vraag of de verlichting van de (TL)lamp onrechtmatige hinder oplevert. [gedaagde conventie/eiser reconventie] betwist dat sprake is van onrechtmatige hinder door de (TL)lamp in de zin van artikel 5:37 BW. Ook wordt volgens [gedaagde conventie/eiser reconventie] de lichtval weggenomen door de bamboe die [eisers conventie/gedaagden reconventie] direct tegen de schutting heeft geplant.
5.8.
De rechtbank overweegt als volgt. Bij de beoordeling van de vraag of sprake is van onrechtmatige hinder bestaan geen normen voor de mate waarin men licht dat uit een naburig pand schijnt dient te dulden. Er geldt slechts een algemene norm van artikel 5:37 en 6:162 lid 1 BW, die inhoudt dat onrechtmatige hinder verboden is. De norm is dus niet dat buren van elkaar geen enkele hinder behoeven te accepteren, zodat er nooit licht van het buurperceel zichtbaar zou mogen zijn. Of de verlichting van [gedaagde conventie/eiser reconventie] op grond van artikel 5:37 en 6:162 lid 1 BW onrechtmatige hinder oplevert hangt af van de aard, de ernst en de duur van de hinder en de daardoor toegebrachte schade in verband met de verdere omstandigheden van het geval, waaronder de plaatselijke omstandigheden. [3] Enerzijds zal moeten worden gelet op het veiligheidsbelang, anderzijds op de hinder die [eisers conventie/gedaagden reconventie] ervaart. Daarbij geldt ook dat degene die zich ter plaatse heeft gevestigd ná het tijdstip waarop de hinder een aanvang heeft genomen, een zekere mate van hinder eerder zal hebben te dulden. [4]
5.9.
Partijen hebben foto’s overgelegd met betrekking tot de verlichting van de (TL)lamp (productie 7 [eisers conventie/gedaagden reconventie] en productie 29 [gedaagde conventie/eiser reconventie]). Op de overgelegde foto’s is te zien hoe fel de (TL)lamp schijnt en dat het vanuit de tuin van [eisers conventie/gedaagden reconventie] zichtbaar is. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [eisers conventie/gedaagden reconventie] desgevraagd aangegeven dat de (TL)lamp voorheen minder fel was, omdat deze ouder was. Nu de (TL)lamp is vervangen door een nieuwe (TL)lamp is deze feller geworden. Dit is niet betwist door [gedaagde conventie/eiser reconventie]. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [eisers conventie/gedaagden reconventie] verder aangevoerd dat hij bij de achterdeur door de verlichting van de (TL)lamp wordt verblind en in de zomer hem de sfeerverlichting in de tuin wordt ontnomen. [gedaagde conventie/eiser reconventie] voert aan dat de bamboe - die is geplant door [eisers conventie/gedaagden reconventie] direct naast de schutting - de lichtval wegneemt en verwijst daarbij naar de foto die is overgelegd als productie 29. De rechtbank is van oordeel dat de bamboe mogelijk een gedeelte van de verlichting kan wegnemen bij de achterdeur, maar niet ten aanzien van de rest van de tuin. De rechtbank stelt daarmee vast dat de (TL)lamp van [gedaagde conventie/eiser reconventie] een groot gedeelte van de tuin van [eisers conventie/gedaagden reconventie] verlicht en dat, gelet op de felheid van die verlichting, deze [eisers conventie/gedaagden reconventie] hindert in zijn woongenot.
5.10.
