ECLI:NL:RBGEL:2023:3400

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
15 juni 2023
Publicatiedatum
15 juni 2023
Zaaknummer
C/05/406389 / HA ZA 22-310
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van tegelzetter voor gebrekkige natuurstenen vloer door ondeugdelijke dekvloer

In deze zaak vordert eiser, een particulier, dat de rechtbank verklaart dat gedaagde, een tegelzetter, tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst tot het leggen van een natuurstenen vloer. Eiser stelt dat de vloer gebreken vertoont, waaronder scheurvorming en loslatende tegels, en dat deze gebreken het gevolg zijn van een ondeugdelijke dekvloer die door de aannemer is aangebracht. Eiser vordert herstel van de vloer en schadevergoeding, waaronder een voorschot op de schadevergoeding. Gedaagde voert verweer en stelt dat zij niet volledig aansprakelijk is, omdat de gebreken mede het gevolg zijn van de ondeugdelijke dekvloer en het niet volgen van een stookprotocol door eiser. De rechtbank oordeelt dat gedaagde aansprakelijk is voor de gebreken aan de vloer, omdat zij haar waarschuwingsplicht heeft geschonden door eiser niet te informeren over de ongeschiktheid van de dekvloer. De rechtbank wijst de vorderingen van eiser toe, inclusief de verplichting voor gedaagde om de vloer te herstellen conform het advies van een deskundige. De proceskosten worden aan gedaagde opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK Gelderland

Civiel recht
Zittingsplaats Arnhem
Zaaknummer: C/05/406389 / HA ZA 22-310 / 943/871
Vonnis van 14 juni 2023
in de zaak van

1.[eiser 1] ,

2.
[eiser 2],
beiden wonende te [woonplaats] ,
eisende partijen,
hierna samen te noemen: [eisende partij ] ,
advocaat: mr. M.C. de Jong te Barneveld,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde partij],
statutair gevestigd en kantoorhoudende te [vestigingsplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde partij] ,
advocaat: mr. K. Zeylmaker te Rotterdam.
Inleiding
[eisende partij ] verlangt van [gedaagde partij] herstel van een door [gedaagde partij] gelegde gebrekkige tegelvloer met vergoeding van (gevolg)schade, nader op te maken bij staat.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 2 november 2022
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling, gehouden op 18 januari 2023.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eisende partij ] heeft in 2017 met aannemer [aannemer] (hierna: [aannemer] ) een koop/aanneemovereenkomst gesloten voor de koop en bouw van een appartement.
Namens [aannemer] was [uitvoerder] de uitvoerder.
2.2.
Voor de afwerking van de vloeren heeft [eisende partij ] medio juni 2018 contact gezocht met tegelzettersbedrijf [gedaagde partij] . [gedaagde partij] werkt (als onderaannemer) regelmatig samen met [aannemer] en kan haar werkzaamheden met [aannemer] afstemmen.
2.3.
Op 19 juni 2018 mailt van [gedaagde partij] aan [eisende partij ] het volgende:
“(…) Inmiddels heb ik ook even overleg gehad met de uitvoerder of het mogelijk is om eventuele hoogtes in de dekvloeren aan te passen zodat als het natuursteen straks ligt de overgangen met de andere ruimtes dan eventueel gelijk kunnen zijn.
Dit is nog mogelijk begreep ik maar dan moet dit wel eind deze week met hem zijn kort gesloten, dit in verband met het aanbrengen van de dekvloeren wat op korte termijn op de planning staat.
Voor de dikte van onze vloer (steen en verwerkingsmateriaal) kunnen jullie dan een dikte aanhouden van totaal +/- 32 mm. (…)”
2.4.
Op 10 juli 2018 mailt [gedaagde partij] aan de uitvoerder van [aannemer] het volgende:
“In bijlage doe ik je de tekening toekomen met daarop aangegeven de diktes van het tegelwerk. Hier graag rekening mee houden met het aanbrengen van de dekvloeren zodat straks alles op gelijke hoogtes kan worden gemaakt. (…)”
2.5.
Na een voorlopige tegelkeuze van [eisende partij ] heeft [gedaagde partij] omstreeks 26 juli 2018 een opdrachtbevestiging tot het leggen van een natuurstenen vloer aan [eisende partij ] gestuurd. De opdrachtbevestiging sluit op een bedrag van € 39.226,39.
2.6.
Omstreeks 29 augustus 2018 constateerde [eisende partij ] dat de dekvloer bij de voordeur hoger was gestort. Nadat [eisende partij ] daarvan melding had gedaan bij [gedaagde partij] mailt zij [eisende partij ] op 30 augustus 2018 het volgende:
“Dit is voor ons bekend. Dit was namelijk al gestort.
Dit is voor nu even zo gelaten om tijdens de bouw de leidingen die daar onder liggen niet te beschadigen.
Tijdens de werkzaamheden voor het natuursteen zullen we dit aanpassen en zorgen dat het goed komt.
(…)”
2.7.
Nadat [eisende partij ] een definitieve tegelkeuze had gemaakt, heeft [gedaagde partij] omstreeks 20 december 2018 een gewijzigde opdrachtbevestiging aan [eisende partij ] gestuurd. Deze opdrachtbevestiging sluit op een bedrag van € 30.351,88.
2.8.
Omstreeks 28 januari 2019 heeft [aannemer] het appartement aan [eisende partij ] opgeleverd.
2.9.
Medio februari 2019 heeft [gedaagde partij] de vloer gelegd en een eerste keer geschuurd. Medio april 2019 heeft [gedaagde partij] een loszittende tegel en voegsel vervangen. Ook zijn later dilatatievoegen aangebracht. Omstreeks 4 juni 2019 zijn de laatste afwerkwerkzaamheden verricht (schuren en lakken van de vloer) en heeft [gedaagde partij] per e-mail het onderhoudsadvies aan [eisende partij ] gestuurd. Daarbij schrijft [gedaagde partij] het volgende:
“(…) Mocht het onverhoopt zijn dat er een voegje los komt of er iets anders is laat het dan gerust weten. (…)”
2.10.
Na het gereedkomen van de vloer is [eisende partij ] in het appartement getrokken en ontstaat een mailwisseling met [gedaagde partij] . Bij e-mail van 15 juli 2019 schrijft [eisende partij ] in reactie op voormelde e-mail van 4 juni 2019 aan [gedaagde partij] het volgende:
“Dank voor onderstaande mail.
Ook hartelijk dank voor de prachtige soort vloer, de kleurkeuze is erg naar onze zin!
Helaas is deze niet probleemloos opgeleverd.
Daar er na het ontstaan van loslatende tegels dilatatievoegen zijn toegepast en wij nog steeds te maken hebben met herhaling van het loslaten van tegels willen wij dit toch schriftelijk kenbaar maken.
Zolang wij geen antwoord hebben op wat hiervan de oorzaak zou kunnen zijn en (buiten gescheurde voegen) wij bij meerdere tegels holle klanken aantreffen, blijft het voor beide partijen een onzekere zaak.
Dat jullie deze tegels voor ons repareren is fijn, maar dat de reparaties die uitgevoerd zijn zichtbaar blijven is vreselijk.
Daar wij van jullie hebben begrepen dat dit helaas niet anders mogelijk is, willen wij vragen naar een totaaloplossing van dit probleem.
Ons voorstel is om een Vloertechnisch Adviesbureau mee te laten kijken op onze eerstvolgende afspraak.
Nog diezelfde dag reageert [gedaagde partij] als volgt:
“Wat jammer om dit te lezen en erg vervelend voor jullie.
Ik wil graag zelf eerst is langs komen bij jullie zodat ik zelf kan kijken wat er nu precies aan de hand is met de vloer.
Dit wil ik dan ook delen met [aannemer] omdat zij de garantie drager zijn voor de onder vloeren.
Vandaar uit kunnen wij dan kijken of het echt noodzakelijk is om een vloeren adviesbureau in te schakelen? (…)”
2.11.
Daarop volgt communicatie tussen [eisende partij ] en [gedaagde partij] over het al dan niet inschakelen van een extern bureau. Ook is er communicatie tussen [gedaagde partij] en de uitvoerder van [aannemer] en met [installatiebedrijf] , de installateur van de vloerverwarming en
cv-ketel.
2.12.
Na inspectie van de vloer mailt [gedaagde partij] op 23 juli 2019 aan [eisende partij ] het volgende:
“Gisteren ben ik bij jullie (…) geweest om (…) de situatie ter plekken te bekijken om zo tot een oorzaak te komen waarom er losliggende natuurstenen tegels in de vloer liggen.
Verder viel mij op dat eigenlijk al het voegwerk los gescheurd is van de door ons gelegde natuurstenen tegels.
Op zoek naar een oorzaak heb ik de constructietekeningen bekeken (…) en hierop was te zien dat de vloer een zwevende vloer is en vrij van contact met de muren.
[uitvoerder] was van mening dat de zand/cement vloer op de betonnen constructie vloer was aangebracht, maar naar eigen onderzoek gedaan te hebben bevestigd hij ook dat de zand/cement vloer een zwevende vloer is.
Terug kijkend naar de gang van zaken en de uitvoering zoals dit verlopen is, is mij bij gebleven dat er een week na dat wij de vloer gelegd hadden er een pomp van de vloerverwarming of ketel ? kapot was.
Tijdens de uitvoering van deze herstelwerkzaamheden kwam ik toevallig jullie opgeleverde woning in en heb de installatie medewerker op het hart gedrukt om niet te testen op warmte in verband met de zeer verse natuursteen vloer die geplaatst was.
Hierbij kreeg ik helaas een nors antwoord terug in de trant van dat ik me er niet mee moest bemoeien?!
Toen ik dat vandaag (…) met [uitvoerder] besprak bleek dat hij hiervan als hoofdaannemer niet van op de hoogte was, wat mij erg verbaasde.
Ik ben dan ook van mening dat de natuursteen vloer is opgestookt één week na het leggen van de vloer waardoor deze onder spanning is komen te staan met alle gevolgen die nu zichtbaar zijn.
Tijdens het prettige gesprek van gisteren hebben jullie aangegeven dat er een plan van aanpak is gewenst.
Ik ben van mening dat het daar nog te vroeg voor is en dat we in het najaar als de temperaturen weer kouder worden zodat er dan weer gestookt moet gaan worden we kunnen gaan kijken wat de oorzaak van dit probleem is.
Zodra de oorzaak is vastgesteld kunnen we dan ook een begroting van kosten en een plan van aanpak hierop gaan maken om zo tot een goede constructieve oplossing te komen.”
2.13.
In een e-mail van 24 juli 2019 schrijft [uitvoerder] , de uitvoerder van [gedaagde partij] , aan [eisende partij ] en [gedaagde partij] het volgende:
“Ik heb gisteren ook onderzoek gedaan en [betrokkene 1] [
van [gedaagde partij] , toevoeging rechtbank] heeft gelijk qua opbouw van de vloer, ik zat hier fout in, er is wel degelijk een isolatie materiaal gebruikt en daarop is de vloerverwarming aangebracht.
Mij was absoluut niet bekend dat er iets niet goed was met de ketel en dat deze vervangen/gemaakt was.
Wat moet ik nu gaan doen? Moeten we eerst een gesprek aangaan met [installatiebedrijf] ?
Als [betrokkene 1] bijna zeker weet dat de vloer te vroeg is aangegaan hebben we wel een probleem (…)
Ik hoor graag wat ik hierin kan betekenen.”
2.14.
In een e-mail van 19 september 2019 schrijft [betrokkene 2] , projectleider bij [installatiebedrijf] aan de uitvoerder van [aannemer] het volgende:
“In het begin hadden we elke keer storing aan de cv-ketel (…) zat hem in, dat de circulatie pomp vast zat. Maar dit heeft niets te maken met warmtetemperatuur in de vloer, want dit wordt geregeld door de thermostaatkraan op de vloerverwarming verdelers.
Wij hebben niets gedaan met het opstoken van de vloer.”
2.15.
In opdracht van [gedaagde partij] heeft J. van Luijk van Van Luijk Natuursteenconsultancy (hierna: Van Luijk ) de vloer geïnspecteerd. In zijn rapport van 22 januari 2020 staat het volgende:
Samenvatting
(…)
Er zijn enkele tegels omhooggekomen, enkele tegels zijn deels onthecht, er is een tegel gebroken er en er is schade aan diverse voegen ontstaan.
De vloer voldoet op deze wijze niet aan de verwachtingen van een luxe natuursteenvloer.
Er zijn twee tegeldelen verwijderd welke hol klonken, en omhoog waren gekomen.
Hierbij kon de hechting, en de onderliggende lijmlaag en dekvloer worden geïnspecteerd.
Oorzaken:
Er zijn enkele oorzaken aan te geven voor de gebreken aan de tegels en de voegen.
De belangrijkste reden is dat de zwevende dekvloer niet voldoet aan de richtlijnen voor een deugdelijke dekvloer omdat deze te dun en te groot is. Er ontbreken dilataties en er lopen vloerverwarming- en elektraleidingen over elkaar heen die de vloer aanvullend verzwakken.
De tegelmontage is niet optimaal uitgevoerd door het toepassen van een niet aanbevolen lijm en er zijn enkele plekken met onvoldoende hechting of lijmvulling onder de tegels geconstateerd.
Het onbedoeld (te) hoog opstoken en waarschijnlijk bruusk afkoelen van de vloerverwarming direct na het leggen heeft ook bijgedragen aan de schade. Vanwege de zwakke dekvloer hebben ook het schuren van de vloertegels en het inhuizen invloed gehad op de opgetreden schade. (…) Slechts daar waar de hechting van de lijm aan de tegels onvoldoende was, ontstaat schade aan de tegels.
Hersteladvies:
Volledige vervanging van de dekvloer is niet noodzakelijk, en niet in verhouding met de momenteel opgetreden schade aan enkele tegels en de voegen.
Omdat er geen overbelasting meer verwacht wordt is lokaal tegel- en voegherstel aan te raden met slechts een geringe kans op nieuwe gebreken door gebreken in de dekvloer.
(…)

