ECLI:NL:RBGEL:2023:3378

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
9 juni 2023
Publicatiedatum
13 juni 2023
Zaaknummer
C/05/416841 / FA RK 23-903
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging zorgregeling en vervangende toestemming medicatie in familiezaken

In deze beschikking heeft de Rechtbank Gelderland op 9 juni 2023 een gedetailleerde zorgregeling vastgesteld voor de kinderen van de ouders, na een jarenlange strijd over de zorg- en opvoedingstaken. De rechtbank heeft de ouders gehoord tijdens een mondelinge behandeling en vastgesteld dat er gewijzigde omstandigheden zijn die een herbeoordeling van de zorgregeling rechtvaardigen. De ouders hebben overeenstemming bereikt over een nieuwe invulling van het doordeweekse schema, waarbij de kinderen op maandag, dinsdag en woensdag tot 14.15 uur bij de vader zijn en op woensdag van 14.15 uur tot vrijdag bij de moeder. De rechtbank heeft ook de weekendregeling en de verdeling van schoolvakanties en feestdagen vastgesteld, waarbij de ouders jaarlijks om en om een eerste keuzeoptie hebben voor de verdeling van de vakanties.

Daarnaast heeft de rechtbank de moeder vervangende toestemming verleend voor het verstrekken van ADHD-medicatie aan hun jongste kind, [minderjarige 1]. De rechtbank heeft overwogen dat de toestemming van beide ouders nodig is voor medische behandelingen en dat de vader zijn toestemming niet heeft gegeven. De rechtbank heeft het advies van de kinder- en jeugdpsychiater gevolgd, die aangaf dat medicatie noodzakelijk is voor de ontwikkeling van [minderjarige 1]. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het in het belang van het kind is om de medicatie te verstrekken, ondanks de bezwaren van de vader. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en de proceskosten zijn voor iedere partij zelf.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK GELDERLAND
Familie- en jeugdrecht
Zittingsplaats Arnhem
Zaakgegevens: C/05/416841 / FA RK 23-903
Datum uitspraak: 9 juni 2023
beschikking ex artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW)
in de zaak van
[naam vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats vader] ,
advocaat mr. M.M.P. Gerrits te Wijchen,
tegen
[naam moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats moeder] ,
advocaat mr. N. Groen te Den Haag.

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- de beschikking van deze rechtbank van 26 april 2023;
- het F9-formulier van 9 mei 2023 van mr. M.M.P. Gerrits;
- het F3-formulier van 9 mei 2023 van mr. N. Groen met als bijlage het verweerschrift tegen het latere aanvullende verzoek;
- het F9-formulier van 11 mei 2023 van mr. N. Groen met als bijlage de brief van 10 mei 2023 van de kinder- en jeugdpsychiater E. Brok.
1.2.
De rechtbank heeft in de beschikking van 26 april 2023, in lijn met de tijdens de mondelinge behandeling door de ouders bereikte overeenstemming, een verdeling van het paasweekend en het pinksterweekend 2023 vastgesteld. Iedere verdere beslissing met betrekking tot de verzoeken van de ouders over de vakanties en feestdagen, de vervangende toestemming medicatie, het schema c.q. de wisselmomenten van de zorgregeling en de proceskosten is aangehouden tot de mondelinge behandeling van 12 mei 2023.
1.3.
Tijdens de mondelinge behandeling van 12 mei 2023 zijn gehoord:
- de vader, bijgestaan door mr. M.M.P. Gerrits;
- de moeder, bijgestaan door mr. N. Groen;
- een vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad).

2.De verdere beoordeling

2.1.
De rechtbank zal eerst de verzoeken met betrekking tot de zorgregeling en de vakanties en feestdagen bespreken.
Zorgregeling
2.2.
Op grond van artikel 1:377e gelezen in samenhang met artikel 1:253a, vierde lid, van het BW kan de rechtbank op verzoek van de ouders of van een van hen een beslissing inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken of een door de ouders onderling getroffen verdeling van de zorg- en opvoedingstaken wijzigen als nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of dat bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan.
2.3.
De (oudere) leeftijd van de kinderen en de last die [minderjarige 1] , vanwege zijn problematiek, lijkt te ervaren van de vele wisselmomenten in het huidige doordeweekse schema worden gezien als gewijzigde omstandigheden. Dat geldt ook voor de vele discussies die de ouders voeren over de verdeling van de vakanties en feestdagen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat dit (tezamen) een relevante wijziging van omstandigheden oplevert die een herbeoordeling van de zorgregeling rechtvaardigt.