De vraag die vervolgens rijst is of deze hinder ook onrechtmatig is. De rechtbank stelt bij de beoordeling ten aanzien van de onrechtmatigheid van de hinder het volgende voorop. [eisers conventie/gedaagden reconventie] woont naast een bedrijventerrein en kan daarom niet verwachten dat zijn achtertuin ’s avonds en ’s nachts te allen tijde donker is en alleen wordt verlicht op de momenten en in de mate die [eisers conventie/gedaagden reconventie] wil. [eisers conventie/gedaagden reconventie] zal daarom, in elk geval tot op zekere hoogte, een bepaalde mate van lichtinval moeten accepteren. Dit geldt te meer nu [gedaagde conventie/eiser reconventie] onweersproken heeft betoogd dat de (TL)lamp er al hangt sinds 1969 en [eisers conventie/gedaagden reconventie] in 2020 eigenaar is geworden van de daarnaast gelegen woning. Maar lampen waarvan het licht boven de hoogte van de schutting waarneembaar is, hoeft [eisers conventie/gedaagden reconventie] niet te accepteren. Op de overgelegde foto’s (productie 7 [eisers conventie/gedaagden reconventie] en productie 29 [gedaagde conventie/eiser reconventie]) is duidelijk waarneembaar dat de verlichting van de (TL)lamp boven de schutting uitkomt. Dit betekent dat de verlichting van [gedaagde conventie/eiser reconventie] in beginsel onrechtmatige hinder oplevert. Dat zou mogelijk anders zijn als de verlichting van [gedaagde conventie/eiser reconventie] afkomstig is van een (TL)lamp die een nuttige functie vervult. [gedaagde conventie/eiser reconventie] voert aan dat de (TL)lamp is geplaatst ter beveiliging van zijn bedrijfsterrein en ter verlichting van de verkoopruimte. De rechtbank heeft [gedaagde conventie/eiser reconventie] tijdens de mondelinge behandeling gevraagd naar het betaalsysteem bij de tankvoorziening op het terrein van [gedaagde conventie/eiser reconventie]. Desgevraagd heeft [gedaagde conventie/eiser reconventie] aangegeven dat sprake is van een betaalsysteem met een pas. Voor de betaling behoeven de bezoekers niet meer bij de verkoopruimte van [gedaagde conventie/eiser reconventie] te komen. Naar het oordeel van de rechtbank vervult de verlichting van de (TL)lamp daarom niet meer een nuttige functie zoals voorheen, zodat de hinder door deze verlichting als onrechtmatig kan worden aangemerkt.
5.11.
[gedaagde conventie/eiser reconventie] heeft aangevoerd dat het beroep van [eisers conventie/gedaagden reconventie] op onrechtmatige hinder (5:37 BW) is verjaard, omdat de (TL)lamp zich al sinds 1969 op dezelfde plaats aan de achterzijde van de woning bevindt.
5.12.
Op grond van artikel 3:314 BW in samenhang met artikel 3:306 BW verjaart de rechtsvordering tot opheffing van een onrechtmatige toestand (in dit geval de met artikel 5:37 BW strijdige situatie) na twintig jaar. Die termijn vangt aan de dag volgende op die waarop de onmiddellijke opheffing van die toestand kan worden gevorderd (artikel 3:314 lid 1 BW). Beoordeeld dient daarom te worden vanaf wanneer de onrechtmatige toestand in de zin van artikel 5:37 BW is aangevangen. [gedaagde conventie/eiser reconventie] heeft slechts gesteld dat de situatie sinds 1969 onveranderd is. Hiermee bedoelt [gedaagde conventie/eiser reconventie] kennelijk dat de (TL)lamp er hangt sinds 1969. Dit betekent niet dat sindsdien ook sprake is van een onrechtmatige toestand en dat op dat moment de verjaringstermijn is aangevangen. Het lag op de weg van [gedaagde conventie/eiser reconventie] om dit nader te onderbouwen. Dit heeft hij nagelaten. Wanneer de verjaringstermijn is aangevangen, is daarom onduidelijk en kan niet worden vastgesteld. In dat kader zijn bijvoorbeeld de volgende omstandigheden onduidelijk gebleven. De (nuttige) functie van de (TL)lamp is door het veranderde betaalsysteem vervallen, maar onduidelijk is wanneer het betaalsysteem is veranderd. Ook is tijdens de mondelinge behandeling door [gedaagde conventie/eiser reconventie] aangegeven dat de (TL)lamp voorheen een bewegingssensor had, maar dat deze sensor op een gegeven moment kapot is gegaan. Dat kan een rol spelen bij de beoordeling van de onrechtmatigheid en daarmee ook op het moment wanneer de onrechtmatige toestand is ontstaan. Gelet op deze onduidelijkheden kan de aanvang van de verjaring niet worden bepaald en zal het beroep op verjaring worden afgewezen.
