ECLI:NL:RBGEL:2023:2878

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
16 mei 2023
Publicatiedatum
23 mei 2023
Zaaknummer
AWB - 23 _ 2563
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening voor omgevingsvergunning flitsbezorgdienst in Nijmegen

Op 16 mei 2023 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening van [A] B.V. tegen de afwijzing van hun aanvraag voor een omgevingsvergunning. Verzoekster, die een flitsbezorgdienst exploiteert, had een vergunning aangevraagd voor een locatie in Nijmegen, maar het college van burgemeester en wethouders heeft deze geweigerd. Verzoekster heeft bezwaar gemaakt en vroeg om een voorlopige voorziening, omdat zij meent dat het spoedeisend belang aanwezig is. De voorzieningenrechter oordeelde echter dat het belang van verzoekster voornamelijk financieel van aard is en dat dit onvoldoende is om een voorlopige voorziening te treffen. De voorzieningenrechter concludeerde dat er geen spoedeisend belang is, omdat verzoekster niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij in acute financiële nood verkeert of dat er onomkeerbare schade dreigt. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening dan ook afgewezen, met de overweging dat het college beslisruimte heeft bij het verlenen van de omgevingsvergunning en dat het besluit niet evident onrechtmatig is. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn gewezen op het feit dat er geen hoger beroep of verzet openstaat tegen deze mondelinge uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 23/2563
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van 16 mei 2023 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[A] B.V., uit [plaats B] , verzoekster

(gemachtigde: mr. A.S.D. Lijkwan),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nijmegen

(gemachtigden: W. Bloemena en S. Heijligers).

Zitting

De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 16 mei 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoekster vertegenwoordigd door de heer [C] , de gemachtigde van verzoekster en de gemachtigden van het college.
Na afloop van de zitting heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk uitspraak gedaan. De motivering van die uitspraak vermeldt de voorzieningenrechter hierna onder de beslissing.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster tegen de afwijzing van de aanvraag van verzoekster voor een omgevingsvergunning.
2. Verzoekster exploiteert een bezorgdienst voor dagelijkse boodschappen en aanverwante artikelen aan consumenten en wil zich vestigen aan [het adres D] in [plaats E] . Om het pand te kunnen gebruiken ten behoeve van de bezorgdienst heeft zij een omgevingsvergunning aangevraagd voor het gebruik in strijd met het bestemmingsplan. [1]
3. Op 13 april 2023 is door de Omgevingsdienst Regio Nijmegen het voornemen tot afwijzing van de vergunning aan verzoekster gestuurd. Verzoekster heeft daarop gereageerd. Met het besluit van 4 mei 2023 is de vergunning geweigerd. Verzoekster heeft op 4 mei 2023 bezwaar ingediend en onderhavig verzoek ingediend.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

4. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
5. Verzoekster verzoekt primair om het besluit van 4 mei 2023 te schorsen, in die zin dat geen vergunning vereist is voor het gebruik van het pand aan [het adres D] te [plaats E] . Subsidiair verzoekt zij om het College bij wijze van ordemaatregel te veroordelen om binnen twee weken na de uitspraak, althans een in goede justitie te bepalen termijn, een beslissing op bezwaar te nemen met inachtneming van die uitspraak.
6. De voorzieningenrechter treft alleen een voorlopige voorziening als “onverwijlde spoed” dat vereist. [2] Een financieel belang vormt in de regel onvoldoende reden om een voorlopige voorziening te treffen. Als er geen onomkeerbare situatie dreigt, bijvoorbeeld faillissement, of een acute financiële noodsituatie, neemt de voorzieningenrechter aan dat spoedeisend belang ontbreekt, zodat zij alleen al daarom geen voorlopige voorziening treft. [3]
6.1.
Verzoekster voert aan dat haar belang niet alleen financieel van aard is. Ze voert aan dat zij, als ze niet snel kan starten met de exploitatie, geen reële mogelijkheden meer heeft om de markt in [plaats E] succesvol te betreden. Zij dreigt namelijk de huuroptie op deze locatie te verliezen. Verzoekster heeft in september 2022 een optie genomen op de huur van het pand aan [het adres D] in [plaats E] . De optie om te huren is gemaakt onder het voorbehoud dat het bevoegd gezag de exploitatie daar ook toe staat. Volgens verzoekster heeft de verhuurder nu aangegeven dat de exploitatie op korte termijn moet gebeuren, en dat de optie anders vervalt. Als zij deze locatie kwijt raakt, zal het heel lastig worden om een (andere) geschikte nieuwe locatie te vinden in [plaats E] , gelet op de brief van het college van 1 november 2022 waarin zij de gemeenteraad informeren over flitsbezorging. Daarnaast veroveren haar concurrenten ondertussen steeds meer marktaandeel en ziet zij geen mogelijkheden om die situatie na afloop van de bezwaarprocedure nog te veranderen. Als verzoekster geen gebruik kan maken van deze locatie dan is er een risico dat zij de markt voor flitsbezorgers in [plaats E] niet kunnen betreden. Ten slotte heeft verzoekster naar voren gebracht dat zij zo’n 80 werknemers heeft in [plaats E] die nu thuis zitten en doorbetaald worden. Door de onzekerheid over het openen van deze locatie dreigen de werknemers ander werk te zoeken, en valt het team uit elkaar.
6.2.
De voorzieningenrechter oordeelt dat verzoekster niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij een ander belang heeft dan een financieel belang. En dat het financieel belang niet leidt tot acute financiële nood. Voor zover de voorzieningenrechter rekening moet houden met de exploitatie heeft verzoekster niet aannemelijk gemaakt dat zij nu binnen twee weken het pand moeten gaan huren, omdat zij de locatie anders verliezen. Verzoekster is al sinds september 2022 in gesprek met de verhuurder en de verhuurder weet dat verzoekster afhankelijk is van toestemming van het college. Verzoekster heeft geen huur-of exploitatieovereenkomst overgelegd waaruit een voorbehoud blijkt. Ook kon verzoekster niet aangeven wat nu precies de deadline is die de verhuurder haar heeft gesteld. Daardoor is niet gebleken dat verzoekster de bezwaarprocedure niet kan afwachten.
6.3.
Verzoekster heeft ook niet aannemelijk gemaakt dat als zij deze locatie verliezen dat zij zich dan helemaal niet meer in [plaats E] kunnen vestigen en hun positie op de markt in [plaats E] verspelen. Het college heeft dat weersproken en aangevoerd dat verzoekster als grote professionele organisatie zo’n gevolg wel kan opvangen. De voorzieningenrechter overweegt dat verzoekster al langer tijd ermee bekend is dat zij in [plaats E] een andere locatie moet zoeken en dat zij daar in haar concurrentiepositie ook rekening mee kan houden. Hetgeen is aangevoerd over het doorbetalen van werknemers is naar het oordeel van de voorziengingenrechter ook financieel van aard. De voorzieningenrechter ziet ook geen spoedeisend belang in de stelling van verzoekster dat zij vreest dat werknemers uit onvrede met de situatie ander werk zullen gaan zoeken. Verzoekster heeft niet duidelijk kunnen maken waarom die onvrede op korte termijn, hangende de bezwaarprocedure, zou ontstaan. Hierbij weegt de voorzieningenrechter mee dat verzoekster aanvoert dat de werknemers al sinds september 2022 niet meer werken, wel doorbetaald worden, verzoekster zelf pas in januari 2023 een vergunning heeft aangevraagd en de bezwaarprocedure volgens het college naar verwachting binnen de daarvoor geldende termijnen kan worden afgehandeld.
6.4.
De conclusie is dat er geen spoedeisend belang is. De voorzieningenrechter overweegt dat bij afwezigheid van een spoedeisend belang een voorlopige voorziening alleen kan worden getroffen als het besluit van het college evident onrechtmatig is. Dat heeft verzoekster niet aannemelijk gemaakt. Het college heeft bij het wel of niet verlenen van een omgevingsvergunning beslisruimte en heeft ter zitting uitgebreid toegelicht waarom zij het exploiteren van een flitsbezorgdienst op deze locatie in strijd met de goede ruimtelijke ordening acht. Het college heeft de mogelijkheid om in de beslissing op bezwaar het besluit nog verder te motiveren. De voorzieningenrechter wijst het verzoek daarom af.
6.5.
De voorzieningenrechter overweegt verder dat in feite verzoekster met het primaire verzoek aan de voorzieningenrechter vraagt dat zij het pand direct mag gebruiken, vooruitlopend op de bezwaarprocedure. En dat de voorzieningenrechter een verklaring voor recht geeft dat er geen sprake is van strijd met het bestemmingsplan. Voor het treffen van een dergelijke verstrekkende voorlopige voorziening bestaat alleen aanleiding in zeer uitzonderlijke situaties, en niet gebleken is dat daarvan in dit geval sprake is. Voor zover het verzoek betrekking heeft op schorsing van het bestreden besluit, is er dan ook geen spoedeisend belang bij het verzoek.
6.6.
Ter zitting heeft het college aangegeven dat zij de bezwaarprocedure snel zullen opstarten en dat de beslissing op bezwaar binnen 12 weken zal worden gegeven. De voorzieningenrechter verwacht dat er op korte termijn duidelijkheid komt voor verzoekster.

Rechtsmiddelen

7. Partijen zijn erop gewezen dat tegen deze mondelinge uitspraak geen hoger beroep of verzet openstaat.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 16 mei 2023 door mr. D. Bruinse-Pot, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. A.M. van Gerwen, griffier.
De griffier is verhinderd deze uitspraak
te ondertekenen
voorzieningenrechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op: 23 mei 2023

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Artikel 2.1, eerste lid, onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
2.Artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
3.Zie bijvoorbeeld, ABRvS, 22 december 2021, ECLI:NL:RVS:2021:2885.