-
de reguliere zorgregeling tijdens schoolweken
2.4.
De ouders hebben tijdens de mondelinge behandeling overeenstemming bereikt over een andere invulling van het doordeweekse schema. De rechtbank is van oordeel dat de door de ouders getroffen onderlinge regeling in het belang van de kinderen is en zal deze daarom vastleggen. De onderling getroffen regeling houdt in dat de kinderen op maandag, dinsdag en woensdag tot 14.15 uur (einde schooldag) bij de vader zullen zijn en op woensdag van 14.15 uur (einde schooldag), donderdag en vrijdag bij de moeder. Tijdens de mondelinge behandeling was enkel nog onenigheid over het tijdstip dat de kinderen op woensdag van de vader naar de moeder wisselen als de kinderen die dag een studiedag hebben. De moeder wil dat de kinderen dan op woensdag om 08:30 uur naar haar toe gaan, terwijl de vader dit wil om 14:15 uur. De rechtbank zal in overeenstemming met het advies van de Raad geen uitzondering maken in geval van een studiedag of andere vrije dag. Juist die uitzonderingen zorgen namelijk voor veel discussie tussen de ouders en de kinderen hebben hier last van. De rechtbank zal daarom bepalen dat de kinderen tijdens schoolweken altijd van de vader naar de moeder wisselen op woensdag om 14:15 uur, ook als er die dag sprake is van een studiedag of andere vrije dag. De ouders hebben afgesproken dat het gewijzigde doordeweekse schema ingaat op 5 juni 2023, zodat de kinderen hierop kunnen worden voorbereid. De rechtbank zal dat ook vastleggen.
2.5.
De ouders zijn het erover eens dat de weekendregeling ongewijzigd in stand blijft. Dit betekent dat de kinderen in de even weken in het weekend bij de vader zijn en in de oneven weken in het weekend bij de moeder. Het weekend begint op zaterdag om 08:30 uur en eindigt op maandag om 08.30 uur. Dit geldt ook als de vrijdag voorafgaand aan het weekend en/of de maandag aansluitend aan het weekend een studiedag of andere vrije dag is. Dat de vader dit liever anders zou willen, is voor de rechtbank geen reden om af te wijken van het reguliere schema. Ook hier geldt dat juist uitzonderingen zoveel mogelijk voorkomen moeten worden.
-
de schoolvakanties en feestdagen
2.6.
Niet in geschil is dat de schoolvakanties bij helfte tussen de ouders worden verdeeld. Wel in geschil is hoe die verdeling er uit moet zien. Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat de ouders nog steeds behoefte hebben aan het (jaarlijks om en om) hebben van een eerste keuzemogelijkheid voor de verdeling van de schoolvakanties. Zo willen zij beide in een bepaald jaar een voorkeur kunnen uitspreken over welke vakanties of deel daarvan zij doorbrengen met de kinderen. De rechtbank zal hier rekening mee houden in de hierna vast te stellen regeling. Ook is gebleken dat de ouders behoefte hebben aan duidelijkheid over de wisselmomenten tijdens vakanties en of de eerste en laatste weekenden meetellen of niet. De rechtbank is het ook hier met de Raad eens dat er zo min mogelijk uitzonderingen moeten zijn, omdat dit discussies oplevert bij de ouders en dat is niet in het belang van de kinderen.
2.7.
De rechtbank zal, om duidelijkheid te creëren, bij de hierna vast te stellen regeling een onderscheid maken tussen de schoolvakanties van een week, de schoolvakanties van twee weken en de zomervakantie. Omdat een verdeling bij helfte het uitgangspunt is en uitzonderingen op het reguliere schema zoveel mogelijk voorkomen moeten worden, zal de rechtbank bepalen dat de vakanties van één week starten op maandag om 08:30 uur en eindigen op zaterdag om 08:30 uur. De weekenden van deze vakanties worden dus ingevuld volgens het reguliere schema. Ook zal de rechtbank bepalen dat de vakanties die twee weken duren starten op de eerste zaterdag van de vakantie om 08:30 uur, waarbij geldt dat het wisselmoment van de ene naar de andere ouder precies een week later is op de tweede zaterdag van de vakantie om 08:30 uur en de vakantie eindigt op de derde zaterdag van de vakantie om 08:30 uur. Hier geldt dus dat alleen het laatste weekend van de vakantie wordt ingevuld volgens het reguliere schema. Tot slot zal de rechtbank bepalen dat de eerste helft van de zomervakantie (die bij de ene ouder is) start op zaterdag om 08:30 uur en eindigt, precies drie weken later, op zaterdag om 08.30 uur. De tweede helft van de zomervakantie (die bij de andere ouder is) start (aansluitend op de eerste helft) op zaterdag om 08.30 uur en, precies drie weken later, eindigen op zaterdag om 08.30 uur. Ook hier geldt dus dat alleen het laatste weekend van de zomervakantie wordt ingevuld volgens het reguliere schema.