5.13.
Hoewel de rechtbank van oordeel is dat de (TL)lamp onrechtmatige hinder veroorzaakt, zal [gedaagde conventie/eiser reconventie] niet worden veroordeeld om de (TL)lamp te verwijderen. Een dergelijke veroordeling gaat te ver, omdat [gedaagde conventie/eiser reconventie] betrekkelijk eenvoudig andere maatregelen kan treffen om de hinder te beëindigen. Het staat de rechtbank vrij om minder dan het gevorderde toe te wijzen. [gedaagde conventie/eiser reconventie] zal worden veroordeeld om de (TL)lamp zodanig af te stellen dat de achtertuin van [eisers conventie/gedaagden reconventie] niet meer zal worden verlicht. Dit betekent dat [gedaagde conventie/eiser reconventie] de (TL)lamp lager dan de schutting aan de muur zal moeten bevestigen. Als [gedaagde conventie/eiser reconventie] daartoe niet bereid of in staat is, zal hij de (TL)lamp wel moeten verwijderen en verwijderd houden. Daarnaast mag [gedaagde conventie/eiser reconventie] ook geen andere fel uitstralende lamp aanbrengen. De rechtbank geeft [gedaagde conventie/eiser reconventie] in overweging om de huidige (TL)lamp met een sensor af te (laten) stellen, zodat deze zoveel mogelijk alleen aanslaat op bewegingen op het eigen perceel.
5.14.
De rechtbank zal een termijn van veertien dagen na betekening van dit vonnis aan deze veroordeling verbinden, wat een redelijke termijn wordt geacht voor [gedaagde conventie/eiser reconventie] om daaraan te voldoen. De rechtbank ziet geen aanleiding om aan deze veroordeling een dwangsom te verbinden. [gedaagde conventie/eiser reconventie] heeft namelijk aangevoerd dat hij gehoor zal geven aan een eventuele veroordeling. De rechtbank zal daarom de gevorderde dwangsom afwijzen.
In reconventie
5.15.
[gedaagde conventie/eiser reconventie] heeft aan zijn vorderingen diverse verwijten ten grondslag gelegd. Deze zijn door hem onderverdeeld in vijf deelonderwerpen:
  • huisnummer,
  • waterschade gang,
  • verwijdering van de schutting,
  • bamboe, en
  • bomen.
Ten behoeve van de leesbaarheid van dit vonnis zal elk deelonderwerp afzonderlijk worden behandeld.
Huisnummer
5.16.
Partijen verschillen van mening over het antwoord op de vraag aan wie de muur waarop het huisnummer was bevestigd toebehoort, of dat deze mandelig is.
5.17.
[eisers conventie/gedaagden reconventie] heeft verweer gevoerd en stelt eigenaar te zijn van de desbetreffende muur waarop het huisnummer van [gedaagde conventie/eiser reconventie] was bevestigd. [gedaagde conventie/eiser reconventie] betwist dat [eisers conventie/gedaagden reconventie] eigenaar is van deze muur en dat de kopse kant van de tussenmuur mogelijk mandelig is, zodat partijen gezamenlijk eigenaar zijn.
5.18.
De rechtbank leidt uit de overgelegde foto (productie 30 [gedaagde conventie/eiser reconventie]) af dat het geschil gaat om de muur aan de voorzijde van beide percelen (rode markering):
[AFBEELDING III]
Afbeelding: uittreksel Kadastrale Kaart (productie 1 [gedaagde conventie/eiser reconventie])
5.19.
[AFBEELDING IV]
[AFBEELDING V]
Het huisnummer was bevestigd aan de buitenmuur op de plek waar op onderstaande foto’s schroefgaten te zien zijn.
Afbeeldingen: productie 30 [gedaagde conventie/eiser reconventie].
5.20.