4.Mogelijk oorzaken

4.1.
Zwevende dekvloer
(…)
Volgens [gedaagde partij] waren er vóór het tegelleggen al scheuren in de dekvloer aanwezig, welke door [gedaagde partij] zijn opgevuld, voordat men de vloertegels heeft aangebracht.
Dit was een aanwijzing dat er (oppervlakkige) krimpscheuren aanwezig waren, maar mogelijk zelfs doorgaande scheuren. Dit was niet nader onderzocht door [gedaagde partij] .
(…)
De dekvloer is in één stuk aangebracht, zonder voegen.
De richtlijn (…) geeft aan dat dit niet juist is.
(…)
Het ontbreken van onderverdelingen/dilataties in de vloer kan tot gevolg hebben dat de vloer scheurt door belastingen en thermische vervorming.
(…)
Het heeft echter geen zin om dilataties in een verlijmde tegelvloer te maken als deze niet in de dekvloer zijn voorzien.
(…)
De gemeten dikte van de dekvloer was echter tussen de 56 mm en 60 mm dik, inclusief de vloerverwarmingsbuizen.
Dit is dus veel ruim 40 mm te weinig, waardoor de kans op doorbuiging en scheuren groot is.
4.2.
Tegelmontage
(…)
Vanwege de vloerverwarming is het toepassen van een flexibele lijm noodzakelijk (…)
[gedaagde partij] hebben een flexibele lijm gemaakt door op advies van de leverancier een standaard mortel (Egalcol) te verbeteren met een flexibel makende toevoeging (Compaktuna) in de juiste mengverhouding. (…)
Met een andere mengverhouding zou ook een hechtingslaag (…) zijn aangebracht op de tegelonderzijde, welke is voorzien van een kunststof wapeningsmat. Dit was niet overal juist uitgevoerd (…).
(…)
Ter plaatse van de gedemonteerde tegels delen werd deze 90% echter niet gehaald. (…)
Na meting (…) bleek een (…) contactoppervlak van slechts 55%.
(…)
4.3
Vloerbelastingen
4.3.1
Vloerverwarming
(…)
Ten gevolge van een plotselinge opwarming en afkoeling (…) omdat de bewoners niet aanwezig waren in maart, is het mogelijk dat de dekvloer (…) flink is gaan uitzetten, maar ook de natuursteen zet dan uit.
(…)
Bij controle van de vloerverwarmingsinstallatie bleek volgens [gedaagde partij] in oktober dat de watertemperatuur hoger dan 35 °C was ingesteld. Zeker bij de combinatie van een geplaatste natuursteenvloer en een (zandcement) dekvloer mag de temperatuur van de vloerverwarmingsbuizen nooit boven de 35 °C komen (…)
Hierna zou de installatie zijn nagekeken door de installateur en is de installatie door de bewoners in gebruik genomen, zonder verder opwarm protocol.
Het gebrek aan opwarm- en afkoelstapjes kan bij deze vloer uit één stuk snel tot schade leiden. (…)
Door de onregelmatige verdeling van de vloerwarmte, en de koude val in het appartement, wordt de vloer onnodig warm gestookt, met grotere vloerspanningen en schade tot gevolg.
(…)
4.3.2
Schuren van de vloer
(…)
Omdat de natuursteen vloertegels niet kunnen meeveren zullen deze onthecht raken van de dekvloer op het zwakste punt van de lijmlaag.
Normaliter levert het schuren van een natuursteenvloer geen schade op, maar gezien de zwakke dekvloer zou dit nu wel het geval kunnen zijn.
4.3.3
Inhuizen inventaris
Bij het inhuizen van vooral zware inventaris kan er schade optreden aan tegels en de dekvloer door overbelasting.
(…)
Omdat de tegels niet kunnen verbuigen zullen deze bij onvoldoende hechting kunnen losraken van de lijmlaag of de dekvloer, op het zwakste aanhechting van de lijmlaag.
(…)