2.8.
Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat de ouders zich erin kunnen vinden dat zij, jaarlijks om en om, een eerste keuzeoptie hebben bij de verdeling van de schoolvakanties. Dit is door de vader verzocht en de moeder heeft op de zitting aangegeven dat zij zich hierin kan vinden. De rechtbank zal daarom van die keuzeoptie uitgaan en bepalen dat de vader in de oneven jaren de eerste keuze heeft voor de herfstvakantie of de voorjaarsvakantie en de moeder in de even jaren. Dit houdt in dat de ouder kiest voor óf de herfstvakantie óf de voorjaarsvakantie. Ook zal de rechtbank bepalen dat de moeder in de oneven jaren de eerste keuze heeft voor de eerste helft of de tweede helft van de meivakantie en de vader in de even jaren. Dit geldt ook voor de kerstvakantie. Tot slot zal de rechtbank bepalen dat de vader in de oneven jaren de eerste keuze heeft voor de eerste helft of de tweede helft van de zomervakantie en de moeder in de even jaren.
2.9.
Verder is tijdens de mondelinge behandeling gebleken dat de ouders het erover eens zijn dat het reguliere doordeweekse schema en het reguliere weekendschema doorlopen tijdens Pasen en Pinksteren en dat het wisselmoment niet op maandag maar op dinsdag naar school om 08:30 uur zal zijn. Ook zijn de ouders het erover eens dat de avond voor Moederdag de kinderen vanaf 19:00 uur bij de moeder zijn tot de maandag erna 08:30 uur en de avond voor Vaderdag zijn de kinderen vanaf 19:00 uur bij de vader tot de maandag erna 08:30 uur. Als de kinderen met Moederdag of Vaderdag al bij de moeder respectievelijk de vader zijn, dan blijft het reguliere schema doorlopen. Voor de kerstdagen en oud- en nieuwjaarsdag geldt dat deze vallen in de kerstvakantie en met die verdeling meegaan. Hiervoor wordt dus geen afzonderlijke regeling vastgesteld, omdat dit juist veel wisselmomenten creëert. Voor studiedagen, Sinterklaas en verjaardagen (ongeacht wie er jarig is) zal geen uitzondering worden gemaakt op de reguliere zorgregeling en het weekendschema. Die blijven van toepassing op deze dagen.
2.10.
De rechtbank zal het bovenstaande als gewijzigde zorgregeling vaststellen en hoopt dat de strijd tussen de ouders over wanneer de kinderen van de ene naar de andere ouder wisselen hiermee stopt. Het is de verantwoordelijkheid van de ouders om deze regeling uit te gaan voeren en de kinderen niet meer te belasten met verdere discussies hierover. De rechtbank zal hierna het verzoek met betrekking tot de vervangende toestemming medicatie bespreken.
Vervangende toestemming medicatie
2.11.
De rechtbank stelt vast dat de ouders het gezamenlijk gezag over [minderjarige 1] hebben. [minderjarige 1] is jonger dan 12 jaar. Dit betekent dat voor de medische behandeling van [minderjarige 1] , waarbij in deze zaak aan de orde is het verstrekken van ADHD-medicatie, de toestemming van beide ouders nodig is. De rechtbank gaat voorbij aan het verweer van de vader dat de medicatie op grond van de Wet op de geneeskundige behandelovereenkomst (hierna: WGBO) kan worden verstrekt. Of de arts wel of niet op grond van de WGBO medicatie kan toedienen, is aan de beoordeling van de arts zelf en doet hier niet ter zake. Uit de stukken en tijdens de mondelinge behandeling is duidelijk geworden dat de vader zijn toestemming voor de behandeling met medicatie niet geeft. De moeder vraagt daarom om aan haar vervangende toestemming te verlenen.