De rechtbank maakt uit bovenstaande foto’s op dat het gaat om de tussenmuur waarop het huisnummer hing, die zich bevindt op de scheidsmuur tussen de woning van [eisers conventie/gedaagden reconventie] en de woning van [gedaagde conventie/eiser reconventie]. Dit geldt te meer nu ook op de eerste foto in overweging 5.19. te zien is dat het huisnummer hing op de plek waar de heg loopt. Gelet hierop en op de betwisting van [gedaagde conventie/eiser reconventie] heeft [eisers conventie/gedaagden reconventie] zijn stelling onvoldoende onderbouwd dat de muur aan [eisers conventie/gedaagden reconventie] toebehoort. De rechtbank gaat er daarom vanuit dat de muur mandelig is. Op grond van artikel 5:62 lid 2 BW is de scheidsmuur die tussen twee gebouwen of werken, welke aan verschillende eigenaren toebehoren, gemeen hebben gemeenschappelijke eigendom en mandelig. Dit betekent dat in het geval twee gebouwen slechts een deel van een muur gemeen hebben alleen dat deel als scheidsmuur is aan te merken. Gelet hierop is de tussenmuur aan de voorzijde van de woningen van [eisers conventie/gedaagden reconventie] en [gedaagde conventie/eiser reconventie] aan te merken als scheidsmuur en dus mandelig. [gedaagde conventie/eiser reconventie] is daarom bevoegd als mede-eigenaar, binnen de door artikel 5:67 lid 1 BW gegeven kaders, het huisnummer aan de muur te bevestigen, zolang dit geen overlast oplevert voor de andere mede-eigenaar ([eisers conventie/gedaagden reconventie]). [eisers conventie/gedaagden reconventie] heeft in dat kader onvoldoende onderbouwd dat hij door het huisnummer overlast heeft. [eisers conventie/gedaagden reconventie] heeft gesteld dat het verwarring oplevert, maar nu het rijsschoolbord door [gedaagde conventie/eiser reconventie] is weggehaald en [eisers conventie/gedaagden reconventie] zijn voordeur aan de zijkant heeft, is niet komen vast te staan dat [eisers conventie/gedaagden reconventie] overlast in de zin van artikel 5:37 BW heeft van het huisnummer op de plek waar het huisnummer hing.
5.21.
De rechtbank komt tot de slotsom dat [gedaagde conventie/eiser reconventie] bevoegd is om het huisnummer terug te plaatsen op de oorspronkelijke positie. Dit betekent dat de vordering van [gedaagde conventie/eiser reconventie] zal worden toegewezen. Het beroep op verjaring behoeft daarom geen bespreking meer.
Waterschade gang
5.22.
Tussen partijen is in geschil of [eisers conventie/gedaagden reconventie] de door [gedaagde conventie/eiser reconventie] gestelde waterschade aan hem dient te vergoeden.
5.23.
De rechtbank overweegt als volgt. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [eisers conventie/gedaagden reconventie] aangevoerd dat de schade van [gedaagde conventie/eiser reconventie] is vergoed door de verzekeraar van [gedaagde conventie/eiser reconventie]. Dit is vervolgens door [gedaagde conventie/eiser reconventie] bevestigd. [gedaagde conventie/eiser reconventie] heeft daarbij aangevoerd dat hij het onterecht vindt dat zijn verzekeraar opdraait voor de schade die is veroorzaakt door [eisers conventie/gedaagden reconventie] dient deze schade te vergoeden, zodat [gedaagde conventie/eiser reconventie] het bedrag kan (terug)betalen aan zijn verzekeraar.
5.24.
De rechtbank is van oordeel dat dit een verzekeringskwestie betreft tussen partijen en diens verzekeraars. In dat kader is het van belang of [gedaagde conventie/eiser reconventie] als vorderingsgerechtigde kan worden aangemerkt. De verzekeraar van [gedaagde conventie/eiser reconventie] heeft de schade vergoed. Hierdoor is op grond van de subrogatiebepaling (artikel 7:962 BW) het vorderingsrecht van [gedaagde conventie/eiser reconventie] overgegaan op de verzekeraar. Dit betekent dat het vorderingsrecht in het onderhavige geval toekomt aan de verzekeraar en het aan haar is om het uitgekeerde bedrag terug te vorderen van [eisers conventie/gedaagden reconventie] of diens verzekeraar. De verzekeraar heeft de vrijheid om al dan niet gebruik te maken van dit vorderingsrecht. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat [eisers conventie/gedaagden reconventie] niet als vorderingsgerechtigde kan worden aangemerkt.
