ECLI:NL:RBGEL:2023:2591

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
3 mei 2023
Publicatiedatum
3 mei 2023
Zaaknummer
417581
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • J.T. van Belzen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing tenuitvoerlegging Belgisch vonnis inzake ouderlijke verantwoordelijkheid en verhuizing met kinderen

In deze zaak, die op 3 mei 2023 door de Rechtbank Gelderland is behandeld, gaat het om een kort geding tussen een man en een vrouw over de tenuitvoerlegging van een Belgisch vonnis van de rechtbank Antwerpen. Dit vonnis, gedateerd 20 maart 2023, beval de onmiddellijke terugkeer van de kinderen naar Nederland en de afgifte aan de man. De vrouw heeft echter beroep ingesteld tegen dit vonnis en verzoekt om schorsing van de tenuitvoerlegging totdat de bodemrechter heeft beslist over de erkenning van het vonnis en de vervangende toestemming om met de kinderen naar België te verhuizen. De voorzieningenrechter oordeelt dat er sprake is van een spoedeisend belang, aangezien de kinderen momenteel in Nederland verblijven en de situatie van de kinderen niet onnodig verstoord mag worden. De voorzieningenrechter schorst de tenuitvoerlegging van het Belgisch vonnis en verbiedt de vrouw om met de kinderen naar het buitenland te reizen. Tevens wordt er een voorlopige zorgverdeling vastgesteld waarbij de kinderen contact hebben met de vader onder regie van de Jeugdbescherming Gelderland. De voorzieningenrechter wijst de vordering van de vrouw om een bijzondere curator aan te wijzen af, omdat er al een jeugdbeschermer betrokken is. De proceskosten worden gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Familie- en jeugdrecht
Zittingsplaats Arnhem
Zaakgegevens: C/05/417581 / KG ZA 23-113
Datum uitspraak: 3 mei 2023
Vonnis kort geding
in de zaak van:
[de man],
wonende te [woonplaats],
eisende partij, gedaagde in reconventie,
hierna: de man,
advocaat: mr. A.H.A. Beijersbergen van Henegouwen te Utrecht,
tegen
[de vrouw],
wonende te [woonplaats],
gedaagde partij, eiseres in reconventie,
hierna: de vrouw,
advocaat: mr. S.S. Zijderveld te Wageningen.
Partijen zullen hierna mede de man respectievelijk de vrouw genoemd worden.

1.Het procesverloop

1.1.
Dit verloop blijkt uit:
de dagvaarding van 13 april 2023;
de conclusie van antwoord in conventie, ingekomen op 27 april 2023;
de conclusie van antwoord in reconventie, ingekomen op 28 april 2023;
het proces-verbaal van de mondelinge behandeling op 2 mei 2023.
Tijdens de mondelinge behandeling zijn gehoord:
  • de man, bijgestaan door zijn advocaat;
  • de vrouw, via beeldbellen digitaal bijgestaan door haar advocaat;
  • een vertegenwoordigster van de Raad voor de Kinderbescherming;
  • een vertegenwoordigster van Jeugdbescherming Gelderland.

2.De feiten

2.1.
Uit het voormalige huwelijk van partijen zijn geboren:
[kind 1], op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
[kind 2], op [geboortedatum] te [geboorteplaats], en
[kind 3], op [geboortedatum] te [geboorteplaats].
2.2.
Partijen zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over de kinderen.
2.3.
Bij vonnis van 20 maart 2023 heeft de rechtbank van Antwerpen de onmiddellijke terugkeer naar Nederland bevolen van [kind 1], [kind 2] en [kind 3] met afgifte van de kinderen aan de man door de vrouw in aanwezigheid van een hulpverlener van het Leger des Heils van Nederland, waarbij de man zich kan laten bijstaan door de eerste daartoe aangezochte gerechtsdeurwaarder, desnoods met bijstand van de openbare macht.
2.4.
De vrouw en de kinderen verblijven op dit moment in [plaats].
2.5.
Bij beschikking van 29 oktober 2021 zijn de kinderen onder toezicht gesteld tot
13 november 2022. Bij beslissing van 29 september 2022 heeft de Jeugdbescherming Gelderland besloten geen verlengingsverzoek van de ondertoezichtstelling bij de rechtbank in te dienen.