2.12.
De rechtbank overweegt dat zij moet beslissen over de vraag of het verlenen van de vervangende toestemming voor het verlenen van een medicamenteuze behandeling haar in het belang van [minderjarige 1] voorkomt.
2.13.
De Raad heeft geadviseerd om de moeder de vervangende toestemming te verlenen aangezien er al langere tijd zorgen zijn over [minderjarige 1] op school. De medicatie kan [minderjarige 1] helpen om zijn ADHD-klachten te verminderen.
2.14.
De rechtbank zal – in overeenstemming met het advies van de Raad - het verzoek van de moeder toewijzen, zodat aan [minderjarige 1] de ADHD-medicatie kan worden verstrekt. De rechtbank zal hierna uitleggen waarom. Bij [minderjarige 1] is in maart 2022 de diagnose ASS en ADHD van het gecombineerde type vastgesteld door Karakter. De vader heeft de diagnose niet betwist, maar gesteld dat het goed gaat met [minderjarige 1] zonder medicatie. Zijn bezwaren tegen medicatie zien op het gegeven dat ADHD-medicijngebruik negatieve bijwerkingen kan hebben, dat er volgens hem geen noodzaak bestaat tot medicatie en dat er volgens de arts nog eerst twee andere stappen gezet kunnen worden om [minderjarige 1] te helpen.
2.15.
De rechtbank stelt op basis van de overgelegde stukken vast dat [minderjarige 1] op school niet goed tot ontwikkeling komt. De kinder- en jeugdpsychiater schrijft in haar brief van 13 januari 2023 dat [minderjarige 1] op school regelmatig overprikkelt raakt en dat zijn didactische ontwikkeling achterblijft. Ook schrijft zij dat [minderjarige 1] sterk wordt gehinderd door aandachtsproblemen en hyperactiviteit. Uit de beschikbare informatie van Karakter wordt verder duidelijk dat [minderjarige 1] zich vaak boos voelt op school en dat is voor [minderjarige 1] vervelend. [minderjarige 1] wordt boos als iemand hem niet begrijpt, als hij een vol hoofd heeft en als hij veel moet bewegen. [minderjarige 1] heeft uitleg gehad over wat ADHD precies inhoudt en hij herkent de kenmerken van ADHD. In het groepsverslag van Zebra (Karakter) van 10 november 2022 staat namelijk: “
heeft uitleg gehad over wat ADHD voor hem betekent. Als [minderjarige 1] de kenmerken van ADHD bespreekt met zijn mentor dan valt op dat hij ze bijna allemaal herkent. Hij geeft aan dat hij snel is afgeleid, hij heeft een korte spanningsboog, hij voelt veel onrust in zijn lijf, hij geeft antwoord op vragen voordat ze in zijn geheel gesteld zijn, alleen kan [minderjarige 1] rustig spelen (als hij iets leuk vindt) maar in combinatie met anderen kan hij erg druk worden.” [minderjarige 1] heeft al psycho-educatie gehad, een sociale vaardigheidstraining en een emotie-regulatietraining gevolgd en hij heeft vanaf september 2022 een deeltijdbehandeling bij groep Zebra van Karakter doorlopen. School geeft aan dat de cito resultaten (februari 2023) echt tegen vallen en dat [minderjarige 1] stilstand laat zien vanaf midden groep 6 op rekenen en begrijpend lezen. Voor spelling laat hij sinds midden groep 6 achteruitgang zien. De kinder- en jeugdpsychiater heeft de ouders in oktober 2022 geadviseerd om te starten met medicatie (methylfenidaat) voor [minderjarige 1] . De kinder- en jeugdpsychiater schrijft in haar brief van 10 mei 2023 dat [minderjarige 1] in zijn welzijn en functioneren (met name op sociaal gebied) wordt gehinderd door ADHD klachten en dat de verwachting is dat medicatie zijn welzijn en functioneren zal verbeteren.
2.16.
