ECLI:NL:RBGEL:2023:3328

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
12 juni 2023
Publicatiedatum
9 juni 2023
Zaaknummer
AWB-23_2076
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op herbeoordelingsverzoek in het kader van de Wet hersteloperatie toeslagen

In deze uitspraak van de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, wordt het beroep van eiser beoordeeld tegen de Belastingdienst/Toeslagen wegens het niet tijdig nemen van een besluit op een herbeoordelingsverzoek. Eiser had eerder een verzoek ingediend in het kader van de Wet hersteloperatie toeslagen, maar de dienst heeft niet binnen de gestelde termijn gereageerd. De rechtbank oordeelt dat de dienst in verzuim is, omdat zij niet binnen de door de rechtbank opgelegde termijn van zes weken een vooraankondiging heeft verzonden. De rechtbank bepaalt dat de dienst binnen twee weken na verzending van deze uitspraak de vooraankondiging moet verzenden en binnen twee weken na ontvangst van een zienswijze op de vooraankondiging of na het verstrijken van de termijn van zes weken een besluit moet nemen. Tevens wordt een dwangsom van € 250 per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 37.500. Eiser krijgt ook een vergoeding van € 418,50 voor proceskosten, omdat het beroep gegrond is verklaard. De uitspraak is gedaan door rechter W.P.C.G. Derksen, in aanwezigheid van griffier K. Berends.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 23/2076

uitspraak van de enkelvoudige kamer van

in de zaak tussen

[eiser] uit [woonplaats], eiser

(gemachtigde: mr. S. Oukil),
en

de Belastingdienst/Toeslagen, de dienst.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt rechtbank het beroep dat eiser heeft ingesteld na de uitspraak van de rechtbank van 26 oktober 2022. [1] In die uitspraak staat dat de dienst binnen zes weken na de dag van verzending van die uitspraak de vooraankondiging over de uitkomst van het herbeoordelingsverzoek moet verzenden en binnen twee weken na ontvangst van een zienswijze op de vooraankondiging of binnen twee weken na het verstrijken van de termijn van zes weken om te reageren op de vooraankondiging een besluit op het herbeoordelingsverzoek bekend moet maken. Eiser stelt nu beroep in omdat de dienst dat volgens hem niet heeft gedaan.
1.1.
De rechtbank heeft op 6 april 2023 het beroep van eiser tegen het niet tijdig nemen van een beslissing door de dienst overeenkomstig de uitspraak van de rechtbank van
26 oktober 2022 ontvangen.
1.2.
De dienst heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
Het is niet nodig dat partijen op een zitting worden gehoord. Het beroep is namelijk kennelijk ontvankelijk en gegrond. Daarom sluit de rechtbank het onderzoek en doet zij zonder zitting uitspraak. [2] De rechtbank legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Beoordeling door de rechtbank