3.De eis in conventie

3.1.
De man vordert bij vonnis en voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad de vrouw te veroordelen:
primair
a) tot directe nakoming (binnen 24 uur na afgifte van de mondelinge uitspraak) van het vonnis van de rechtbank Antwerpen van 20 maart 2023 waarbij de vrouw is veroordeeld tot afgifte van de minderjarige kinderen aan de man;
b) tot betaling van een dwangsom van € 250 per dag tot een maximum van € 100.000 voor iedere dag waarop zij geen medewerking verleent aan de uitvoering van de veroordeling zoals opgenomen in het genoemde vonnis van de rechtbank Antwerpen;
c) alsmede te bepalen dat de man hulp mag inroepen van de politie als de vrouw weigert tot nakoming waarbij de politie/justitie tot taak zal hebben om de kinderen bij de vrouw weg te halen en af te geven aan de man zoals is bepaald in het genoemde vonnis van de rechtbank Antwerpen;
subsidiair
d) een voorlopige zorgregeling te bepalen van één weekend per 14 dagen waarbij de kinderen van vrijdagavond 17.00 uur tot zondagavond 18.00 uur bij de man zullen zijn, althans een regeling die de rechtbank juist acht;
zowel primair als subsidiair
e) de vrouw te verbieden om samen met de kinderen af te reizen naar het buitenland;
f) de vrouw te veroordelen in de kosten van het geding, waaronder de proceskosten, griffiekosten, deurwaarderskosten en eventuele nakosten.

4.Het verweer en eis in reconventie

4.1.
De vrouw vordert dat de voorzieningenrechter de vorderingen in conventie bij vonnis afwijst. In reconventie vordert de vrouw:
I. de tenuitvoerlegging van het vonnis van 20 maart 2023 van de rechtbank Antwerpen te schorsen totdat de bodemrechter heeft beslist over de erkenning van het voornoemd vonnis en de vervangende toestemming verhuizing;
II. te gebieden dat voor [kind 1], [kind 2] en [kind 3] een bijzondere curator wordt aangewezen die de belangen van de kinderen in de aanhangige procedures zal behartigen. Op het verweer van de vrouw zal voor zover van belang hierna nader worden ingegaan.