De vader heeft zowel jegens de kinder- en jeugdpsychiater als jegens de rechtbank zijn zorgen geuit over de bijwerkingen van de medicatie, omdat er in de bijsluiter staat dat een kind de medicatie niet mag gebruiken in geval van signalen van een ernstige stemmingsstoornis, zoals zelfmoordgedachten en ernstige depressie. De rechtbank volgt het advies van de kinder- en jeugdpsychiater en ziet in de zorgen van de vader geen contra-indicatie voor toediening van de medicatie. Tijdens de mondelinge behandeling hebben beide ouders aangegeven dat [minderjarige 1] in 2018 suïcide uitlatingen heeft gedaan maar dat is al lange tijd geleden. De kinder- en jeugdpsychiater schrijft hierover in haar brief van 10 mei 2023: “
De uitlatingen van [minderjarige 1] in het verleden zijn het beste te begrijpen als communicatiemiddel naar zijn omgeving dat het niet goed met hem gaat en dat hij hulp nodig heeft. Niet als voortkomend uit een doodswens. [minderjarige 1] doet al maandenlang geen uitlatingen meer gerelateerd aan de dood. Zowel in het verleden, maar zeker op dit moment, heb ik het acute suïciderisico daarom niet verhoogd ingeschat. De uitlatingen van [minderjarige 1] vormen daarmee geen contra-indicatie voor medicatie.” Daarbij komt dat in de brief van Karakter van 13 januari 2023 staat dat er geen sprake is van een stemmingsstoornis of een angststoornis. Bovendien schrijft de kinder- en jeugdpsychiater dat de medicatie worden zal gemonitord conform de landelijke richtlijnen en zorgstandaarden en dat de ouders (en twee nog te bepalen andere partijen) wordt gevraagd om hun waarnemingen te delen en ADHD-vragenlijsten in te vullen. Dit wordt herhaald wanneer [minderjarige 1] goed ingesteld zou zijn op medicatie en er vinden regelmatig controles plaats.
2.17.
De rechtbank heeft niet de verwachting, gelet op de ernst van de problematiek bij [minderjarige 1] , dat op korte termijn op andere wijze dan door behandeling met medicatie rust en verbetering kan komen in de situatie van [minderjarige 1] . De rechtbank weegt daarbij mee dat de kinder- en jeugdpsychiater in haar brief van 10 mei 2023 schrijft dat zij zou zijn gestart met medicatie (methylfenidaat), in geval van akkoord van beide ouders. De rechtbank acht het, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, in het belang van [minderjarige 1] wenselijk dat het advies van de kinder- en jeugdpsychiater wordt opgevolgd. Het verweer van de vader dat medicatie niet nodig is/te vroeg komt en dat eerst nog andere stappen kunnen worden gezet om [minderjarige 1] te helpen, wordt door de rechtbank verworpen omdat de bevindingen van de kinder- en jeugdpsychiater dit tegenspreken. Gebleken is dat er in de afgelopen periode verschillende vormen van behandeling (waaronder psycho-educatie) zijn ingezet die [minderjarige 1] tot nu toe onvoldoende hebben geholpen. De kinder- en jeugdpsychiater geeft duidelijk aan dat medicatie de ADHD-klachten van [minderjarige 1] zou kunnen verminderen. De kinderrechter hecht op dit punt meer waarde aan de objectieve en deskundige advies van de kinder- en jeugdpsychiater dan aan de bevindingen van de vader. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het spoedig starten van behandeling in de vorm van medicatie in het belang van [minderjarige 1] is, zodat aan de moeder vervangende toestemming zal worden verleend voor de geadviseerde behandeling met medicatie.
2.18.
De rechtbank ziet geen aanleiding om de moeder vervangende toestemming te verlenen voor het starten van een medisch onderzoek door Karakter. De moeder heeft dit verzoek niet toegelicht of onderbouwd, waardoor het voor de rechtbank niet duidelijk is wat de moeder hiermee bedoelt. Uit de overgelegde stukken blijkt dat (nadere) diagnostiek door Karakter al heeft plaatsgevonden. De rechtbank zal dit verzoek daarom afwijzen.
2.19.
De rechtbank zal ook het verzoek van de moeder om beide ouders te veroordelen om medicatie toe te dienen conform het advies van de betrokken arts dan wel onder begeleiding van Karakter afwijzen. Dit verzoek is prematuur, omdat de ouders dit eerst met de betrokken arts moeten bespreken.
Proceskosten
2.20.