5.Herstel mogelijkheden

Het is niet mogelijk de uitvoeringsgebreken aan de dekvloer te verbeteren zonder de gehele vloer te vervangen. Volledige vervanging is echter niet in verhouding met de momenteel opgetreden schade aan enkele tegels en de voegen.
Dankzij de overwegend goede verlijming blijft de vloer goed functioneren, ondanks de verzwakkingen in de dekvloer. Slechts daar waar de hechting van de lijm aan de tegels onvoldoende was, ontstaat schade aan de tegels.
Het is niet zinvol alle tegels te verwijderen die nu goed gehecht zitten.
Omdat er geen overbelasting meer verwacht wordt is (uitsluitend) tegelherstel van de schadetegels en divers voegherstel aan te raden met slechts een geringe kans op nieuwe gebreken door gebreken in de dekvloer.
(…)
Aanbevolen herstelmaatregelen om de beoogde natuursteenvloer uitstraling te bereiken:
1. De drie omhooggekomen tegels dienen te worden verwijderd (…).
2. De holle tegel bij het bad dient te worden verwijderd (…).
3. De gescheurde tegel bij de entree/woonkamerwand dient te worden verwijderd (…).
4. De circa vier tegels met aangetaste randen bij de later ingezaagde voegen dienen te worden verwijderd (…).
5. De open voegdelen en de losgescheurde voegen dienen te worden gevuld met op kleur van de voeg gebrachte transparante epoxy (bijvoorbeeld met Akepox 1000), de gehele vloer moet worden nagelopen en wellicht moeten alle voegen worden behandeld.
6. De vloer moet al dan niet plaatselijk na voldoende uitharding na herstel te worden geslepen met een lichtgewicht schuurapparaat, zodat de vloer en hertelde voegen net zo egaal vlak worden als de huidige vloer, met een gelijke glansgraad…
7. De vloer moet aanvullend worden geïmpregneerd bij alle geschuurde delen.
2.16.
Bij brief van 24 april 2020 heeft (de advocaat van) [eisende partij ] [gedaagde partij] gesommeerd om uiterlijk 11 mei 2020 met een herstelplan te komen. Daarop reageert (de gemachtigde van) [gedaagde partij] bij brief van 8 mei 2020 als volgt:
“ (…) Namens cliënte wijs ik aansprakelijk voor de gebreken in de door haar gelegde vloer dan ook af. Niettemin is cliënte bereid de gebreken te herstellen. (…)
Het herstelplan van cliënte is als volgt:
1. Diamant opschuren ter verwijdering vervuiling en verkrijging maximale hechting.
2. Naschrobben met zachte borstel ter verwijdering “reststof”.
3. Mechanische dan wel natuurlijke droging.
4. Spachtelen met gebruik van hetzelfde voegproduct om kans op tintverschil te minimaliseren, aangevuld met een flexibele (kunststof) toevoeging.
5. Natuurlijke droging.
6. Gradatie gewijze zoeting tot oorspronkelijke glansgraad.
Dit wijkt af van het advies van Van Luijk omdat de epoxy (2 componenten) te sterk is ten opzichte van het marmer en er kan bij het toepassen van de epoxy voeg kleurverschil ontstaan.”
2.17.
Alvorens in te gaan op de door [gedaagde partij] aangeboden wijze van herstel heeft [eisende partij ] door ABT onderzoek laten doen naar de vermoedelijke gebreken aan de door [aannemer] gelegde ondervloer. In het rapport van 29 juli 2020 schrijft ABT daarover:
(…) De dekvloer is daarom, door de veel te lage treksterkte, ongeschikt voor het gebruik in een woning. Zelfs bij een constant temperatuur regime en het beperken van de belastbaarheid van de vloer is er kans op voortschrijdende schade te verwachten; zeker in geval van een harde vloerafwerking zoals natuursteen.
(…)
Naar het inzicht van ABT is duurzaam herstel niet mogelijk door alleen enkele tegels te vervangen. Dit om de volgende redenen:
- De dekvloer voldoet niet aan de minimaal te stellen (huid)treksterkte eisen.
- Daardoor is het onder andere niet mogelijk om de tegels voldoende vast op de dekvloer te verlijmen, waardoor het risico om onthechten groot is.
- Het aantal gebreken aan de natuurstenen vloer is dusdanig groot dat lokaal herstel tot nieuwstaat nauwelijks mogelijk is.
- Het nagenoeg zeker is dat zonder vervanging van de dekvloer in de toekomst door belasten of thermische werking periodiek herstel van de natuursteen vloer nodig is.
(…)

5.Conclusies en aanbevelingen

(…)
Bij inspectie blijkt dat er aan de natuursteen vloer op vele plekken gebreken en onvolkomenheden zijn vast te stellen. De gebreken lijken ook tussen de opnames eind 2019 en juli 2020 te zijn toegenomen, hetgeen een indicatie is dat geen sprake is van een stabiele situatie. De gebreken worden primair veroorzaakt door ontwerp- en uitvoeringsfouten bij de gerealiseerde dekvloer.
- Er zijn geen dilataties in de dekvloer toegepast (…)
- De zwevende dekvloer is uitgevoerd met een traditionele zand-cement die minder dan de helft van de benodigde (huid)treksterkte heeft (…)
- De tegelvloer toont op diverse plekken verdeeld over het gehele oppervlak verschillende typen van gebreken en onvolkomenheden;
o Gescheurde tegelvoegen
o Deels losliggende tegels
o Uitpersing van tegelvoegen
o Randbeschadigingen bij open gezaagde en met kit gevulde tegelvoegen
o Haarscheuren in het natuursteen
(…)
Er is naar het inzicht van ABT dan ook geen andere oplossing dan de dekvloer en natuursteen afwerking geheel opnieuw aan te leggen. Dit is primair veroorzaakt doordat de dekvloer bij lange na niet voldoet aan de minimaal te stellen normtechnische eisen met betrekking tot sterkte.
2.18.
[aannemer] heeft de rapportages van Natuursteenconsultancy van 9 januari 2020 en de rapportage van ABT van 29 juli 2020 voorgelegd aan Technocentrum Vloeren met het verzoek haar zienswijze te geven. In het rapport van Technocentrum Vloeren van 4 september 2020 staat het volgende:

5.Conclusie.

Als de natuurstenen tegelvloer scheurt is er natuurlijk wel iets aan de hand. (…)
De technische oplossing zal zijn : herstel tegelwerk
Als er plaatselijk schade is door scheurvorming, onthechting of hoogteverschil tussen twee naastliggende tegels dan is de oorzaak zeer waarschijnlijk overbelasting.
Als de tegelvoer over het gehele oppervlak los komt, is een gebrekkig verlijming een waarschijnlijke oorzaak en kan er mogelijk toch een gebrek zijn aan de dekvloer, maar de metingen wijzen daar niet op.
Als de tegelvoer wordt gesaneerd en de hechting is niet gebrekkig, dan zal er hoe dan ook schade ontstaan aan de CT-dekvloer die dan ook wordt gesaneerd en dan moet worden hersteld, geheel of plaatselijk met een overlaging als hiervoor beschreven.
Daarna kan de tegelvoer worden aangebracht waarbij een tegellijn C2TE wordt geadviseerd met een geschikte voegmortel. (…)”
2.19.
Na deze rapporten heeft [eisende partij ] eerst aannemer [aannemer] aangeschreven en gesommeerd om herstel uit te voeren aan de dekvloer. Ter beslechting van hun geschil hebben [aannemer] en [eisende partij ] een bindend adviseur ingeschakeld, ir. P.P.J. Lahaye van IACT BV (hierna: IACT ). IACT heeft de vloer op 22 februari 2021 geïnspecteerd. Op verzoek van IACT was [gedaagde partij] bij die inspectie aanwezig. Ook heeft [gedaagde partij] commentaar geleverd op het conceptrapport van IACT . In het definitieve ‘bindend advies inzake een zwevende dekvloer’ van IACT van 28 februari 2022 staat voor zover van belang het volgende:
(…)
2.3
Waarnemingen:
De waarnemingen zoals deze zijn weergegeven in de rapporten van Van Luijk (…) en ABT zijn getoetst. Het volgende is geconstateerd:
- De tegel, welke op grens tussen de erker en de gang was opgestuikt is vervangen door [gedaagde partij] Tegelwerken. De nieuw aangebrachte tegel klinkt massief.
- De bevindingen zoals deze door (…) Van Luijk (…) zijn opgetekend zijn nagelopen en als juist bevonden. Er is hierbij geen beeld ontstaan van een significante toename van schade in de vorm van een toename van onthechtingslocaties, schade aan voegen en scheurvorming in tegels. Wel wordt het volgende aanvullend opgemerkt.
o Gemist worden bevindingen ten aanzien voegmateriaal dat uit de voegen opbolt, hetgeen door ABT wel is opgenomen. Mogelijk waren die opbollingen niet aanwezig tijdens de inspectie door Van Luijk (…).
o Door de bindend adviseur is ter plaatse van de door Van Luijk (…) gemaakte openingen in de vloer geconstateerd dat de sterkte van de dekvloermortel tot boven de leidingen, kwalitatief beoordeeld, goed was.
- De bevindingen van ABT ten aanzien van holklinkende tegels zijn niet bevestigd bij controle op locatie. Expliciet zijn samen met partijen de diverse door ABT als holklinkende locaties op de tekening in haar rapportage nagelopen. Dergelijke gegroepeerd aanwezige holklinkende tegels niet zijn aangetroffen. Wel is het volgende geconstateerd:
o Min of meer willekeurig over de vloervelden verdeeld klinken beperkte delen van het oppervlak van incidentele tegels hol.
o Langs kanten van vloervelden vertonen randen van tegels soms een minder massieve klankleur.
o Ter plaatse van de hal klinken de vloertegels over een aaneensluitend oppervlak min of meer hol. Volgens [gedaagde partij] betreft dit het vloerdeel waar materiaal van de dekvloer is weggenomen omdat anders met de tegelvloer te hoog werd uitgekomen.
o De opbollingen van voegen, zoals weergegeven in tekening 2, zijn waargenomen. Aanvullend wordt opgemerkt dat de opbolling het duidelijkst was ter plaats van de lijn op de linkerzijde van de tekening 2, evenwijdig aan de daar aanwezige kopse gevel (ter plaatse van toegang tot het daar aanwezige balkon). Op de andere locaties was de bolling miniem.
o De scheurvorming van de voegen was in sterk wisselende mate aanwezig, variërend van voegen met afgebrokkeld en verdwenen delen van het voegmateriaal tot voegen met een zeer fijne scheur naast de kant van een tegel.
- (…)
- Daar waar door Van Luijk (…) bij een eerdere inspectie tegels zijn uitgenomen wordt geconstateerd dat de toegepaste lijmlaag niet doorloopt tussen de tegels onderling. Dit betekent dat de tegels ‘ingemetseld’ zijn. Bij dit verwerkingstype wordt per te plaatsten tegel de lijm aangebracht op de ondergrond.