5.De beoordeling

5.1.
De voorzieningenrechter kan een beslissing nemen in alle spoedeisende zaken die gelet op de belangen van partijen een onmiddellijke voorziening bij voorraad vereisen (artikel 254 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering). Omdat de kinderen in Nederland ([plaats]) verblijven, is de rechtbank Gelderland bevoegd. Het gegeven dat er geen contact tussen de kinderen en de man is en er een vonnis van de rechtbank Antwerpen ligt dat afgifte van de kinderen aan de man beveelt, vormt een spoedeisend belang dat een voorlopige voorziening rechtvaardigt.
Vonnis van de rechtbank Antwerpen
5.2.
Naar Belgisch recht is het vonnis van 20 maart 2023 van de rechtbank Antwerpen uitvoerbaar bij voorraad en blijft dat ook gedurende het in België ingestelde beroep tegen het vonnis (artikelen 1397 lid 2 en 1399 Gerechtelijk Wetboek).
5.3.
Volgens de Verordening Brussel II-ter (Verordening EU 2019/1111 van 25 juni 2019) artikel 56 lid 2 kan de voor tenuitvoerlegging bevoegde autoriteit of het gerecht van de lidstaat van tenuitvoerlegging, op verzoek van de persoon tegen wie de tenuitvoerlegging wordt gevraagd of, indien van toepassing krachtens het nationale recht, van het betrokken kind, de tenuitvoerleggingsprocedure geheel of gedeeltelijk opschorten om een van de volgende redenen:
a) tegen de beslissing is een gewoon beroep ingesteld in de lidstaat van herkomst;
b) de termijn voor een gewoon beroep als bedoeld onder a) is nog niet verstreken;
c) een verzoek tot weigering van tenuitvoerlegging op grond van artikel 41, 50 of 57 is ingediend;
d) de persoon tegen wie de tenuitvoerlegging wordt gevraagd, overeenkomstig artikel 48 heeft verzocht om intrekking van een overeenkomstig artikel 47 afgegeven certificaat.
5.4.
De vrouw heeft verklaard beroep tegen het vonnis van de rechtbank Antwerpen te hebben ingesteld, hetgeen niet is betwist door de man. Daarnaast is zij een procedure bij de rechtbank Gelderland gestart (zitting 11 mei 2023) betreffende onder meer het verzoek tot weigering van de erkenning en tenuitvoerlegging van het Belgisch vonnis. Ook dit is niet betwist door de man. Dat betekent dat de voorzieningenrechter toekomt aan zowel de vordering in conventie tot tenuitvoerlegging van het vonnis als aan de vordering in reconventie tot schorsing van het vonnis.
5.5.
De voorzieningenrechter stelt vast dat de vrouw al gedeeltelijk heeft voldaan aan het vonnis van de rechtbank Antwerpen omdat zij is teruggekeerd naar Nederland en inmiddels in [plaats] verblijft met de kinderen. Voor zover de tenuitvoerlegging van het vonnis aan de orde is, betreft het de afgifte van de kinderen aan de man.
5.6.
De voorzieningenrechter beslist dat zij het vonnis betreffende de afgifte van de kinderen aan de man niet ten uitvoer zal leggen, maar de tenuitvoerlegging er van zal schorsen. Hieronder legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit besluit is gekomen.
5.7.
Er is sprake van een weigeringsgrond op grond waarvan de voorzieningenrechter de vordering van de man afwijst. Uit artikel 1 lid 3 juncto 30 lid 1 Brussel II-ter (Verordening EU 2019/1111 van 25 juni 2019) volgt dat een in een lidstaat gegeven beslissing inzake kinderontvoering in andere lidstaten wordt erkend zonder dat daartoe speciale procedures vereist zijn. Of het vonnis van 20 maart 2023 van de rechtbank Antwerpen vatbaar is voor erkenning in Nederland, hangt af van de vraag of zich een eventuele weigeringsgrond van artikel
39 Brussel II-ter voordoet. Volgens artikel 39 Brussel II-ter wordt de erkenning van een beslissing inzake ouderlijke verantwoordelijkheid geweigerd indien en voor zover zij onverenigbaar is met een latere beslissing inzake ouderlijke verantwoordelijkheid, die in de lidstaat waar de erkenning wordt ingeroepen is gegeven.
5.8.
Op 11 mei 2023 staat de mondelinge behandeling gepland van het verzoek van de vrouw voor vervangende toestemming om met de kinderen naar België te verhuizen. Als de voorzieningenrechter het vonnis van de rechtbank Antwerpen voor wat betreft de afgifte van de kinderen ten uitvoer zou leggen, dan betekent dat dat de vrouw de kinderen per direct dient af te geven aan de man. De voorzieningenrechter vindt de afgifte van de kinderen onverenigbaar met de nog te nemen beslissing in de bodemprocedure over het verhuizen van de vrouw met de kinderen naar België. Weliswaar is deze beslissing inzake ouderlijke verantwoordelijkheid nog niet genomen, maar wel binnen afzienbare termijn te verwachten. Om te vermijden dat de voorzieningenrechter een voorschot zou nemen op de beslissing in de bodemprocedure, vindt zij dat de situatie moet blijven zoals zij is, namelijk dat de kinderen in [plaats] bij de vrouw blijven tot in de bodemprocedure is beslist. Voorkomen moet worden dat de kinderen nu afgegeven worden aan de man om mogelijk na de uitspraak in de bodemprocedure weer terug te verhuizen naar de vrouw. De kinderen hebben de afgelopen tijd al meerdere verblijfplaatsen gehad. Zij zijn vanuit hun thuissituatie door huwelijksproblemen tussen partijen bij [vrouwenopvang] terecht gekomen en naar [plaats] verhuisd. Daarna is de vrouw getrouwd met haar huidige echtgenoot en met de kinderen naar België vertrokken, om inmiddels weer met de kinderen in [plaats] bij haar ouders te verblijven. Het is niet in het belang van de kinderen om nodeloos geconfronteerd te worden met nog meer wisselingen in hun verblijfplaats. Daarbij speelt mee dat de kinderen kwetsbaar zijn omdat zij tijdens het huwelijk van partijen getuige zijn geweest van (onder meer) huiselijk geweld.
