ECLI:NL:RBGEL:2023:2857

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
14 april 2023
Publicatiedatum
22 mei 2023
Zaaknummer
10357065 \ HA VERZ 23-7
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van de arbeidsovereenkomst op verzoek van werkgever wegens verstoorde arbeidsverhouding met toekenning van beëindigingsvergoeding

In deze zaak heeft de werkgever verzocht om ontbinding van de arbeidsovereenkomst met de werknemer op grond van een verstoorde arbeidsverhouding. De procedure begon met een verzoekschrift op 24 februari 2023, gevolgd door een verweerschrift van de werknemer. Tijdens de mondelinge behandeling op 13 april 2023 erkende de werknemer dat de arbeidsverhouding verstoord was en dat herplaatsing niet mogelijk was. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er een redelijke grond voor ontbinding was, zoals beschreven in artikel 7:669 lid 3 van het Burgerlijk Wetboek. De kantonrechter heeft besloten de arbeidsovereenkomst te ontbinden met ingang van 1 juni 2023 en heeft de werkgever veroordeeld om een beëindigingsvergoeding van € 16.636,72 bruto aan de werknemer te betalen, uiterlijk op 1 juli 2023. Tevens is bepaald dat iedere partij zijn eigen proceskosten draagt. De beschikking is gegeven door kantonrechter M.J.P. Heijmans en openbaar uitgesproken op 14 april 2023.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK GELDERLAND
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Nijmegen
zaakgegevens 10357065 \ HA VERZ 23-7 \ 25115 \ 41245
uitspraak van 14 april 2023
beschikking
in de zaak van
[verzoeker]
,
gevestigd te Veenendaal,
verzoekende partij,
gemachtigde mr. J. Eerbeek,
tegen
[verweerder] ,
wonende te [woonplaats] ,
verwerende partij,
gemachtigde H.P.F.E.M. van IJzendoorn.
Partijen worden hierna werkgever en werknemer genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift van 24 februari 2023
- het verweerschrift, tevens zelfstandig voorwaardelijk tegenverzoek, met producties
- de aanvullende producties van werkgever
- het aanvullende verweer van werknemer
- de aanvullende productie van werkgever
1.2.
De zaak is mondeling behandeld op de zitting van 13 april 2023. Verschenen zijn [persoon 1 ] en [persoon 2] namens werkgever, bijgestaan door haar gemachtigde, en werknemer, bijgestaan door zijn gemachtigde. Mr. Eerbeek heeft een pleitnotitie voorgedragen en de griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat tijdens de zitting is besproken.

2.Het verzoek en het verweer

2.1.
Werkgever verzoekt kort gezegd de arbeidsovereenkomst met werknemer te ontbinden. Ter zitting heeft werkgever te kennen gegeven aan dit verzoek enkel nog ten grondslag te leggen dat sprake is van een verstoorde arbeidsverhouding als bedoeld in artikel 7:669 lid 3 sub g BW en wel zodanig dat van haar in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Herplaatsing op een redelijke termijn is volgens haar niet mogelijk.
2.2.
Werknemer heeft ter zitting erkend dat inmiddels sprake is van een zodanig verstoorde arbeidsverhouding, dat van werkgever in redelijkheid niet meer kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Ook hij ziet geen mogelijkheden tot herplaatsing.
2.3.
Voor het geval dat het verzoek om ontbinding van werkgever zou worden toegewezen, verzoekt werknemer om toekenning van een beëindigingsvergoeding. Werkgever heeft zich daartegen niet verzet.

3.De beoordeling

3.1.
Het gaat in deze zaak om de vraag of de arbeidsovereenkomst tussen partijen moet worden ontbonden.
3.2.
De kantonrechter stelt voorop dat het verzoek van werkgever geen verband houdt met een opzegverbod.
3.3.
Een arbeidsovereenkomst kan alleen worden ontbonden als daar een redelijke grond voor is. In de wet, het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW), is bepaald wat een redelijke grond is (artikel 7:669 lid 3 BW). Ook is voor ontbinding vereist dat herplaatsing van de werknemer binnen een redelijke termijn niet mogelijk is of niet in de rede ligt (artikel 7:669 lid 1 BW).
3.4.
Naar het oordeel van de kantonrechter is er in dit geval een redelijke grond voor ontbinding. Er is namelijk sprake van een verstoorde arbeidsverhouding tussen partijen, zodanig dat van werkgever in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. De kantonrechter is verder van oordeel dat herplaatsing van werknemer binnen een redelijke termijn niet mogelijk is.
3.5.
De kantonrechter concludeert dat zij het verzoek van werkgever zal toewijzen en de arbeidsovereenkomst tussen partijen zal ontbinden. Het einde van de arbeidsovereenkomst zal worden bepaald op 1 juni 2023. Dat is de datum waarop de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging zou zijn geëindigd, verminderd met de duur van deze procedure (artikel 7:671b lid 8 BW).
3.6.
Partijen zijn het erover eens geworden dat, bij een ontbinding van de arbeidsovereenkomst per genoemde datum, werkgever uiterlijk op 1 juli 2023 een beëindigingsvergoeding van € 16.636,72 bruto aan werknemer betaalt.
3.7.
Gelet op de uitkomst van deze procedure zal de kantonrechter bepalen dat partijen ieder hun eigen proceskosten moeten betalen.

4.De beslissing

De kantonrechter,
4.1.
ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen met ingang van 1 juni 2023;
4.2.
veroordeelt werkgever om uiterlijk op 1 juli 2023 aan werknemer een beëindigingsvergoeding te betalen ten bedrage van € 16.636,72 bruto;
4.3.
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten betaalt;
4.4.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
4.5.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door de kantonrechter mr. M.J.P. Heijmans en in het openbaar uitgesproken op 14 april 2023.