3.Evaluatie

(…)
3.1.4
Conclusies ten aanzien van de dekvloer
(…)
- De toegepaste dekvloer is beperkt stijf en sterk uitgevoerd en voldoet niet aan de richtlijn waaraan is gerefereerd. Dit is het gevolg van de volgende zaken:
o De keuze van de mortel (…)
o De te beperkte dikte
- De dekvloer is onvoldoende gedilateerd (…)
- (…)
(…)
Uiteindelijk is de dikte van de zwevende dekvloer (…) gereduceerd tot 56 en 60 mm, hetgeen betekent dat er sprake is van een effectieve dikte van 36 en 40 mm (dikte boven de leidingen). (…), met andere woorden: de dekvloer voldoet niet aan de eisen waaraan wordt gerefereerd.
Op zich hoeft de gerealiseerde beperkte dikte en buigsterkte van de door [aannemer] aangebrachte dekvloer niet tot problemen te leiden indien op die dekvloer een voldoende stijve en buigstreksterkte afwerking zou worden aangebracht. (…)
Hieruit wordt geconcludeerd dat het in principe mogelijk is om met de ter beschikking staande lijmlaag- en tegeldikte en de sterkte eigenschappen van die materiaallagen in combinatie met een deugdelijke hechting van die materiaallagen op de aanwezige dekvloer een voldoende sterkte en stijve drukverdelende laag op de aanwezige isolatie te realiseren, zodat de voor de woningbouw gedefinieerde vloerbelastingen zonder schade aan de tegelvloer opgenomen kunnen worden. Hierbij wordt opgemerkt dat deze optie niet door ABT in haar rapportage is overwogen. Feitelijk is deze optie wel meegenomen door Van Luijk (…) in haar hersteloptie, waarbij een oppervlakkige sterke en drukverdelende laag wordt gerealiseerd.
(…)
4. Beantwoording van de vragen
4.1.
Wat is de oorzaak/zijn de oorzaken van de gebreken in de vloer? (…)
De scheurvorming in de voegen wordt veroorzaakt door:
- Het ten gevolg van de toegepaste lijmtechniek op diverse plaatsen niet goed ondersteund zijn van tegelranden.
- Het niet continu doorlopen van de lijmlaag onder de tegels als gevolg van toepassing van een lijmtechniek waarbij tegels a.h.w. worden ingemetseld. Hierbij wordt de ondergrond per tegel van lijm wordt voorzien. Toepassing van deze techniek heeft tot gevolg dat de te beperkte dikke en te weinig buigtreksterke dekvloer (aanzienlijk) minder dan mogelijk wordt verstevigd door de lijm- en de tegellaag en dat ten gevolge van het gebruik van de vloerverwarming optredende trekspanningen in de tegelafwerking in hoofdzaak door de voegen moeten worden opgevangen.
- Schuren van de tegelafwerking in combinatie met voorgaande knelpunten waardoor een grote belasting plaats vindt op de tegelvloer op een moment dat de sterkteontwikkeling van de toegepaste 18 mm dikke lijmlaag nog in ontwikkeling was.
- Het niet dilateren van de tegelvloer in combinatie met de optredende thermische belasting ten gevolg van het gebruik van de vloerverwarming.
Niet verwacht wordt dat een (eventueel) vroegtijdig en niet getrapt opstarten van de
vloerverwarming de oorzaak is van de schade aan de voegen.
Incidentele onthechting van volledige tegels zal worden veroorzaakt door een mindere
hechtsterkte tussen tegel en lijmlaag, bijvoorbeeld ten gevolg van een te beperkt contact
oppervlak tussen tegel en lijmlaag, anders was er sprake geweest van meer structureel
onhechtingsbeeld, (…).
Opbolling van voegen kan worden veroorzaakt door:
- en/of een afkoeling van de tegelvoer ten opzichte van de temperatuur bij realisatie,
- en/of een opwarming van de vloer in combinatie met te beperkt gedimensioneerde randvoegen tussen vloer en opgaande bouwdelen,
- en/of bij een verticale (naar beneden gerichte) vervorming.
(…)
De door partij [aannemer] aangebrachte dekvloer was, zonder discussie, te beperkt
gedilateerd. De gevolgen daarvan zijn zichtbaar geworden door de opgetreden
drogingskrimp. (…) Bij een deugdelijke reparatie van de aanwezige krimpscheuren in
combinatie met het realiseren van schijnvoegen op locaties waar dilataties aanwezig hadden
moeten zijn en overname van deze dilataties in de lijm- en tegellaag, zal het oorspronkelijk
afwezig zijn van dilataties in de dekvloer naar alle waarschijnlijkheid geen gevolgen hebben
voor de tegelafwerking.
(…)
4.5
Wat is er nodig (bij voorbeeld in de vorm van een concreet herstelplan) voor deugdelijk en duurzaam herstel van zowel de tegel- als (indien nodig) de cementdekvloer? (…)
(…) Het hoofdknelpunt in de oorspronkelijke zwevende dekvloer (te weinig buigtreksterk in
combinatie met de dikte) had eenvoudig opgelost kunnen worden met een doorlopende
lijmlaag onder de tegels Hiermee zou ook het probleem van de oneigenlijke belasting op de
voegen opgelost zijn.
Het knelpunt van de afwezigheid van dilataties in de dekvloer had voorafgaande aan het
tegelen geconstateerd en voor rekening van [aannemer] zonder ingrijpende maatregelen
opgelost kunnen worden. (…)
Rest feitelijk het knelpunt ter plaatse van de aansluiting van de zwevende dekvloer bij de
ramen. Hier zal een dilatatie aangebracht moeten worden (...).
Herstel zal dan ook betrekking hebben op herstel van de tegelvloer. Uitgezonderd het
vloerdeel in de hal hoeft de door [aannemer] aangebrachte dekvloer niet vervangen te
worden. Wel zullen scheuren in die dekvloer deugdelijk hersteld moeten worden en zal die
dekvloer van dilataties moeten worden voorzien en dient ter plaatse van de kozijnen een
dilatatie aangebracht te worden. De vraag is overigens in hoeverre die dekvloer
onbeschadigd blijft bij uitname van de tegelvloer (tegel plus lijmlaag).
In hoofdstuk 3 is geconcludeerd dat het in principe mogelijk is om met de ter beschikking
staande lijmlaag- en tegeldikte en de sterkte-eigenschappen van die materiaallagen in
combinatie met een deugdelijke hechting van die materiaallagen op de aanwezige dekvloer
een voldoende sterkte en stijve drukverdelende laag op de aanwezige isolatie te realiseren,
zodat de voor de woningbouw gedefinieerde vloerbelastingen zonder schade aan de
tegelvloer opgenomen kunnen worden. Deze optie is door ABT in haar rapportage niet
overwogen. Feitelijk is deze optie wel meegenomen door Van Luijk (…) in haar hersteloptie,
waarbij een oppervlakkige sterkte en stijve drukverdelende laag wordt gerealiseerd.
Hetzelfde geldt voor het door Technocentrum Vloeren voorgestelde herstel, waarbij alleen de
tegelafwerking (lijmlaag plus tegels) wordt vervangen.
4.6
Voor wiens rekening en risico dient hertel te worden uitgevoerd? (…)
(…) Herstel kan dan ook uitgevoerd kunnen worden zonder dat de door [aannemer]
aangebrachte dekvloer wordt vervangen. (…)
Uit het voorgaande wordt geconcludeerd dat het grootste deel van het herstel voor rekening
en risico van partij [eisende partij ] uitgevoerd dient te worden als opdrachtgever van
[gedaagde partij] (…). Kosten van herstel en kosten van het bindend advies dienden als
volgt verdeeld te worden:
- Partij [aannemer] : 10%
- Partij [eisende partij ] : 90%

5.Reacties van partijen en aanvullende inspectie

(…) In het volgende zal, voor zover noodzakelijk geacht, worden ingegaan op het verkregen commentaar. Hierbij wordt aangesloten op de indeling die door partijen bij hun commentaar is gehanteerd. Indien het verkregen commentaar aanleiding geeft tot aanpassingen in de concept rapportage, dan zal dat specifiek aangegeven worden.
(…)

46.t/m 52.

