In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Gelderland op 14 juni 2023 uitspraak gedaan in een kort geding over de ontruiming van een woning. De eiser, [eiser], had een huurovereenkomst met de gedaagden, [gedaagde c.s.], die eindigde op 30 juni 2023. Eiser had de huur opgezegd met de mededeling dat hij de woning zelf nodig had, zoals vastgelegd in de huurovereenkomst. De gedaagden betwistten echter de noodzaak van de ontruiming en stelden dat eiser de woning niet zelf wilde betrekken, maar deze wilde verkopen.
De kantonrechter oordeelde dat de vordering tot ontruiming niet kon worden toegewezen. De rechter benadrukte dat een ontruiming een ingrijpende maatregel is die grote gevolgen heeft voor de huurder. Eiser had onvoldoende bewijs geleverd dat hij de woning daadwerkelijk zelf wilde betrekken. De enkele stelling dat hij de woning zelf nodig had, was niet voldoende, vooral gezien het feit dat hij over een eigen woning beschikte en geen financiële onderbouwing had gegeven voor zijn stelling dat hij moest verhuizen.
Daarom werd de vordering van eiser afgewezen en werd hij veroordeeld in de proceskosten van de gedaagden, die op € 793,00 werden vastgesteld. Deze uitspraak benadrukt de terughoudendheid die in kort gedingprocedures moet worden betracht, vooral bij vorderingen die de huurbescherming van huurders kunnen aantasten.