In deze zaak, die zich afspeelt in Zutphen, betreft het een burengeschil tussen twee partijen over de uitoefening van een erfdienstbaarheid van weg. Eiser, eigenaar van een perceel naast dat van gedaagde, wil de erfdienstbaarheid kunnen uitoefenen die in 1969 is gevestigd. Gedaagde stelt echter dat deze erfdienstbaarheid is opgeheven of vervallen. De rechtbank heeft vastgesteld dat partijen van mening verschillen over de ligging van de erfdienstbaarheid, die volgens eiser aan de achterzijde van zijn perceel zou moeten liggen, terwijl gedaagde betoogt dat deze halverwege zijn perceel ligt. De rechtbank heeft in haar vonnis van 3 mei 2023 geoordeeld dat de erfdienstbaarheid halverwege het perceel van gedaagde is gevestigd, en dat er geen sprake is van een erfdienstbaarheid aan de achterzijde van het perceel van eiser. Hierdoor zijn de vorderingen van eiser tot opheffing van blokkades en het verkrijgen van een verklaring voor recht afgewezen.
Daarnaast is er een geschil over een (TL)lamp die door gedaagde aan zijn woning is bevestigd en die volgens eiser onrechtmatige hinder veroorzaakt. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verlichting inderdaad hinderlijk is, maar dat gedaagde niet verplicht kan worden om de lamp te verwijderen. In plaats daarvan is gedaagde veroordeeld om de lamp zo aan te passen dat deze geen hinder meer veroorzaakt voor eiser.
In reconventie heeft gedaagde vorderingen ingesteld tegen eiser, waaronder de terugplaatsing van een huisnummer en de verwijdering van bomen die zich in de verboden zone bevinden. De rechtbank heeft geoordeeld dat gedaagde bevoegd is het huisnummer terug te plaatsen en heeft eiser veroordeeld tot verwijdering van de bomen, op straffe van een dwangsom. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.