Voor herstel zal de tegelvloer (lijmlaag inclusief tegels) volledig uitgenomen moeten worden. Daarna zullen werkzaamheden aan de dekvloer uitgevoerd moeten worden, te weten:
- Aanbrengen deugdelijke dilataties (inzagen tot boven de leidingen en weghalen mortel tussen leidingen, breedte 8 mm minimaal).
- Inzagen dekvloer ter plaatse van de kozijnen.
- Injecteren van scheuren in de dekvloer.
- Uitname dekvloer in de hal en aanbrengen van een cementgebonden gietvloer met hoge sterkteklasse.
Daarna zal de dekvloer betegeld moeten worden. Indien de randisolatie niet meer aanwezig is, dan zal deze aangebracht moeten worden tot een hoogte boven het peil van de natuursteenvloer. Pas na realisatie van de tegelvloer (inclusief eventueel schuren en zoeten) mag die randisolatie weggesneden worden. Eventueel zal de dekvloer geëgaliseerd moeten worden. Het heeft de voorkeur om deze egalisatielaag zo dik als mogelijk aan te brengen omdat hiermee een mooie, sterke aaneengesloten materiaallaag wordt gerealiseerd. Dilataties dienen in de egalisatie -, lijmlaag en tegelvloer overgenomen te worden. Verlijming dient plaats te vinden met een over de tegels doorlopende lijmlaag, m.a.w. de lijmlaag mag niet per tegel aangebracht worden. Verlijming dient te gebeuren met de buttering/floating techniek. De tegels dienen voor de verlijming deugdelijk (qua temperatuur en restvochtgehalte) te kunnen acclimatiseren.
(…)
2.20.
Bij brief van 19 april 2022 heeft (de gemachtigde van) [eisende partij ] [gedaagde partij] gesommeerd de tegelvloer conform het advies van IACT te herstellen. Bij brief van 22 april 2022 heeft [gedaagde partij] zich bereid verklaard tot herstel conform haar eerdere brief van 8 mei 2020 (zie hiervoor bij 2.16.). Daar kan [eisende partij ] zich niet in vinden.
2.21.
Bij brief van 17 september 2022 heeft Van Luijk op het rapport van ABT , het rapport van Technocentrum Vloeren en het rapport van IACT gereageerd. Van Luijk schrijft het volgende:
Als uitgangspunt handhaaf ik mijn eindconclusie uit de rapportage (…) d.d. 22 januari 2020 omdat de erna uitgevoerde onderzoeken door zowel ABT , TECHNOCENTRUM als IACT bevestigen dat er meerdere oorzaken zijn voor het inscheuren van enkele tegelvoegen en tegels, en er geen eenduidige oorzaak bestaat.
(…)
TECHNOCENTRUM geeft als uitgangspunt plaatselijk herstel van de (gescheurde, onthechte of omhooggekomen) natuursteen vloerafwerking.
(…)
Dit bevestigt mijn punten 4.2 tegelmontage en 4.3 vloerbelastingen.
De tegelvloer kan niet volledig worden vervangen zonder schade aan de dekvloer te veroorzaken.
TECHNOCENTRUM adviseert dan de dekvloer tot op de verwarmingsleidingen te verwijderen. Hierop kan dat een 35 tot 40 mm dikke egalisatiemortel worden aangebracht, eventueel met een wapeningsnet.
Daarna kan de tegelvloer worden aangebracht waarbij een tegellijm C2TE wordt geadviseerd met een geschikte voegmortel.
Deze oplossing moet sterk worden ontraden omdat door hak- en breekwerk boven de leidingen de resterende dekvloer onder de leidingen zal worden aangetast en verzwakt.
Dit gedeelte is echter niet te herstellen, doch slechts te verwijderen inclusief de vloerverwarming en alle aangebrachte leidingen.
Dit bevestigt mijn punten 4.1 zwevende dekvloer en 4.2 tegelmontage.
(…)
CONCLUSIE OVER RAPPORTAGE IACT
Als eindconclusie moet ik melden dat ik veel afwegingen van IACT zonder meer kan begrijpen. Het is voor mij echter onbegrijpelijk dat op het eind van de rapportage de eerder genoemde verantwoordelijkheden van de aannemer bij het aanbrengen van de dekvloer worden ontkend ten laste van de tegelzetter.
Omdat IACT mijn rapportage en de daarin vermelde oorzaken minutieus heeft onderzocht en in principe bevestigd en niet ontkend, had een conclusie gebaseerd op deze verschillende mogelijkheden logischer geleken.
Hierbij hadden door verschil van inzicht lichte verschuivingen kunnen optreden, maar de verhouding 90% tegelzetter en 10% aannemer komt mij ridicuul en onrechtvaardig over.
(…)
Ik heb het idee dat IACT meer heeft beantwoord “hoe had je het kunnen voorkomen” gebaseerd op de kennis van nu.
Dat is wat anders dan “wie is verantwoordelijk” vanaf het moment van de dekvloer en leidingen aanbrengen en de gebeurtenissen daarna, waarin verschillende partijen een rol hebben gespeeld, zoals door mij evenwichtig is afgewogen.
2.22.
Aannemer [aannemer] heeft zich bereid verklaard tot het uitvoeren van het door IACT voor haar beschreven herstel.