5.9.
Schorsing van de tenuitvoerlegging van het vonnis is mogelijk op grond van artikel 56 Brussel II-ter. Het gerecht in de lidstaat van tenuitvoerlegging kan op verzoek van in dit geval de moeder de tenuitvoerleggingsprocedure volledig of gedeeltelijk schorsen. Aan twee voorwaarden hiervoor is voldaan. De moeder heeft beroep ingesteld tegen het vonnis en heeft bij de rechtbank Gelderland een verzoek tot weigeren van de erkenning en tenuitvoerlegging er van ingediend.
5.10.
Doorslaggevend voor het schorsen acht de voorzieningenrechter dat de kinderen op dit moment in Nederland verblijven bij de vrouw en haar ouders en er vooralsnog geen aanleiding is om aan te nemen dat zij het daar niet goed hebben. Na de echtscheiding van partijen is de vrouw de hoofdverzorger van de kinderen geweest en vond het contact tussen de man en de jongste twee kinderen begeleid plaats en was nog in opbouw. Met de oudste had de man geen contact. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de situatie voorlopig moet blijven zoals zij is. Wel zal het contact tussen de kinderen en de man zo snel mogelijk hervat moeten worden.
Zorgverdeling
5.11.
De voorzieningenrechter acht het zorgelijk dat het contact tussen de kinderen en de man door de beslissing van de vrouw om in België te gaan wonen, plotseling is gestopt. Ook is er twijfel of de vrouw voldoende emotionele toestemming geeft voor het contact tussen de kinderen en de man, zo komt naar voren uit hetgeen is toegelicht tijdens de mondelinge behandeling door de Raad en de GI. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de Raad een mondeling verzoek gedaan om de kinderen onder toezicht te stellen van Jeugdbescherming Gelderland (hierna: de GI) en uit huis te plaatsen bij de man dan wel op een neutrale plek. De voorzieningenrechter heeft het verzoek tot ondertoezichtstelling van de kinderen toegewezen. Uit de stukken en de mondelinge behandeling komt naar voren dat de Raad en de GI positief staan tegenover contact tussen de man en de kinderen. Er zijn geen contra-indicaties die het contact in de weg staan en uit de stukken komt ook naar voren dat er groei zat in het begeleide contact tussen de jongste kinderen en de man. Vanwege de betrokkenheid van de GI bij het gezin en het feit dat het oudste kind voor het vertrek naar België al lang geen contact had met de man, zal de voorzieningenrechter de subsidiaire vordering van de man zodanig toewijzen dat een contactregeling wordt vastgelegd die zal plaatsvinden onder regie van de GI.
Reisverbod
5.12.
Ook zal de voorzieningenrechter de vordering van de man om de vrouw te verbieden naar het buitenland te reizen toewijzen tot in de bodemprocedure anders is beslist. De voorzieningenrechter heeft er onvoldoende vertrouwen in dat de vrouw bij een verblijf in bijvoorbeeld België met de kinderen zal terugkeren naar Nederland. De vrouw is destijds onvoorspelbaar en onbetrouwbaar geweest in haar gedrag door zonder overleg met de GI en zonder toestemming van de vader naar België te verhuizen met de kinderen. Ook staat zij momenteel niet ingeschreven in de Basisregistratie Persoonsgegevens van Nederland.
Bijzondere curator
5.13.
De rechter kan op grond van artikel 250 Burgerlijk Wetboek een bijzondere curator benoemen als dat in het belang van de opvoeding en verzorging van de kinderen noodzakelijk wordt geacht. In dit geval is er een ondertoezichtstelling uitgesproken. Omdat er een jeugdbeschermer betrokken zal zijn bij de kinderen is er naar het oordeel van de voorzieningenrechter geen spoedeisend belang om in kort geding een bijzondere curator te benoemen. De voorzieningenrechter wijst de vordering af.
Proceskosten
5.14.
Gelet op het voormalige huwelijk van partijen is de voorzieningenrechter van oordeel dat iedere partij met de eigen proceskosten belast dient te blijven. De voorzieningenrechter zal daarom de vordering van de man afwijzen en de proceskosten onderling compenseren.

6.De beslissing

De voorzieningenrechter
6.1.
stelt vast dat de vrouw gedeeltelijk heeft voldaan aan het vonnis van de rechtbank Antwerpen van 20 maart 2023 en dat de kinderen in Nederland ([plaats]) verblijven;
6.2.
verbiedt de vrouw om met de kinderen vanuit Nederland naar het buitenland te reizen tot in de bodemprocedure anders is beslist;
6.3.
schorst de tenuitvoerlegging van het vonnis van 20 maart 2023 van de rechtbank Antwerpen voor zover is bepaald dat de kinderen moeten worden afgegeven aan de man tot definitief is beslist over het verzoek voor vervangende toestemming om te mogen verhuizen naar België;
6.4.
bepaalt als voorlopige zorgverdeling dat de kinderen onder regie van de GI contact hebben met de vader, waarbij de GI de frequentie, de duur en de eventuele begeleiding van de contactmomenten bepaalt;
6.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.6.
compenseert de kosten van dit geding aldus dat iedere partij haar eigen kosten draagt;
6.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.T. van Belzen, in tegenwoordigheid van mr. M.M. Verschuren als griffier en in het openbaar uitgesproken op 3 mei 2023.