Uitspraak
RECHTBANK Gelderland
1.De procedure
2.De feiten
“Van november 2019 tot november 2021 heeft [gedaagde partij], rechtbank)
ongeveer 65000 euro uitgegeven aan verbouwingskosten (schuur, achtertuin, overkapping, trap, gangkast, slaapkamer, studeerkamer etc.). [eisende partij], rechtbank)
heeft in die tijd ongeveer 2000 euro bijgedragen. Volgens de 70/30 verfhouding, zou [eisende partij] 19.500 euro bijgedragen moeten hebben. [eisende partij] heeft dus 17.500 euro te weinig bijgedragen, waardoor er een extra schuld van 17.500 euro is van [eisende partij] naar [gedaagde partij] .
“Op 14-11-2021 heb je mij een schuldbekentenis laten ondertekenen, waarin vermeld staat dat ik jou € 17.500,- verschuldigd zou zijn voor de verbouwing van ons huis. Zes dagen later, op 20-11-2021, heb je vervolgens onze relatie beëindigd. Ik heb dit moeten verwerken en heb nagedacht en kom derhalve nu met een reactie omdat ik me niet aan de indruk kan onttrekken dat je toen al wist dat je de relatie wil beëindigen. Omdat wij het hier voor die tijd nooit over hebben gehad trek ik bij deze de schuldbekentenis in. We gaan het verder afhandelen als omschreven in ons samenlevingscontract en conform de eigendomsverhoudingen.”
3.Het geschil
a. [gedaagde partij] zal veroordelen om binnen twee weken na betekening van het in
€ 35.620,-- in de woning geïnvesteerd. Dit kwam niet overeen met de gekozen verhouding 30/70. Daarom is besloten om in de samenlevingsovereenkomst een “schuld” van [eisende partij] op te nemen van € 12.000,--, zodat aan de verhouding 30/70 werd voldaan. Dit is enkel een rekenkundige exercitie geweest om aan de verhouding 30/70 te komen. Het bedrag van
€ 12.000,-- is niet nogmaals verschuldigd en kan dus niet worden verrekend.
Dit geldt ook voor het door [gedaagde partij] verlangde aandeel van 30% in de kosten van de verbouwing. Zij had ten tijde van de samenleving weinig tot geen inkomsten. In de situatie dat het inkomen van één van partijen (tijdelijk) wegvalt zullen de kosten van de gemeenschappelijke huishouding door de andere partij worden gedragen. Indien een partij in een kalenderjaar meer heeft bijgedragen in de kosten van de huishouding dan de andere op grond van artikel 3 van de samenlevingsovereenkomst had moeten dragen, heeft deze partij het recht dit meerdere van de andere partij na afloop van het kalenderjaar terug te vorderen. Het is nog maar de vraag of de verrekenings-aanspraak niet stilzwijgend is uitgesloten. [gedaagde partij] heeft zijn vordering ter zake van de verbouwingskosten niet voldoende onderbouwd.
a. de verdeling van de woning zal vaststellen in die zin dat de woning aan hem wordt toegescheiden, waarbij de overwaarde van de woning wordt vastgesteld conform artikel 21 lid 3 jo. artikel 12 lid 1 van de samenlevingsovereenkomst;
4.De beoordeling
Het is niet aan de rechtbank om aan de hand van deze -ongesorteerd- overgelegde stukken uit te zoeken welke kosten (uitsluitend) zijn toe te rekenen aan verbouwingswerkzaamheden. Bij deze stand van zaken is de rechtbank van oordeel dat [gedaagde partij] zijn verrekeningsvordering onvoldoende heeft onderbouwd.
Hoewel [gedaagde partij] in zijn conclusie van antwoord in conventie/voorwaardelijke eis in reconventie heeft aangeboden om door middel van stukken bewijs te leveren van de verbouwingskosten en hij dat bewijs niet heeft geleverd met de door hem ter zitting overgelegde rekeningen en bonnetjes, zal [gedaagde partij] gelet op de hiervoor geconstateerde gebrekkige onderbouwing van zijn stellingen niet tot nadere bewijslevering op dit punt worden toegelaten.
heeft gesteld dat [eisende partij] ook nog met een bedrag van € 2.000,-- heeft bijgedragen aan de verbouwingskosten, zodat ook dit bedrag wordt meegenomen bij de verrekening.
Een en ander betekent dat [eisende partij] voor 30% moet bijdragen in de door [gedaagde partij] gedane investering ad € 35.620,-- hetgeen neerkomt op een bedrag van € 10.686,-- en dat [gedaagde partij] voor 70% moet bijdragen in de door [eisende partij] gedane investeringen ad in totaal 23.080,--, hetgeen neerkomt op een bedrag van € 16.156,--. Per saldo heeft [eisende partij] een vordering op [gedaagde partij] van € 5.470,-- (€ 16.156,-- minus € 10.686,--).
ad € 12.000,--, als genoemd in de staat van aanbrengsten, niet bij de verrekening dient te worden betrokken, zodat de rechtbank dit dan ook niet zal doen.
-voor het geval dat [eisende partij] haar medewerking aan de verdeling weigert- aan hem vervangende toestemming wordt verleend om het aandeel van 50% van [eisende partij] in de woning aan hem te leveren, wordt reeds om die reden afgewezen.
5.De beslissing
a. de woning wordt toegedeeld aan [gedaagde partij] ,