3.Het geschil

3.1.
[eisende partij ] vordert - samengevat - dat de rechtbank, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, voor recht zal verklaren dat [gedaagde partij] is tekortgeschoten in de nakoming van de met [eisende partij ] gesloten overeenkomst en dat zij aansprakelijk is voor de daardoor geleden en nog te lijden schade nader op te maken bij staat. [eisende partij ] vordert bovendien een voorschot van € 25.000,00 op de schadevergoeding. Verder vordert [eisende partij ] op straffe van verbeurte van een dwangsom nakoming door herstel van de tegelvloer conform het advies van IACT en in overleg met [aannemer] en in coördinatie met de door [aannemer] uit te voeren herstelwerkzaamheden. Daarbij vordert [eisende partij ] eveneens op straffe van verbeurte van een dwangsom [gedaagde partij] te gebieden de tijdelijke verhuizing van [eisende partij ] en het herstel van stuk-, schilder-, behang- en sauswerk te (doen) coördineren en de opdrachten daartoe onder te brengen bij leveranciers van [eisende partij ] . Tot slot vordert [eisende partij ] vergoeding van de door hem gemaakt kosten voor de diensten van ABT en IACT en van de buitengerechtelijke kosten, een en ander vermeerderd met wettelijke rente en met veroordeling van [gedaagde partij] in de proces- en nakosten.
3.2.
[eisende partij ] baseert zijn vordering op de navolgende stellingen. In opdracht van [eisende partij ] heeft [gedaagde partij] een natuurstenen vloer gelegd. Het werk vertoont gebreken en voldoet niet aan de eis van goed en deugdelijk werk zodat [gedaagde partij] volgens [eisende partij ] aansprakelijk is en gehouden is tot herstel. Uit de deskundigenrapporten blijkt dat de ondervloer ondeugdelijk is. [gedaagde partij] heeft [aannemer] verzocht bij het aanbrengen van de dekvloer rekening te houden met de hoogte van de aan te brengen tegelvloer waardoor een dunnere dekvloer is gerealiseerd dan op de constructietekeningen was voorzien. [eisende partij ] werd nooit gewaarschuwd voor de risico’s daarvan. [gedaagde partij] had moeten verifiëren of de vloer op de aanwezige ondergrond (dekvloer) kon worden aangebracht. [gedaagde partij] had moeten waarschuwen voor ontwerp- en uitvoerings-fouten in de ondergrond. In plaats daarvan heeft [gedaagde partij] een dure vloer gelegd op een ondeugdelijke dekvloer. Omdat [gedaagde partij] de waarschuwingsplicht schond, naliet voorzorgsmaatregelen te nemen en geen goed en deugdelijk werk leverde, is zijn aansprakelijk voor de aan de tegelvloer ontstane gebreken. Verschillende deskundigen hebben de vloer beoordeeld. IACT heeft het laatste en meest uitvoerige hersteladvies uitgebracht en daarin de bevindingen van Van Luijk en ABT betrokken. [gedaagde partij] is niet bereid tot dit deugdelijk herstel zodat zij in verzuim is, aldus [eisende partij ] . [eisende partij ] vordert daarom naast schadevergoeding kort gezegd nakoming door herstel van de natuurstenen tegelvloer door deze volledig te verwijderen en na het egaliseren van de dekvloer de natuurstenen vloer opnieuw aan te brengen voorzien van dilataties en met een doorlopende lijmlaag.
3.3.
[gedaagde partij] voert verweer. Zij is van mening dat zij niet (volledig) aansprakelijk is en niet kan worden veroordeeld om het door [eisende partij ] gewenste herstel volledig zelf op zich te nemen. Volgens [gedaagde partij] heeft zij [aannemer] gevraagd de vloer lager te smeren, niet om die dunner te maken. [gedaagde partij] meent dat zij er vanuit mocht gaan dat [aannemer] een deugdelijke dekvloer zou realiseren. Er was geen reden tot zorg zodat [gedaagde partij] haar zorg- of waarschuwingsplicht niet heeft geschonden. Er bestaat geen causaal verband tussen het vermeend handelen en/of nalaten van [gedaagde partij] en de problemen van [eisende partij ] met de natuurstenen vloer. De oorzaak van de gebreken in de vloer is gelegen in de gebrekkige dekvloer, het in strijd met het stookprotocol aanzetten van de vloerverwarming kort na het leggen van de vloer en het te zwaar belasten van de vloer met doorkijkhaard en keuken. Hoewel [gedaagde partij] aanwezig was bij het onderzoek van IACT en zij heeft mogen reageren op het concept advies, was [gedaagde partij] geen partij bij het bindend advies en is zij niet aan het technische oordeel van IACT gebonden. Bovendien is [gedaagde partij] het niet eens met het advies van IACT . Herstel op minder ingrijpende wijze is mogelijk. [gedaagde partij] verwijst daarbij naar de aanvullende rapportage van Van Luijk van 17 september 2022 (plaatselijk herstel). Het aanbod tot dit herstel wordt door [eisende partij ] ten onrechte afgeslagen. Verder meent [gedaagde partij] dat de wijze van herstel haar vrij staat en dat [eisende partij ] haar niet kan voorschrijven welke hulppersonen [gedaagde partij] daarbij inschakelt. Ook gaat [eisende partij ] bij de gevorderde schadevergoeding voorbij aan zijn eigen schadebeperkingsplicht. Zo is opslagruimte bij Shurguard goedkoper en de wens van vervangende, vergelijkbare woonruimte leidt tot onnodig hoge kosten. Verder bestaat voor vergoeding van de kosten van een bouwbegeleider geen grondslag.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Partijen hebben een overeenkomst van aanneming van werk gesloten tot het leggen van een natuurstenen vloer. Tussen partijen is niet in geschil dat de natuurstenen vloer niet voldoet aan dat wat zij zijn overeengekomen. De tegelvloer vertoont gebreken bestaande uit scheurvorming in voegen en tegels, loszittende tegels en omhoogkomende voegen. Verder zijn bij het (alsnog) aanbrengen van dilataties in de tegelvloer de randen van diverse tegels beschadigd.
4.2.
De vraag is voor wiens rekening de gebreken komen. Partijen verschillen bij beantwoording van die vraag van mening over de schade-oorzaak. Volgens [eisende partij ] zijn de gebreken met name het gevolg van de ondeugdelijke, onderliggende dekvloer (deels te dun en overal ontbreken van dilataties) en de wijze waarop de natuurstenen tegelvloer daarop is aangebracht (verkeerde lijmmethode gelet op de ondergrond). [gedaagde partij] had die ondeugdelijkheid vóór het leggen van de natuurstenen vloer moeten constateren en daarvoor had moeten waarschuwen. Ook had zij haar werkwijze (qua verlijming) moeten aanpassen aan de dekvloer. Omdat [gedaagde partij] dat niet heeft gedaan, komen de gebreken aan de natuurstenen vloer voor haar rekening en risico en is zij gehouden de overeenkomst na te komen in de vorm van herstel (artikel 3:296 BW), alsmede de (gevolg)schade te vergoeden (artikel 6:74 BW), al dan niet in natura. [gedaagde partij] meent dat zij niet aansprakelijk is voor de problemen met de natuurtenen vloer omdat geen causaal verband bestaat tussen haar vermeend handelen en/of nalaten en de problemen van [eisende partij ] met de vloer. De onderliggende gebrekkige dekvloer is niet door haar gelegd en de gebreken aan de natuurstenen vloer zijn mede veroorzaakt door [eisende partij ] door het niet volgen van een stookprotocol (vloerverwarming te vroeg en/of te hoog aangezet) en door te hoge belasting.
Deskundigenrapporten en schade-oorzaak
4.3.
Ter beantwoording van de vraag wat de oorzaak is van de gebreken, hebben partijen diverse deskundigen ingeschakeld. [eisende partij ] baseert zich op het rapport van IACT dat als bindend advies is uitgebracht in een geschil tussen [eisende partij ] en [aannemer] . Het is juist dat [gedaagde partij] niet - uit hoofde van een bindend advies - is gebonden aan het (technische) oordeel van IACT omdat [gedaagde partij] bij dit bindend advies geen partij was. Dit neemt echter niet weg dat de rechtbank het rapport van IACT - net als de rapporten van ABT , Technocentrum Vloeren en Van Luijk , op welk laatste rapport [gedaagde partij] zich beroept - als rapport van een partijdeskundige in de verdere beoordeling kan betrekken. Daarbij merkt de rechtbank op dat [gedaagde partij] bij de inspectie door IACT aanwezig is geweest, dat zij heeft gereageerd op het conceptrapport van IACT en dat IACT die reactie bij het opstellen van het eindrapport heeft meegenomen. Voor zover [gedaagde partij] inhoudelijk kritiek heeft op het rapport van IACT omdat herhaaldelijk het woord ‘verlijming’ wordt gebruikt waar het zou gaan om ‘vermetseld’ en ‘tegels’ in plaats van ‘natuursteen’, gaat de rechtbank daaraan voorbij. Ook Van Luijk gebruikt deze termen in zijn rapport. Het is niet gesteld of gebleken dat door het gebruik van voormelde termen onduidelijkheid bestaat over de conclusies van de partijdeskundige of dat deze conclusie onjuist zijn. Gelet hierop zal de rechtbank alle door partijen ingebrachte rapporten bij de beoordeling betrekken en ziet de rechtbank geen aanleiding om het rapport van partijdeskundige IACT buiten beschouwing te laten.
Ondeugdelijke dekvloer
4.4.
Uit de rapporten van de partijdeskundigen - behoudens het rapport van Technocentrum Vloeren die zich er niet over heeft uitgelaten - blijkt dat zij het erover eens zijn dat de onderliggende dekvloer niet voldoet aan de richtlijnen. De dekvloer is kort gezegd niet dik genoeg en dilataties ontbreken. Volgens Van Luijk is de ondeugdelijke dekvloer de belangrijkste reden dat de natuurstenen vloer gebreken vertoont en volgen ABT is door de ondeugdelijke dekvloer schade te verwachten, zeker in geval van harde vloerafwerking zoals natuursteen. Ook uit het rapport van IACT volgt dat de gerealiseerde dikte en buigsterkte van de dekvloer tot problemen heeft geleid en op die dekvloer geen voldoende stijve en buigsterke afwerking is aangebracht.
4.5.
Gelet hierop staat in ieder geval vast dat de ondeugdelijke dekvloer schade aan de tegelvloer veroorzaakt.
Niet volgen stookprotocol
4.6.