5.25.
Nu [gedaagde conventie/eiser reconventie] niet als vorderingsgerechtigde kan worden aangemerkt, zal de vordering tot schadevergoeding worden afgewezen.
Verwijdering van de schutting
5.26.
Volgens [gedaagde conventie/eiser reconventie] is er door de bevestiging van de schutting aan de wand van zijn garage en de aanwezigheid van stroomkabels sprake van een inbreuk op zijn eigendomsrecht. Om vast te stellen of [eisers conventie/gedaagden reconventie] jegens [gedaagde conventie/eiser reconventie] een onrechtmatige daad heeft gepleegd, moet zijn voldaan aan de voorwaarden van artikel 6:162 BW. De rechtbank moet beoordelen of [eisers conventie/gedaagden reconventie], zoals [gedaagde conventie/eiser reconventie] stelt, een inbreuk heeft gemaakt op het eigendomsrecht van [gedaagde conventie/eiser reconventie], of dit gestelde onrechtmatig handelen van [eisers conventie/gedaagden reconventie] hem kan worden toegerekend, of sprake is van schade aan de zijde van [gedaagde conventie/eiser reconventie] c.s. en of die schade het gevolg is van het onrechtmatig handelen van [eisers conventie/gedaagden reconventie]
5.27.
[gedaagde conventie/eiser reconventie] heeft gesteld dat er geen toestemming is geweest voor het bevestigen van de schutting tegen de garagewand van [gedaagde conventie/eiser reconventie]. Dit is niet betwist door [eisers conventie/gedaagden reconventie] Aangenomen wordt daarom dat de schutting is geplaatst zonder toestemming van [gedaagde conventie/eiser reconventie]. Maar wat hiervan zij, de rechtbank is van oordeel - zoals door Heerkink c.s. is betoogd - dat de vordering van [gedaagde conventie/eiser reconventie] tot opheffing van de (eventueel) onrechtmatige toestand is verjaard. Op grond van artikel 3:314 BW in samenhang met artikel 3:306 BW verjaart de rechtsvordering tot opheffing van een onrechtmatige toestand na twintig jaar. [eisers conventie/gedaagden reconventie] heeft aangevoerd dat niet hij de schutting heeft geboord en bevestigd aan de garagemuur van [gedaagde conventie/eiser reconventie], maar dat op het moment dat hij eigenaar werd van [woning B] de schutting er al meer dan 20 jaar stond. Dit is niet betwist door [gedaagde conventie/eiser reconventie], zodat de vordering tot verwijdering van de schutting is verjaard. De vordering zal daarom worden afgewezen.
Bamboe
5.28.
[eisers conventie/gedaagden reconventie] betwist dat de bamboe in de verboden zone ligt zoals bedoeld in artikel 5:42 BW. [eisers conventie/gedaagden reconventie] heeft aangevoerd dat op grond van artikel 13 van de Bomenverordening van de gemeente Elburg geldt dat de in artikel 5:42 BW bedoelde afstand is vastgesteld op één meter voor bomen en nihil voor heggen en heesters. Daarnaast betwist [eisers conventie/gedaagden reconventie] dat de bamboe kan worden gekwalificeerd als een boom of heester. Volgens [eisers conventie/gedaagden reconventie] is de bamboe een gras.
5.29.
De rechtbank overweegt ten aanzien van de primaire vordering van [gedaagde conventie/eiser reconventie] tot verwijdering van de bamboe als volgt. Op grond van artikel 5:42 lid 1 en 2 BW geldt in beginsel dat het niet geoorloofd is om binnen een afstand van twee meter vanaf de erfgrens bomen te hebben en dat binnen een halve meter van de erfgrens geen heesters of heggen mogen staan (de verboden zone), tenzij de eigenaar daartoe toestemming heeft gegeven, of op grond van een verordening of plaatselijke gewoonte een kleinere afstand is toegestaan.