Is het beroep ontvankelijk en gegrond?
2. Gelet op vaste rechtspraak is een bestuursorgaan dat zich, ondanks het gezag van een rechterlijke uitspraak, niet houdt aan de door de bestuursrechter gestelde termijn in een uitspraak na afloop van de in die uitspraak bepaalde termijn in verzuim om een besluit te nemen. [3]
2.1.
Gebleken is dat de dienst niet binnen de door de rechtbank gestelde termijn in de uitspraak van 26 oktober 2022 alsnog een beslissing op het herbeoordelingsverzoek heeft genomen. Uit de stukken van eiser en het verweerschrift van de dienst lijkt zelfs te volgen dat er nog geen start is gemaakt met het herbeoordelingsverzoek van eiser. De dienst heeft dus nog altijd niet beslist. Het beroep is daarom ontvankelijk en gegrond.
Welke beslistermijn moet aan de dienst worden opgelegd?
3. Als het beroep gegrond is en er nog geen besluit bekendgemaakt is, bepaalt de rechtbank dat het bestuursorgaan binnen twee weken na de dag van verzending van de uitspraak alsnog een besluit bekendmaakt. Alleen in bijzondere gevallen kan de rechtbank een andere termijn bepalen. [4]
3.1.
De dienst heeft nog steeds geen besluit genomen. De dienst moet dit alsnog doen. De dienst heeft in het verweerschrift aangevoerd dat sprake is van een bijzonder geval en daarom om een langere beslistermijn verzocht. De dienst wees daarbij op de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 14 april 2023. [5]
3.2.
Het beroep op de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland heeft de rechtbank in haar uitspraak van 2 juni 2023 beoordeeld. [6] Daarin heeft de rechtbank overwogen dat tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland hoger beroep is ingesteld en dat er rechtbanken zijn, zoals de rechtbank Rotterdam [7] die de lijn van de rechtbank Midden-Nederland niet volgen. De rechtbank zag in die uitspraak geen grond om vooruitlopend op het oordeel in hoger beroep tegen beide uitspraken al af te wijken van haar vaste gedragslijn in deze. De rechtbank ziet in wat de dienst in deze zaak heeft aangevoerd geen grond om van dit oordeel af te wijken.
3.3.
Voor het geval de rechtbank de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland niet volgt, verzoekt de dienst in het verweerschrift een termijn van twintig weken. De dienst miskent in het verweerschrift dat het hier gaat om een tweede beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit op het herbeoordelingsverzoek van eiser. In haar uitspraak op het eerste beroep van 26 oktober 2022 heeft de rechtbank al rekening gehouden met de bijzondere omstandigheden en daarom een ruimere beslistermijn opgelegd dan twee weken. De dienst heeft geen uitvoering gegeven aan die uitspraak. De nu gevraagde termijn van twintig weken is daarom totaal niet passend.
3.4.
Wel geldt nog steeds de werkwijze dat voorafgaand aan een besluit op het herbeoordelingsverzoek eerst een vooraankondiging wordt gedaan, waarop eiser mag reageren. Omdat het hier een tweede beroep gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit betreft, krijgt de dienst daarvoor een termijn van twee weken. Dat betekent dat de dienst
binnen twee wekenna de dag van verzending van de uitspraak een vooraankondiging over de uitkomst van het herbeoordelingsverzoek moet verzenden. Vervolgens moet de dienst binnen twee weken na ontvangst van een zienswijze op de vooraankondiging of binnen twee weken na het verstrijken van de termijn van zes weken om te reageren op de vooraankondiging een besluit op het herbeoordelingsverzoek bekend maken.
Welke dwangsom wordt aan de dienst opgelegd?
4. De rechtbank bepaalt dat de dienst een dwangsom van € 250 moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn nu nog wordt overschreden door de dienst. Daarbij geldt wel een maximum van € 37.500. De rechtbank ziet aanleiding voor het vaststellen van een dwangsom van deze hoogte omdat de dienst de in de uitspraak van 26 oktober 2022 opgelegde dwangsom heeft laten vollopen zonder te beslissen op het herbeoordelingsverzoek van eiser. Deze dwangsom is in overeenstemming met het landelijk beleid. [8]
4.1.
Deze dwangsom geldt voor de onder 3.5 genoemde termijnen gezamenlijk. Dat betekent dat de dwangsom begint te lopen op het moment dat de dienst de eerste termijn van twee weken overschrijdt en deze doorloopt tot op het moment dat de vooraankondiging over de uitkomst van het herbeoordelingsverzoek is verzonden. Als de dienst vervolgens ook de tweede termijn overschrijdt, gaat de dwangsom weer verder lopen tot het moment dat de dienst een besluit neemt. De dwangsom loopt uiteindelijk niet verder door dan € 37.500.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is kennelijk gegrond. Dat betekent dat eiser gelijk krijgt, de dienst de onder 3.4 genoemde termijnen krijgt om alsnog een besluit te nemen en aan de dienst de onder 4 genoemde dwangsom wordt opgelegd.
5.1.
Omdat het beroep kennelijk gegrond is moet de dienst het griffierecht aan eiser vergoeden en krijgt eiser ook een vergoeding voor zijn proceskosten. De dienst moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 418,50 omdat de gemachtigde van eiser een beroepschrift heeft ingediend en de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
  • draagt de dienst op
  • bepaalt dat de dienst aan eiser een dwangsom van € 250 moet betalen voor elke dag waarmee de dienst de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 37.500;
  • bepaalt dat de dienst het griffierecht van € 50 aan eiser moet vergoeden;
- veroordeelt de dienst tot betaling van € 418,50 aan proceskosten aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.P.C.G. Derksen, rechter, in aanwezigheid van
mr.K. Berends, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Zaaknummer ARN 22/3060.
2.Dit volgt uit artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
3.ABRvS 24 december 2019, ECLI:NL:RVS:2019:4403.
4.Dit volgt uit artikel 8:55d, eerste en derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
5.Rechtbank Midden-Nederland 14 april 2023, ECLI:NL:RBMNE:2023:1702.
6.Rechtbank Gelderland 2 juni 2023, ECLI:NL:RBGEL:2023:3137.
7.Rechtbank Rotterdam 26 april 2023, ECLI:NL:RBROT:2023:3474.
8.https://www.rechtspraak.nl/Onderwerpen/Overheidsorganisatie-beslist-niet-op-tijd/Paginas/extra-dwangsom.aspx#tabs