[gedaagde partij] betoogt onder verwijzing naar het rapport van partijdeskundige Van Luijk dat de problemen met de tegelvloer (mede) zijn ontstaan door aan [eisende partij ] toe te schrijven handelen. Zo zou de vloerverwarming te vroeg en/of te hoog zijn aangezet.
betwist dit onder verwijzing naar een verklaring van installateur [installatiebedrijf] en de bevinding van IACT dat het type gebreken niet past bij schade als gevolg van het niet volgen van een opstookprotocol.
4.7.
De rechtbank overweegt als volgt. Van Luijk baseert zijn conclusie dat de natuurstenen vloer door plotselinge opwarming en afkoeling in maart flink is gaan uitzetten slechts op een eenzijdige verklaring van [gedaagde partij] . [gedaagde partij] zou kort na het leggen van de natuurstenen tegelvloer hebben geconstateerd dat een cv-monteur aan een defect werkte waarbij de vloerverwarming zou zijn aangezet. Dit wordt echter ontkend door de desbetreffende installateur [installatiebedrijf] . Die schrijft in haar e-mail van 19 september 2019 dat het ging om een storing in de cv-ketel met een vastzittende circulatiepomp maar dat dit niets te maken heeft met de warmtetemperatuur in de vloer en dat daarbij de vloerverwarming niet is opgestookt. [gedaagde partij] betoogt vervolgens dat voor de oplevering van de woning in maart 51m
3gas is verbruikt, wat kan duiden op ondeugdelijk functioneren van de vloerverwarming. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [eisende partij ] echter toegelicht dat de gashaarden zijn aangezet om het vocht van het stucwerk uit de woning te krijgen. Volgens [eisende partij ] is de pomp van de vloerverwarming pas in mei 2019 aangezet en toen waren er al klachten. Deze toelichting van [eisende partij ] heeft [gedaagde partij] niet weersproken. Daarmee komt niet vast te staan dat de vloerverwarming te vroeg en te hoog is aangezet en (mede) oorzaak is van de gebreken aan de natuurstenen vloer.
4.8.
Voor zover [gedaagde partij] op basis van het rapport van Van Luijk stelt dat de watertemperatuur (in de buizen van de vloerverwarming) te hoog was (ingesteld), overweegt de rechtbank als volgt. Ook hier baseert Van Luijk zich op een eenzijdige verklaring van [gedaagde partij] die in oktober 2019 zou hebben geconstateerd dat de watertemperatuur hoger dan 35oC was ingesteld. Volgens Van Luijk mag de temperatuur van de vloerverwarmingsbuizen nooit boven de 35oC komen omdat bij hogere temperaturen uitzettingsverschillen tussen de natuursteen en de dekvloer te veel toenemen. Dit verschil zou kunnen zorgen voor scheuren in de voegen, de vloertegels, of losraken van de vloertegels, aldus Van Luijk . IACT heeft hierop navraag gedaan bij [installatiebedrijf] . [installatiebedrijf] bericht dat in het appartement een zogenaamde lage temperatuurverwarming (LTV) is toegepast. De thermostaatkraan van de vloerverwarmingsverdeler kan worden ingesteld tussen de 20 en 38oC. Hoewel het dus mogelijk is dat de temperatuur iets hoger was ingesteld dan 35oC, is het volgens IACT maar zeer de vraag in hoeverre het laagtemperatuursysteem voegschade tot gevolg heeft. Indien voegschade optreedt door thermische werking blijft het de vraag in hoeverre deze het gevolg is van het niet dilateren van de tegelvloer en van de niet continue lijmlaag onder de tegels. Het opstuiken van tegels zal niet plaatsvinden door het warm stoken van de tegelvloer, aldus steeds IACT . Ook dit is door Van Luijk en [gedaagde partij] niet voldoende weersproken. Daarmee komt niet vast te staan dat de watertemperatuur van de vloerverwarming (mede) oorzaak is van de gebreken aan de natuurstenen vloer.
Te zware belasting
4.9.
[gedaagde partij] betoogt verder onder verwijzing naar het rapport van partijdeskundige Van Luijk dat de problemen met de tegelvloer (mede) zijn ontstaan door handelen van [eisende partij ] in die zin dat de vloer te zwaar is belast met onder meer een doorkijkhaard en een complete keuken. [1] [eisende partij ] betwist dit en voert onder andere aan dat de keuken in delen is geplaatst en dat het plaatsen van zware voorwerpen zoals een piano of een biljart onder normaal gebruik van een vloer zou moeten vallen. Hierin kan de rechtbank [eisende partij ] volgen. Het rapport van Van Luijk is op het punt van de belasting niet consistent. Van Luijk constateert immers dat ook het schuren van de vloer door [gedaagde partij] schade kan hebben opgeleverd gezien de zwakke dekvloer terwijl het schuren van de een natuurstenen vloer normaal geen schade oplevert. Gelet hierop ziet de rechtbank niet waarom de zwakke dekvloer niet ook het onderliggende probleem is bij het inhuizen en plaatsen van zware voorwerpen.
4.10.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, is nader onderzoek door een door de rechtbank te benoemen deskundige niet nodig en staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat de gebreken aan de natuurstenenvloer worden veroorzaakt door de onderliggende gebrekkige dekvloer en de wijze waarop [gedaagde partij] daarmee is omgegaan bij het aanbrengen van de natuurstenen vloer. De vraag is of [gedaagde partij] daarvoor aansprakelijk is.
Aansprakelijkheid [gedaagde partij]
4.11.
Vast staat dat de gebrekkige dekvloer door [aannemer] is aangebracht. [aannemer] heeft het appartement op 28 januari 2019 aan [eisende partij ] opgeleverd. Daarmee is de gebrekkige dekvloer een zaak van [eisende partij ] geworden. Omdat de gebrekkige dekvloer aan de basis ligt van de gebreken aan de natuurstenen vloer, komen de gevolgen daarvan op grond van artikel 7:760 lid 2 BW in beginsel voor rekening van [eisende partij ] als opdrachtgever, ongeacht of hij schuld heeft aan de gebreken. Op grond van voormeld artikel geldt deze risicoregel echter alleen voor zover de aannemer niet zijn waarschuwingsplicht (van artikel 7:754 BW) heeft geschonden of anderszins met betrekking tot de gebreken of ongeschiktheid is tekort geschoten in de deskundigheid die van hem mocht worden verwacht of in de onder de omstandigheden van het geval van hem te vergen zorgvuldigheid.
4.12.
[eisende partij ] stelt dat [gedaagde partij] ten aanzien van de dekvloer haar waarschuwingsplicht heeft geschonden. [gedaagde partij] betoogt dat op haar geen waarschuwingsplicht rust omdat zij erop mocht vertrouwen dat [aannemer] een deugdelijke dekvloer zou realiseren. Op grond van artikel 150 Rv rust op [gedaagde partij] de bewijslast ter zake van de inachtneming van de vereiste deskundigheid en zorgvuldigheid.
4.13.
De rechtbank overweegt als volgt. Het is niet in geschil dat [gedaagde partij] regelmatig (als onderaannemer) samenwerkte met aannemer [aannemer] . Gelet op deze eerdere samenwerking kon [gedaagde partij] rechtstreeks met [aannemer] overleggen of het mogelijk was bij het leggen van de dekvloer rekening te houden met de hoogte van de vloerafwerking (de dikte van de natuurstenen vloer inclusief lijmlaag) zodat de vloerafwerking egaal, dus zonder hoogteverschillen, en op het meterpeil kon worden aangebracht. Dat [gedaagde partij] vooraf niet beschikte over de technische omschrijving van de bouw is niet relevant. Als professioneel tegelzetter moet [gedaagde partij] weten aan welke kwaliteiten de ondervloer dient te voldoen voor het deugdelijk leggen van een tegelvloer als de onderhavige en bovendien had zij die technische omschrijving kunnen opvragen. Omdat de betonvloer waarop de dekvloer door [aannemer] zou worden aangebracht reeds aanwezig was, had [gedaagde partij] als professioneel tegelzetter moeten realiseren dat de dekvloer door haar verzoek lager en dunner zou kunnen worden. [gedaagde partij] had in dat kader bij [aannemer] moeten informeren over de dikte van de dekvloer en de tot het meterpeil resterende ruimte voor de vloerafwerking. Zij kan zich jegens [eisende partij ] niet beroepen op een eventuele waarschuwingsplicht van [aannemer] . Gelet op de korte lijntjes tussen [gedaagde partij] en [aannemer] , had van [gedaagde partij] mogen worden verwacht dat zij met [aannemer] zou bespreken of de dekvloer dik en sterk genoeg zou zijn voor het aanbrengen van de met [eisende partij ] overeengekomen tegelvloer. Dat [gedaagde partij] van mening is dat [aannemer] een fout heeft gemaakt, kan zij [eisende partij ] in onderhavige zaak niet tegenwerpen.
4.14.
Daarnaast had [gedaagde partij] als professioneel tegelzetter moeten constateren dat in de dekvloer geen dilataties waren aangebracht. Bovendien, toen kort na het storten van de dekvloer geconstateerd werd dat deze bij de voordeur ‘te hoog’ was aangelegd en bij het deels verlagen van de dekvloer leidingen van de vloerverwarming zichtbaar werden, had [gedaagde partij] moeten realiseren dat de dekvloer niet geschikt zou zijn om de overeengekomen afwerking aan te brengen. [gedaagde partij] had [eisende partij ] dan ook moeten waarschuwen voor de ongeschiktheid van de dekvloer (artikel 7:754 BW). Zo zou [eisende partij ] in de gelegenheid zijn geweest om voor het leggen van de natuurstenen vloer maatregelen te treffen ter voorkoming van schadelijke gevolgen, bijvoorbeeld door [aannemer] aan te spreken op de gebrekkige dekvloer. Omdat [gedaagde partij] [eisende partij ] niet heeft gewaarschuwd terwijl zij dit gelet op voormelde omstandigheden wel had moeten doen, komen de gevolgen van de gebrekkige dekvloer, te weten de gebrekkige natuurstenen vloer, gelet op artikel 7:760 lid 2 BW dus voor haar rekening en risico. Daar komt nog bij dat [gedaagde partij] kennelijk een (gelet op deze dekvloer) ongeschikte lijmtechniek is toegepast, zo blijkt uit het IACT -rapport.
4.15.
Dit betekent dat [gedaagde partij] aansprakelijk is voor de gebreken aan de natuurstenen vloer. De gevraagde verklaring voor recht dat [gedaagde partij] is tekortgeschoten in de nakoming van de met [eisende partij ] gesloten overeenkomst, wordt daarom toegewezen. [gedaagde partij] is gehouden tot herstel. Partijen verschillen ook van mening over het antwoord op de vraag wat goed en deugdelijk herstel inhoudt.