5.30.
In de geldende Bomenverordening 2013 van de gemeente Elburg is in artikel 10
- niet in artikel 13, zoals door [eisers conventie/gedaagden reconventie] is aangevoerd - bepaald dat de afstand als bedoeld in artikel 5:42 BW wordt vastgesteld op 1 meter voor bomen en op nihil voor heggen en heesters.
5.31.
Partijen verschillen van mening over het antwoord op de vraag of bamboe als een boom kan worden gekwalificeerd. De rechtbank overweegt daarover als volgt. Artikel 5:42 BW wil de eigenaar van een erf onder meer bescherming bieden tegen de al te vergaande ontneming van licht, lucht en uitzicht, die het gevolg kan zijn van beplanting te dicht op de erfgrens door de eigenaar van het belendende erf. [5] De wetgever heeft zich niet uitgesproken over de vraag wat precies het onderscheid is tussen bomen enerzijds en heesters of heggen anderzijds. Uit de rechtspraak blijkt dat een bepaalde plantensoort in het ene geval als een boom en in het andere geval als heg is aan te merken. De beoordeling in dit kader is daarom afhankelijk van de omstandigheden van het geval.
5.32.
Partijen hebben geen informatie over en weer aangedragen over de eigenschappen van de bamboe. [eisers conventie/gedaagden reconventie] heeft in randnummer 25 van de conclusie van antwoord in reconventie aangevoerd dat de bamboe van een niet-woekerende soort is. De rechtbank overweegt dat, hoewel bamboe naar algemeen spraakgebruik eerder als grassoort dan als struik of heester wordt aangemerkt, bamboe voor een deel ook uit hout bestaat en in elk geval zeer geschikt is om een haag mee te vormen. Daarnaast is het een feit van algemene bekendheid dat (bepaalde soorten) veelvuldig als haagplant te koop wordt aangeboden. In verband hiermee wordt in overweging genomen dat, zoals ook blijkt uit de overgelegde foto’s van [gedaagde conventie/eiser reconventie] in productie 34, de bamboe bovengrondse stengels (met daaraan bladeren) vormt, die een houtachtig karakter krijgen, die daardoor permanent aanwezig zijn, en die steeds verder groeien en daarbij een hoogte van vele meters kunnen bereiken.
5.33.
De rechtbank is met inachtneming van de hiervoor genoemde omstandigheden van oordeel dat de bamboe kan worden gekwalificeerd als een heg. Ingevolge artikel 10 Bomenverordening 2013 is de afstand tot de erfgrens nihil voor heggen en heesters. Dit betekent dat de bamboe zich niet bevindt in de verboden zone op grond van artikel 5:42 BW en de Bomenverordening 2013 zodat de primaire vordering van [gedaagde conventie/eiser reconventie] tot verwijdering van de bamboe zal worden afgewezen.
5.34.
Ten aanzien van de subsidiaire vordering van [gedaagde conventie/eiser reconventie] tot het aanbrengen van een wortelbegrenzer heeft [eisers conventie/gedaagden reconventie] aangevoerd dat de bamboe vanuit een compacte kluit groeit en geen uitlopers vormt, zodat een wortelbegrenzer overbodig is.
5.35.
De aanwezigheid van wortels in andermans erf is niet onrechtmatig. [gedaagde conventie/eiser reconventie] heeft onvoldoende gesteld om de conclusie te rechtvaardigen dat de wortels van de bamboe ondergronds en bovengronds zullen doorschieten naar zijn erf en dat deze hinder zullen veroorzaken, laat staan dat die hinder als onrechtmatig gekwalificeerd moet worden. Het had op de weg van [gedaagde conventie/eiser reconventie] gelegen om dit nader te onderbouwen met objectieve en verifieerbare gegevens. Nu deze onderbouwing ontbreekt zal de subsidiaire vordering tot het aanbrengen van een wortelbegrenzer eveneens worden afgewezen.