Gelet op de (familie)relatie tussen partijen bepaalt de rechtbank dat iedere partij de eigen proceskosten betaalt.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
wijzigt de tussen partijen overeengekomen verdeling van de zorg- en opvoedingstaken (hierna: zorgregeling) zoals vastgelegd in de artikelen 3 en 12 van het ouderschapsplan van 8 juni 2018, in die zin dat de kinderen:
  • [naam minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] 2012 te [geboorteplaats] ,
  • [naam minderjarige 2] , geboren op [geboorteplaats] 2015 te [geboorteplaats] ,
met ingang van 5 juni 2023:
 doordeweeks van maandag 08.30 uur tot woensdag 14.15 uur bij de vader zullen zijn en van woensdag 14.15 uur tot zaterdag 08.30 uur bij de moeder. In geval van een studiedag of andere vrije dag op woensdag zal het wisselmoment op woensdag om 14:15 uur zijn;
 in de even weken in het weekend bij de vader zijn van zaterdag 08.30 uur tot maandag 08.30 uur en in de oneven weken in het weekend bij de moeder van zaterdag 08.30 uur tot maandag 08.30 uur. Dit geldt ook als de vrijdag voorafgaand aan het weekend en/of de maandag aansluitend aan het weekend een studiedag of andere vrije dag is;
3.2.
wijzigt de tussen partijen overeengekomen verdeling van de vakanties en feestdagen, zoals vastgelegd in artikel 6 van het ouderschapsplan van 8 juni 2018, in die zin dat:
  • de vader in de oneven jaren de eerste keuze heeft voor óf de herfstvakantie óf de voorjaarsvakantie en de moeder in de even jaren;
  • het verblijf van de kinderen tijdens de herfst- en de voorjaarsvakantie start op maandag om 08.30 uur en eindigt op zaterdag om 08.30 uur en het eerste en het laatste weekend van deze vakanties wordt ingevuld volgens het hiervoor bij 3.1. vermelde reguliere weekendschema;
  • de moeder in de oneven jaren de eerste keuze heeft voor de eerste helft of de tweede helft van de meivakantie en de vader in de even jaren;
  • de moeder in de oneven jaren de eerste keuze heeft voor de eerste helft (inclusief de kerstdagen) of de tweede helft van de kerstvakantie (inclusief oud- en nieuwjaarsdag) en de vader in de even jaren;
  • het verblijf van de kinderen tijdens de mei- en kerstvakantie start op de eerste zaterdag van de vakantie om 08.30 uur, waarbij geldt dat het wisselmoment van de ene naar de andere ouder precies een week later is op de tweede zaterdag van de vakantie om 08:30 uur en het verblijf van de kinderen eindigt op de derde zaterdag van de vakantie om 08:30 uur en het laatste weekend van de vakantie wordt ingevuld volgens het hiervoor bij 3.1. vermelde reguliere weekendschema;
  • de vader in de oneven jaren de eerste keuze heeft voor de eerste helft of de tweede helft van de zomervakantie en de moeder in de even jaren;
  • het verblijf van de kinderen tijdens de eerste helft van de zomervakantie start op zaterdag om 08:30 uur en eindigt, drie weken later, op zaterdag om 08.30 uur en het verblijf van de kinderen tijdens de tweede helft van de zomervakantie start op diezelfde zaterdag om 08.30 uur en, drie weken later, eindigt op zaterdag om 08.30 uur. Het laatste weekend van de zomervakantie wordt ingevuld volgens het hiervoor bij 3.1. vermelde reguliere weekendschema;
  • tijdens Pasen en Pinksteren het hiervoor bij 3.1. vermelde reguliere weekendschema van toepassing is, waarbij geldt dat het wisselmoment wordt verlegd naar dinsdag 08:30 uur in plaats van maandag 08:30 uur;
  • de kinderen de avond voor Moederdag vanaf 19:00 uur bij de moeder verblijven tot de maandag erna 08:30 uur en de kinderen de avond voor Vaderdag vanaf 19:00 uur bij de vader verblijven tot de maandag erna 08:30 uur;
  • tijdens studiedagen, Sinterklaas en verjaardagen de hiervoor bij 3.1. vermelde reguliere zorgregeling van toepassing is;
3.3.
verleent aan de moeder vervangende toestemming om de door de kinder- en jeugdpsychiater van Karakter geadviseerde behandeling met medicatie zijnde Methylfenidaat, uit te gaan voeren ten aanzien van [minderjarige 1] ;
3.4.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
3.5.
bepaalt dat iedere partij de eigen kosten betaalt;
3.6.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. C.M. Koopman (kinder)rechter, in tegenwoordigheid van mr. N.P.A.J.H. van den Hoogen als griffier en in het openbaar uitgesproken op 9 juni 2023.
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.