Deugdelijk herstel
4.16.
[eisende partij ] vordert herstel conform het rapport IACT (blz. 41 1e en 2e alinea onder ‘
46. t/m 52.’) waarbij, kort gezegd, de gehele natuurstenen vloer wordt vervangen en hertelwerkzaamheden aan de onderliggende dekvloer moeten worden uitgevoerd waarbij het volgens IACT de vraag is in hoeverre de dekvloer onbeschadigd blijft bij uitname van de tegelvloer (tegel plus lijmlaag). [2] [gedaagde partij] meent dat minder ingrijpend herstel mogelijk is door het plaatselijk vervangen van tegels waarbij [gedaagde partij] aansluiting zoekt bij de rapporten van Van Luijk . Hoewel Van Luijk veel afwegingen van IACT zonder meer kan begrijpen vindt Van Luijk het onbegrijpelijk dat de verantwoordelijkheden van [aannemer] bij het aanbrengen van de dekvloer worden ontkend, ten laste van [gedaagde partij] . De door IACT voorgestelde verhouding 90% tegelzetter en 10% aannemer komt Van Luijk ridicuul en onrechtvaardig over. [3]
4.17.
De rechtbank overweegt als volgt. Volgens IACT is het mogelijk om met de juiste methode van verlijming op de ondeugdelijke dekvloer een natuurstenen vloer aan te brengen die voldoet aan de tussen partijen gesloten overeenkomst. [gedaagde partij] betwist de door IACT voorgestelde wijze van herstel niet voldoende gemotiveerd. Dat Van Luijk zich niet kan vinden in de verdeling van de aansprakelijkheid [4] , is daartoe niet voldoende. Dit is immers een juridisch oordeel, dat is voorbehouden aan de rechtbank. Bovendien schrijft Van Luijk dat hij veel afwegingen van IACT zonder meer kan begrijpen. De rechtbank ziet, eigenlijk net als partijen [5] , ook wat betreft de methode van herstel geen aanleiding om (nog) een deskundige te benoemen en zal herstel conform het rapport van IACT opdragen. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat [aannemer] bereid is een aantal benodigde werkzaamheden aan de onderliggende dekvloer te verrichten [6] .
4.18.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen wordt ook het gevorderde herstel van de vloer toegewezen, als hierna bepaald. [gedaagde partij] voert weliswaar aan dat zij niet kan garanderen dat herstel binnen de gevorderde vier maanden kan worden uitgevoerd (gelet op drukte en langere levertijden van materialen in de bouw), maar zij stelt niet binnen welke termijn zij wel kan herstellen [7] . Omdat de rechtbank geen aanknopingspunten heeft te bepalen welke termijn redelijk zou zijn, wordt de gevorderde termijn van vier maanden toegewezen. Voor toewijzing van de gevorderde dwangsom ziet de rechtbank op dit moment echter geen aanleiding. Hoewel partijen van mening verschilden over de wijze van herstel, is niet gebleken dat [gedaagde partij] herstel zal weigeren.
Omvang (gevolg)schade onduidelijk; verwijzing naar schadestaat
4.19.
Tot slot verschillen partijen van mening over de vraag of [gedaagde partij] naast herstel aansprakelijk is voor vergoeding van (gevolg)schade, al dan niet in natura.
[eisende partij ] stelt dat hij schade lijdt omdat hij voor herstel van de vloer tijdelijk moet verhuizen en er overige herstelkosten zijn. [eisende partij ] vordert (onder II.) vergoeding van die schade en (onder V.) dat de rechtbank [gedaagde partij] gebiedt om de tijdelijke verhuizing en het overige herstelwerk (stuc-, schilder-, behang- en sauswerk) te coördineren en de opdracht daarvoor onder te brengen bij de leveranciers van [eisende partij ] . Daarbij overlegt [eisende partij ] een lijst van zijn leveranciers.
[gedaagde partij] menen dat [eisende partij ] voorbij gaat aan zijn eigen schadebeperkingsplicht.
4.20.
De rechtbank acht het aannemelijk dat [eisende partij ] schade lijdt en/of zal lijden als gevolg van het toerekenbare tekortschieten van [gedaagde partij] . Dat uit het herstel van de vloer schade voortvloeit lijkt duidelijk nu onweersproken vast staat dat de haarden, keuken etc. moeten worden gedemonteerd om de gehele tegelvloer te kunnen herstellen. Ook zal [eisende partij ] zich geconfronteerd zien met opslagkosten, kosten voor terugplaatsing en kosten voor tijdelijke, vervangende woonruimte. Het gaat hier om toekomstige kosten veroorzaakt door de tekortkomingen van [gedaagde partij] zodat deze door [gedaagde partij] vergoed moeten worden.
4.21.
Zoals gezegd vordert [eisende partij ] vordert zowel schadevergoeding als schadevergoeding anders dan in geld. Op grond van artikel 6:103 BW is de hoofdregel dat schadevergoeding in geld wordt voldaan. In uitzondering daarop kan op vordering van de benadeelde schadevergoeding in andere vorm dan betaling van een geldsom worden toegekend (artikel 6:102 BW, 2e volzin). [eisende partij ] heeft echter op geen enkele wijze onderbouwd waarom die uitzondering op de hoofdregel in dit geval zou moeten opgaan. Sterker nog, in de dagvaarding [8] stelt [eisende partij ] dat de kosten gevolgschade zijn die voor vergoeding in aanmerking komen en vraag hij veroordeling van [gedaagde partij] in die kosten. De rechtbank heeft dan ook geen aanknopingspunten op grond waarvan vergoeding in natura in dit geval meer passend zou zijn dan een vergoeding in geld. De rechtbank voorziet juist problemen omdat [eisende partij ] eraan hecht dat (de)montage van nagelvaste zaken en de afwerking van het appartement door zijn leveranciers wordt verricht [9] terwijl [gedaagde partij] meent dat de wijze van herstel haar vrij staat en [eisende partij ] haar niet kan voorschrijven wie zij als hulppersonen inschakelt. Nu [eisende partij ] belang hecht aan het inschakelen van zijn eigen leveranciers zal de gevorderde vergoeding in geld worden toegewezen.
4.22.
Omdat het gaat om toekomstige kosten is de rechtbank nu niet in staat de toekomstige (gevolg)schade te begroten of schatten. Ditzelfde geldt voor de door [eisende partij ] gevorderde vergoeding van buitengerechtelijke kosten waarvan de hoogte afhankelijk is van de uiteindelijke schadevergoeding. De rechtbank zal daarom [gedaagde partij] veroordelen tot vergoeding van de schade, op te maken bij staat (artikel 612 Rv). Om redenen van doelmatigheid ziet de rechtbank aanleiding de vordering van [eisende partij ] ten aanzien van de kosten voor inschakeling van deskundigen ( ABT en IACT ) eveneens in de schadevergoeding op te maken bij staat te betrekken. Verder merkt de rechtbank op dat [eisende partij ] vanzelfsprekend is gehouden de schade te beperken voor zover dit redelijkerwijs van hem verlangd kan worden. Indien [eisende partij ] daaraan niet voldoet kan dit tot gevolg hebben dat de vergoedingsplicht op grond van artikel 6:101 BW wordt verminderd. Dit zal verder in de schadestaat procedure worden beoordeeld. Om in een schadestaatprocedure te komen tot de vaststelling van de schadevergoeding die [gedaagde partij] aan [eisende partij ] verschuldigd is, zal nog geruime tijd in beslag nemen en aanzienlijke kosten meebrengen. De rechtbank geeft partijen in overweging om daarover in onderling overleg tot een regeling te komen.
4.23.
Het door [eisende partij ] gevorderde voorschot van € 25.000,00 op de schadevergoeding is door hem op geen enkele wijze onderbouwd en wordt afgewezen.
Proceskosten
4.24.
[gedaagde partij] is de partij die ongelijk krijgt en zij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van [eisende partij ] als volgt vastgesteld:
- kosten van de dagvaarding
125,03
- griffierecht
1.301,00
- salaris advocaat
1.196,00
(2,00 punten × € 598,00)
Totaal
2.622,03
4.25.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
verklaart voor recht dat [gedaagde partij] is tekortgeschoten in de nakoming van de met [eisende partij ] gesloten overeenkomst tot het leggen van een natuurstenen (tegel)vloer,
5.2.
verklaart voor recht dat [gedaagde partij] aansprakelijk is voor de schade die door [eisende partij ] is geleden en eventueel nog zal worden geleden als gevolg van de tekortkoming genoemd onder 5.1.,
5.3.
veroordeelt [gedaagde partij] tot vergoeding aan [eisende partij ] van die schade, nader op te maken bij staat,
5.4.
veroordeelt [gedaagde partij] om binnen vier maanden na dit vonnis de natuurstenen (tegel)vloer in het appartement van [eisende partij ] in overleg met [aannemer] te herstellen conform het hersteladvies van IACT zoals vermeld op pagina 41 van productie 20 bij de dagvaarding en geciteerd in randnummer 84 van de dagvaarding, met hetzelfde type, soort, afmeting, kwaliteit en kleur Botticino natuursteen dat eerder is gebruikt,
5.5.
veroordeelt [gedaagde partij] in de proceskosten, aan de zijde van [eisende partij ] tot dit vonnis vastgesteld op € 2.622,03, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na betekening van deze uitspraak tot de dag van volledige betaling,
5.6.
veroordeelt [gedaagde partij] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 173,00 aan salaris advocaat,
- te vermeerderen met € 90,00 aan salaris advocaat en met de explootkosten als [gedaagde partij] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden,
- en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.7.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.8.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Boerwinkel en in het openbaar uitgesproken op
14 juni 2023.

Voetnoten

1.Conclusie van antwoord 38
2.Dagvaarding, productie 20 blz. 27 en blz. 34
3.Conclusie van antwoord, productie 31 blz. 8 en 9
4.Conclusie van antwoord, productie 31
5.Dagvaarding 125 + conclusie van antwoord 58
6.Dagvaarding, productie 20 blz. 41 de vier gedachtestreepjes onder 46. t/m 52.
7.Conclusie van antwoord 59
8.Dagvaarding 100 t/m 103
9.Dagvaarding 101