Bomen
5.36.
Niet in geschil is dat de bolcatalpa’s bomen zijn in de zin van artikel 5:42 BW. Daarnaast betwist [eisers conventie/gedaagden reconventie] niet dat de bomen zich bevinden op een afstand van 32 tot 44 centimeter van de erfgrens. In het hiervoor aangehaalde artikel 10 van de Bomenverordening 2013 is bepaald dat de afstand als bedoeld in artikel 5:42 BW voor bomen is vastgesteld op één meter. De rechtbank hanteert daarom de afstand van één meter tot aan de erfgrenslijn als verboden zone. Dit betekent dat de bomen zich in de verboden zone van één meter bevinden en ongeoorloofd zijn. In dat kader voert [eisers conventie/gedaagden reconventie] aan dat de onrechtmatigheid ten aanzien van de bolcatalpa’s ontbreekt door het onrechtmatig handelen jegens hem vanwege de vrachtwagen van [gedaagde conventie/eiser reconventie] die naast de schutting geparkeerd staat (productie 10 tot en met 23 [eisers conventie/gedaagden reconventie]). [eisers conventie/gedaagden reconventie] betoogt dat hij dat niet behoeft te accepteren en daarom de bomen heeft geplant.
De stelling van [eisers conventie/gedaagden reconventie] dat hij de bomen heeft geplant ten behoeve van zijn privacy, neemt niet weg dat het ongeoorloofd is om bomen binnen de verboden zone te planten. De vordering tot verwijdering van de bomen zal dan ook worden toegewezen.
5.37.
Tegen de gevorderde dwangsom is door [eisers conventie/gedaagden reconventie] geen verweer gevoerd, zodat deze zal worden toegewezen, met dien verstande dat het maximum van de te verbeuren dwangsommen zal worden bepaald op € 3.000,00 voor alle bomen samen.
Proceskosten
5.38.
Aangezien partijen buren van elkaar zijn en zij in conventie en reconventie over en weer in het gelijk en in het ongelijk zijn gesteld, ziet de rechtbank aanleiding de proceskosten te compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

6.De beslissing

De rechtbank
in conventie
6.1.
veroordeelt [gedaagde conventie/eiser reconventie] om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis de (TL)lamp zodanig af te stellen dat de achtertuin van [eisers conventie/gedaagden reconventie] niet meer zal worden verlicht, zoals is overwogen in rechtsoverweging 5.14. van dit vonnis,
6.2.
compenseert de kosten tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
6.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
6.4.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
6.5.
verklaart voor recht dat [gedaagde conventie/eiser reconventie] bevoegd is het huisnummer terug te plaatsen, alsmede het huisnummer mag hebben en (be)houden op de oorspronkelijke positie (productie 30 [gedaagde conventie/eiser reconventie]);
6.6.
veroordeelt [eisers conventie/gedaagden reconventie] om binnen veertien dagen na betekening van het vonnis tot gehele verwijdering van de zestal bomen over te gaan en verwijderd te houden, op straffe van een dwangsom van € 100,00 voor iedere dag of gedeelte van een dag per boom dat [eisers conventie/gedaagden reconventie] hiermee in gebreke blijft, tot een maximum van € 3.000,00 is bereikt;
6.7.
compenseert de kosten tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
6.8.
verklaart de veroordelingen onder 6.5. en 6.6. van dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
6.9.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.M.C. Boesberg en in het openbaar uitgesproken op 3 mei 2023.
AK/FB

Voetnoten

1.HR 1 oktober 2021, ECLI:NL:HR:2021:1423.
2.HR 8 juli 2016, ECLI:NL:HR:2016:1511.
3.Zie: Hoge Raad 3 mei 1991, ECLI:NL:HR:1991:ZC0235.
4.Zie: Hoge Raad 18 september 1998, ECLI:NL:HR:1998:ZC2704.
5.Zie: parlementaire geschiedenis Boek 5, p. 190.